Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:43

Zaaknummer

L 47 - 2014

Inhoudsindicatie

Geen concrete fetien of omstandigheden waaruit blijkt dat klaagste niet eerder dan pas na 5 jaar haar klacht heeft kunnen indienen.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

 

Beslissing van 5maart 2014

in de zaak L 47-2014

naar aanleiding van de klacht van:

 

A.

 

klaagster

 

 

tegen:

 

 

B.

 

verweerder

 

 

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement van 18 februari 2014 met kenmerk DOK 212 , door de raad ontvangen op 19 februari 2014 , en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1             Klaagster was verwikkeld in een huurgeschil met de verhuurster van haar woning. De verhuurster vorderde betaling van achterstallige huurpenningen. Klaagster had betaling daarvan opgeschort in verband met achterstallig onderhoud. Klaagster werd in deze procedure bijgestaan door mr. X. De kantonrechter heeft klaagster bij vonnis dd. 25 september 2007 veroordeeld tot betaling van achterstallige huur ad € 833,00 vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst werd afgewezen. Mr. X heeft klaagster bij brief dd. 2 oktober 2007 geadviseerd geen hoger beroep in te stellen en over te gaan tot betaling van de huurachterstand en kosten.

1.2             Klaagster heeft zich eind oktober 2007 tot verweerder gewend inzake een burengeschil. Verweerder verzocht mr. X het dossier aan hem te doen toekomen. Mr. X zond het dossier bij brief dd. 2 november 2007 aan verweerder. Mr. X maakte in deze brief melding van de procedure bij de kantonrechter betreffende de huurachterstand. Verweerder heeft klaagster desgevraagd geadviseerd af te zien van het instellen van hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter .

1.3         Klaagster heeft zich bij brief dd. 12 april 2013 bij de deken beklaagd over het optreden van verweerder.

 

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.        verweerder klaagster onjuist heeft geadviseerd om geen hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de kantonrechter dd. 25 september 2007

2.        verweerder een vertrouwelijke brief dd. 31 mei 2004 van klaagster aan mr. O aan de tegenpartij in het bezit heeft gesteld.

3.        klaagster niet naar behoren is vertegenwoordigd en daarvan nog altijd de gevolgen ervaart. De huidige situatie waarin klaagster verkeert is daarvan een direct gevolg.

 

3.           VERWEER    

3.1         Verweerder heeft zijn werkzaamheden voor klaagster beëindigd in juli 2008. Niet valt in te zien waarom klaagster zo lang heeft gewacht met het dienen van haar klacht. Kennelijk wordt kaagster (weer) geconfronteerd met een verhuizing. Verweerder ziet hierin geen link met zijn advies om geen hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de kantonrechter dd. 25 september 2007.

3.2         Klaagster heeft zich eind oktober 2007 tot verweerder gewend in verband met een burengeschil. Verweerder ontving bij brief dd. 6 november 2007 het dossier van de voorgaande advocaat. Hieruit bleek dat er een procedure bij de kantonrechter was gevoerd inzake huurachterstand. Verweerder heeft klaagster in deze zaak niet bijgestaan. Klaagster drong er bij verweerder op aan haar te adviseren omtrent het instellen van hoger beroep. Verweerder heeft klaagster op basis van het vonnis van de kantonrechter en het van de voorgaande advocaat ontvangen dossier geadviseerd hiervan af te zien. Voor zover klaagster toch hoger beroep wenste in te stellen heeft verweerder haar naar mr. X verwezen. Verweerder heeft klaagster te kennen gegeven haar in deze zaak niet te willen bijstaan.

3.3         Verweerder heeft geen brief van klaagster aan mr. O doorgezonden aan de wederpartij van klaagster .

 

4.           ONTVANKELIJKHEID VAN DE KLACHT

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2         Verweerder heeft in de periode oktober 2007 – juli 2008 werkzaamheden voor klaagster verricht. Klaagster heeft zich in april 2013, derhalve bijna vijf jaar later, bij de deken beklaagd over het optreden van verweerder.

4.3         Hoewel in het tuchtrecht voor advocaten geen algemene termijnen voor verjaring of verval betreffende het indienen van een klacht bestaan brengt de rechtszekerheid voor een advocaat met zich mee dat door hem  verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld. De rechtszekerheid voor de advocaat dient te worden afgewogen tegenover het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter getoetst kan worden. Daarbij is van belang op welk tijdstip klager kennis heeft gekregen van het door hem gewraakte handelen van de advocaat en de vraag of de advocaat door het tijdsverloop in zijn verdediging is belemmerd. De voorzitter zal de ontvankelijkheid van de klacht aan de hand van dit uitgangspunt beoordelen.

 

4.4         Verweerder heeft klaagster in november 2007 desgevraagd geadviseerd af te zien van het instellen van hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter dd. 25 september 2007. Klaagster heeft vervolgens tot april 2013 gewacht met het indienen van een klacht tegen verweerder. Nu klaagster geen concrete feiten of omstandigheden heeft aangevoerd waaruit blijkt dat zij zich niet eerder met een klacht tot de deken heeft kunnen wenden, noch daarvan bewijs overlegt, dient de rechtszekerheid voor verweerder, dat hij erop mag vertouwen dat zijn optreden na een zo lange periode niet meer ter discussie wordt gesteld,te prevaleren. De stelling van klaagster dat zij zich reeds in 2012 tot de deken van het voormalige arrondissement Roermond heeft gewend, maakt dit niet anders aangezien ook indien die datum als de datum van indiening klacht zou worden beschouwd geen sprake is van een redelijke termijn waarbinnen de klacht is ingediend.

 

4.5         De voorzitter zal de klacht op grond van het bovenstaande als kennelijk niet-ontvankelijk afwijzen.

 

 

 

 

 

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

 

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 5 maart 2014.

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 10 maart 2014

 

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klager

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.        Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.