Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:150

Zaaknummer

14-09

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat van de wederpartij. Hoewel verweerster er verstandig aan had gedaan voor het door haar gevoerde verweer wat voorzichtiger bewoordingen te kiezen heeft zij gezien de grote mate van vrijheid, die haar volgens vaste jurisprudentie van het hof van discipline toekomt als advocaat van de wederpartij, de grenzen van het in tuchtrechtelijk opzicht toelaatbare niet overschreden.

Uitspraak

Beslissing van 26 mei 2014

in de zaak 14-09

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 21 januari 2014 met kenmerk RvT 13-0187/LB/sd, door de raad ontvangen op 22 januari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 31 maart 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de brief van 21 januari 2014 van de deken en van de stukken die staan vermeld op de inventarislijst die is gevoegd bij deze brief. Ook heeft de raad kennisgenomen van de brief van de deken van 31 januari 2014, die de raad op 3 februari 2014 heeft ontvangen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerster behartigt de belangen van de (ex-)echtgenote van klager in de echtscheidingsprocedure waarbij klager de andere partij is. Klager wordt in deze procedure bijgestaan door een eigen advocaat. De echtscheidingsprocedure was in behandeling bij de rechtbank in het arrondissement Rotterdam, locatie Dordrecht. Op 11 april 2013 heeft een mondelinge behandeling bij deze rechtbank plaatsgevonden. De rechter heeft klager in de gelegenheid gesteld na afloop van de mondelinge behandeling  aanvullende stukken over te leggen waarna verweerster in de gelegenheid was om namens haar cliënte op deze stukken te reageren. De klacht heeft betrekking op de wijze waarop verweerster dit bij brief van 22 mei 2013 heeft gedaan.

2.3    Verweerster heeft in haar brief van 22 mei 2013 onder meer het volgende geschreven:

in verband met klachtonderdeel a

op pagina 1

‘De man heeft overigens ter zitting erkend dat hij draagkracht heeft voor het voldoen van kosten voor de kinderen van (in ieder geval)

€ 750,- per maand.’

op pagina 7

‘De man heeft ter zitting immers erkend dat hij in ieder geval draagkracht heeft voor het betalen van kosten voor kinderen ter hoogte van € 750,-, terwijl hij tot op heden geen enkel bedrag aan de vrouw betaalt voor kosten van opvoeding en verzorging van de dochter.’

in verband met klachtonderdeel b

op pagina 2 en 3

‘In dit jaar (bedoeld is 2011, het jaar dat klager en zijn ex-echtgenote feitelijk uiteen zijn gegaan) is de rekening onder beheer van de man van € 119.761,63 naar € 1,97 teruggebracht. Nu de man weigert om inzicht te geven in de mutaties op deze rekening is niet vast te stellen op welk moment het saldo is opgenomen of overgeschreven.’

‘Wel degelijk is het bedrag van € 119.759,66 van de rekening verdwenen. De man weigert expliciet om hier verantwoording over af te leggen. Hij kan hiervoor maar één reden hebben, en dat is het achterhouden van dit bedrag voor zichzelf.’

‘Het kan niet anders dan dat de € 119.759,66 nog in zijn bezit is; contant of elders op een rekening.’

‘In redelijkheid kan dat niet tot de onwenselijke uitkomst leiden dat dit de man de gelegenheid biedt om € 119.759,66 achter te houden.’

in verband met klachtonderdeel c

pagina 4

‘ Productie 14 van de man betreft een schrijven van 28 oktober 2011 van PGGM waarin de polisvoorwaarden worden beschreven; een niet ondertekend schrijven van de man zelf aan PGGM over een gestelde opzegging en deel van de polis uit 2003. Uit niets blijkt dat het schrijven van de man aan PGGM om op te zeggen daadwerkelijk is verzonden en dat daadwerkelijk is opgezegd. Verder blijkt uit niets of sprake is van uitkering van een eventueel waardeopbouw uit deze verzekering. De man dient stukken in te brengen.’

in verband met klachtonderdeel d

op pagina 4

‘De man stelt dat de door de vrouw genoemde Delta Lloyd polisnummer geen polisnummer maar een bankrekeningnummer is. De man stelt dat het om twee rekeningen gaat genaamd Ohra maandspaarrekening [nr.    ] en maandspaarrekening [nr. ….]. De man onderbouwt zijn stelling geenszins. De vrouw betwist bij gebrek aan wetenschap en onderbouwing de stelling van de man.’

op pagina 5

‘Ohra kruidvat maandspaarrekening [nr. ….], saldo peildatum € 1.463,53 akkoord, Ohra maandsparen [nr. ….], saldo peildatum € 3.435,30 akkoord.’

in verband met klachtonderdeel e en f

op pagina 6

‘Primair; aanvullingen buiten beschouwing laten.

Subsidiair; ter zitting heeft de man expliciet geweigerd om inzage te geven in de procedure tegen de Goudse Verzekeringen. Het is de man zelf geweest (en zijn raadsvrouwe) die ter zitting hebben aangegeven dat de procedure tegen de Goudse is afgerond en dat de vraag die in de procedure centraal heeft gestaan de vraag is of het door Centraal Beheer Achmea uitgekeerde bedrag een sommenverzekering betreft of een uitkering wegens gederfde inkomsten.’

‘De man heeft, zoals reeds opgemerkt, ook nu geen stukken overgelegd waaruit de inhoud en de uitkomst van de tegen de Goudse gevoerde procedure blijkt, ondanks het verzoek van de vrouw hiertoe. De man heeft daartoe ter zitting gesteld dat de uitkering van de Goudse immateriële schade betreft, dat dit dus aan hem verknocht is en hij aldus geen inzage hoeft te geven. De redenatie van de man is de wereld op zijn kop. Zo de man meent dat bedragen aan hem verknocht zijn, dient hij dit aan te tonen. Zo hij dit niet aantoont, is het niet verkocht.’

De vrouw kan niet anders dan constateren dat de man ook op dit punt bestanddelen van de gemeenschap achterhoudt. Opnieuw wijst de vrouw op artikel 3:194BW; een deelgenoot die opzettelijk tot de gemeenschap behorende goederen verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt, verbeurt zijn aandeel in die goederen aan de andere deelgenoten. De vrouw verzoekt uw rechtbank aldus om te oordelen dat de man zijn aandeel in de vergoeding van de Goudse aan haar heeft verbeurd.’

‘Om inzicht te kunnen krijgen in de hoogte hiervan, verzoekt de vrouw uw rechtbank gezien de expliciete weigering van de man om dit bestanddeel in te brengen, om hem te veroordelen de uitkomst van de procedure tegen de Goudse aan haar ter hand te stellen, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat de man na betekening van de in deze te wijzen beschikking in gebreke blijft hieraan te voldoen, dan wel bij gebrek aan wetenschap de uitkomst van de procedure tegen de Goudse te bepalen op

€ 150.000,-- en de man te veroordelen dit bedrag aan de vrouw te voldoen.’

in verband met klachtonderdeel g

op pagina 5

‘Verantwoording € 20.000,--

De vrouw verbaast zich erover dat de man aan de ene kant expliciet weigert om inzicht te geven in de verdwijning van afgerond

€ 120.000,- op de Aegon Eigen Stijl rekening waarover hij het beheer voert, en aan de andere kant schaamteloos vraagt om verantwoording van door hem zelf op de rekening van de vrouw overgemaakte bedragen voor haar verhuizing, ruim voor de peildatum.’

2.4    In punt 2.8.54 op pagina 16 van de beschikking van de rechtbank van 13 augustus 2013 wordt het volgende gesteld: ‘Voorts stelt de vrouw dat de procedure tegen de Goudse nog niet is afgerond zodat verknochtheid nog niet kan worden vastgesteld. De vrouw verzoekt de man te veroordelen stukken over te leggen om inzicht te verschaffen in de hoogte en wijze van opbouw van nog lopende letselschadeclaim en de man te veroordelen om de helft van de uiteindelijke waarde hiervan aan de vrouw te vergoeding ter gelegenheid van de uitbetaling door de Goudse.’

2.5    Bij Centraal Beheer Achmea was klager verzekerd tegen salarisderving in geval van een ongeval.

2.6    Klager heeft in december 1999 een dienstongeval gehad. Degene die aansprakelijk was voor dit ongeval was verzekerd bij de Goudse Verzekeringen.

2.7    Blijkens de Polis Nabestaanden Maatman bij PGGM met het polisnummer [nr. ….] was klager verzekeringnemer en tevens begunstigde partner en was zijn (ex-)echtgenote de verzekerde van deze polis. Het betrof een overlijdensrisicoverzekering. Blijkens de brief van 16 november 2011 van PGGM aan klager is de polis per 30 november 2011 beëindigd.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a)    heeft gelogen tegen de rechter over uitlatingen van klager ten aanzien van de kinderalimentatie en over de bedragen die klager wel degelijk betaalt voor zijn kinderen

b)    heeft geweigerd juiste en eerlijke bewijsstukken te aanvaarden, die de waarheid kunnen aantonen met betrekking tot een bankrekening

c)    haar werk niet juist uitvoert door te stellen dat klager stukken over een polis zou moeten aanleveren terwijl deze polis niet op zijn naam staat

d)    haar werk doet zonder zaken eerst goed en zorgvuldig uit te zoeken

e)    op een schandelijke wijze gebruik maakt van haar professie om op een in deze tijd totaal niet meer aanvaardbare wijze de declaraties zo hoog mogelijk te houden

f)    stelt dat klager expliciet heeft geweigerd om inzage te geven in de procedure tegen een verzekeringsmaatschappij

g)    het woord ‘schaamteloos’ heeft gebruikt daar waar klager zijn (ex-)echtgenote vraagt verantwoording af te leggen betreffende hetgeen zij heeft gedaan met een door hem aan haar overgemaakt geldbedrag.

3.2    Stellingen van klager ter onderbouwing van zijn klacht, voor zover niet al onder de feiten opgenomen.

3.3    Verweerster stelt zowel schriftelijk als mondeling zaken die niet waar zijn. Hierdoor lopen de kosten van zijn advocaat heel erg op. Zij overschrijdt daarmee de grenzen van het toelaatbare.

3.4    Verweerster heeft aan de rechter geschreven dat klager erkent dat hij tenminste een draagkracht van € 750,- heeft voor het voldoen van kinderalimentatie. Zowel klager als zijn advocaat hebben dit absoluut niet tegen de rechter gezegd.

3.5    Ook heeft verweerster aan de rechter geschreven dat klager tot op heden geen enkel bedrag aan zijn ex-echtgenote betaalt voor de dochter. Dit is een regelrechte leugen. Hij heeft de afgelopen twee jaar ongeveer € 200,- per maand aan zijn dochter uitgegeven.

3.6    Hij weigert absoluut niet om inzage te geven in de rekeningafschriften waaruit de saldi op de verschillende rekeningen blijken. Alle rekeningen die hij en zijn ex-echtgenote hadden en nog steeds hebben zijn en/of rekeningen en zijn ex-echtgenote kan elke mutatie die hij doorvoert volgen. Hij heeft ter zitting op 11 april 2013 uitgelegd dat hij het saldo ad € 119.759,66 heeft overgeschreven omdat de rente op de rekening waarop het geld stond drastisch omlaag was gegaan. Hij heeft de mutaties waaruit één en ander blijkt overgelegd aan verweerster. Hij heeft zelfs zijn belastingopgaven van de afgelopen jaren overgelegd. Dit om aan te tonen dat het spaargeld in 2011 ongeveer gelijk was aan het spaargeld in de jaren daarvoor en daarna. Klager vindt het in dit verband raar dat verweerster aan de rechter heeft geschreven dat zijn belastingopgave buiten beschouwing dient te worden gelaten. De beschuldiging dat hij geld zou hebben achtergehouden vindt hij onnodig grievend.

3.7    De polis bij PGGM staat niet op zijn naam, maar op die van zijn (ex-)echtgenote. Zijn (ex-)echtgenote heeft de polis via haar werk afgesloten. Als verweerster haar werk goed had gedaan had zij kunnen zien dat het een overlijdensrisicoverzekering betrof. Verweerster had zelf onderzoek moeten doen naar de polis.

3.8    Als verweerster de moeite had genomen de internetsite van Delta Lloyd te raadplegen had zij kunnen weten dat de Ohra een handelsnaam van Delta Lloyd is. Hij heeft keurig de bankafschriften aangeleverd van de betreffende rekeningen.

3.9    In verband met de uitkering van Centraal Beheer Achmea heeft hij stukken ter onderbouwing van zijn standpunt overgelegd. Het is voor hem onbegrijpelijk dat verweerster de rechter heeft verzocht de door hem overgelegde bewijsstukken buiten beschouwing te laten. Verweerster had het door hem geleverde bewijs moeten aanvaarden.

3.10    Het is absoluut niet waar dat de zaak tegen de Goudse Verzekeringen is afgerond. Het overschrijdt alle fatsoensgrenzen dat verweerster dit stelt. Er is nog geen enkele procedure gevoerd en daarom kon hij geen stukken betreffende een gevoerde procedure overleggen. Van zijn kant heeft hij helemaal niet geweigerd relevante stukken over te leggen. Verweerster weigert de inhoud van de stukken te aanvaarden en bepleit ten onrechte dat de rechter de stukken buiten beschouwing laat.

3.11    Het gebruik van de term ‘schaamteloos’ is volstrekt misplaatst en onnodig grievend jegens hem.

3.12    Verweerster zoekt naar zaken en haalt zaken door elkaar om een zo hoog mogelijk bedrag te kunnen declareren en zij zoekt ten onrechte zaken niet zelf uit. Daarmee jaagt zij hem op hoge kosten. Hij wenst verweerster aansprakelijk te stellen voor de extra kosten die hij heeft moeten maken.

4    VERWEER

4.1    Met zijn klachten betwist klager ten onrechte het recht van haar cliënte om geschilpunten aan de rechter voor te leggen.

4.2    Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van klager wel degelijk erkend dat klager € 750,- draagkracht heeft op basis van de nieuwe normen voor het vaststellen van de draagkracht voor kinderalimentatie.

4.3    Ondanks de toezegging van verweerder zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt naar welke rekening het bedrag ad

€ 119.759,66 is overgeschreven.

4.4    Omdat klager de verzekeringnemer van de polis bij PGGM was diende hij zijn stellingen te onderbouwen.

4.5    De rekeningen bij Ohra stonden op naam van klager. Daarom diende hij bewijsstukken over te leggen.

4.6    Terecht heeft zij bezwaar gemaakt tegen overlegging door klager van stukken na de mondelinge behandeling omdat hij verder ging dan de opdracht, die hij van de rechtbank had gekregen.

4.7    Haar cliënte is niet op de hoogte van de stand van zaken betreffende de claim tegen de Goudse. Zij heeft namens haar cliënte verzocht klager te veroordelen om inzage te geven.

4.8    Zij voert haar werkzaamheden uit conform de opdracht van haar cliënte en conform haar betaamt.

5    BEOORDELING

5.1    De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster als advocaat van klagers tegenpartij. Voorop staat dat ook naar vaste rechtspraak van het hof van discipline bij de beoordeling van een klacht over het optreden van een advocaat van de tegenpartij van de klager ervan moet worden uitgegaan, dat die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van haar cliënte te behartigen op de wijze, die haar - in overleg met haar cliënte - passend voor komt. Bedoelde vrijheid is echter niet onbeperkt, doch vindt haar beperking onder meer hierin, dat de advocaat geen feiten mag poneren waarvan zij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen. Met betrekking tot genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat verweerster de belangen van haar cliënte dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat haar cliënte haar verschaft en dat zij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Dat in deze zaak sprake is van een uitzonderingsgeval is de raad niet gebleken.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    Verweerster heeft in haar brief van 22 mei 2013 aan de rechtbank geschreven dat klager heeft erkend dat hij draagkracht heeft voor het betalen van de kosten van de kinderen ter hoogte van € 750,-. Klager stelt dat hij noch zijn advocaat dit tegen de rechter hebben gezegd. Het is de taak van klager om zijn stelling te onderbouwen. Omdat klager het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, die op 11 april 2013 heeft plaatsgevonden, niet heeft overgelegd en ook anderszins zijn stelling niet heeft onderbouwd met bescheiden is niet vast komen te staan dat klager en/of zijn advocaat niet hebben erkend dat klager draagkracht heeft ter hoogte van € 750,-. Evenmin is vast komen te staan dat het niet juist is dat klager geen enkel bedrag aan de vrouw heeft betaalt voor de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen. Daarom is klachtonderdeel a ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.3    Vast staat dat klager in het kader van de procedure bij de rechtbank zijn belastingaangiftes heeft overgelegd en dat daaruit blijkt dat zijn vermogen niet substantieel is afgenomen en dat zijn (ex-)echtgenote de mutaties op alle bankrekeningen destijds heeft kunnen volgen omdat de bankrekeningen op beider naam stonden. Daarom lag het niet voor de hand dat verweerster in haar brief aan de rechtbank zou stellen dat klager het bedrag ad € 119.759,66 voor zichzelf wilde achterhouden. Verweerster had er verstandig aan gedaan deze opmerking achterwege te laten omdat het aannemelijk is dat de opmerking niet bevorderlijk is voor de verstandhouding tussen klager en zijn (ex-)echtgenote. Desalniettemin is de raad van oordeel dat verweerster aldus niet de grenzen van de haar toekomende vrijheid bij de behartiging van de belangen van haar cliënte heeft overschreden. Volgens de vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline gaat deze vrijheid namelijk heel ver.

Ad klachtonderdeel c)

5.4    Blijkens de polis Nabestaanden Maatplan was klager de verzekeringnemer van deze polis. Dat betekent dat de polis op zijn naam stond. Omdat klager de verzekeringnemer van de polis was, was het aan hem om aan te tonen of de polis een opgebouwde waarde vertegenwoordigde en of hij deze polis al dan niet had opgezegd ook al was de polis afgesloten via de werkgever van zijn (ex)-echtgenote. Het verwijt dat verweerster haar werk niet juist verricht doordat zij zelf geen onderzoek naar de polis heeft verricht is ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.5    Enerzijds stelt verweerster op pagina 4 van haar brief aan de rechtbank dat de man zijn stelling dat het om twee rekeningen gaat met de nummers [nr. ….] en [nr. ….] en niet om een polisnummer niet heeft onderbouwd. Anderzijds stelt zij op pagina 5 dat zij akkoord gaat met de saldi op de hiervoor genoemde rekeningen. Zulks is niet logisch, maar dat brengt nog niet mee dat verweerster aldus de grenzen van de haar toekomende vrijheid bij de behartiging van de belangen van haar cliënte heeft overschreden. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

5.6    De raad heeft er begrip voor dat het voor klager frustrerend was dat verweerster enerzijds steeds aanvoerde dat klager zijn standpunt niet onderbouwde met stukken terwijl zij anderzijds aan de rechter schrijft dat de bescheiden, die klager heeft overgelegd, buiten beschouwing dienen te worden gelaten.

5.7    Verweerster heeft echter de belangen van haar cliënte mogen behartigen op de wijze waarop zij dat heeft gedaan ook al heeft zij klager daarmee mogelijk op extra kosten gejaagd.

Ad klachtonderdeel f)

5.8    Gezien het feit dat klager zich op het standpunt stelde dat de nog te ontvangen letselschadeuitkering aan hem verknocht is en hij nog geen procedure heeft gevoerd tegen de Goudse Verzekeringen heeft verweerster mogen stellen dat klager expliciet heeft geweigerd om inzage te geven in de procedure tegen de verzekeringsmaatschappij. Dit onderdeel van de klacht mist feitelijke grondslag.

Ad klachtonderdeel g)

5.9    Het gebruik van het woord schaamteloos kan als grievend door klager worden opgevat en verweerster had er verstandig aan gedaan haar verweer op dit punt wat voorzichtiger te verwoorden. Het hier voorgaande brengt echter niet mee dat verweerster door te stellen dat klager schaamteloos vraagt om verantwoording van door hem zelf op de rekening van de vrouw overgemaakte bedragen de grenzen van het toelaatbare heeft overschreden.

5.10    Het hier voorgaande leidt tot het oordeel dat alle onderdelen van de klacht ongegrond zijn.

5.11    Indien klager verweerster aansprakelijk wenst te stellen voor de schade die hij volgens hem door haar toedoen heeft geleden dient hij zich tot de burgerlijke rechter te wenden.

BESLISSING

De raad van discipline:

Alle onderdelen van de klacht zijn ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, C.W.J. Okkerse, E.J. Verster en A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 mei 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 26 mei 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerster

en per gewone post aan:

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.