Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-12-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:305
Zaaknummer
L 28 - 2014
Inhoudsindicatie
Niet is komen vast te staan dat verweerder op het moment dat hij de sommatiebrief schreef ervan op de hoogte was dat het gewezen vonnis op een misverstand bij de rechtbank berustte. Na retourzending van het vonnis niet zo lang gewacht met het informeren van de wederpartij dat hem daarvan tuchtrechtelijk een verwijt te maken valt.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond
Uitspraak
Beslissing van 1 december 2014
in de zaak L 28-2014
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 30 januari 2014 met kenmerk DOK 349, door de raad ontvangen op 31 januari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 oktober 2014 in aanwezigheid van verweerder. Klager heeft kort voor de zitting een telefax aan de raad toegezonden, waarin hij bericht dat hij verhinderd is om ter zitting te verschijnen. Door de griffie is aan klager medegedeeld dat de als bijlage bijgevoegde stukken niet meer in behandeling werden genomen. . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken dd. 30 januari 2014, met bijlagen;
- de brief van verweerder dd. 21 augustus 2014, met bijlage.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder trad op als advocaat van de wederpartij van klager in een procedure in een huurgeschil. Verweerder had namens zijn cliënt op 26 augustus 2013 een dagvaarding aan klager doen uitbrengen. Klager heeft op 4 september 2013 vier weken uitstel verzocht voor het indienen van zijn conclusie van antwoord/conclusie van eis in reconventie. De kantonrechter heeft het verzochte uitstel bij brief dd. 12 september 2013 verleend.
2.2 Op 11 september 2013 is klager bij verstekvonnis veroordeeld tot betaling van een bedrag ad € 2.729,77 vermeerderd met de kosten van de procedure. Verweerder heeft klager bij brief dd. 18 september 2013 gesommeerd tot betaling over te gaan, bij gebreke waarvan tot executie zou worden overgegaan.
2.3 Tussen het kantoor van verweerder en de griffie van de rechtbank heeft telefonisch contact plaatsgevonden over de ter griffie gemaakte fout. Verweerder heeft het verstekvonnis desgevraagd bij brief dd. 19 september 2013 aan de griffie geretourneerd.
2.4 Klager heeft per telefax dd. 22 september 2013 aan de griffie bericht van verweerder een afschrift van het verstekvonnis dd. 11 september 2013 te hebben ontvangen, terwijl op 12 september 2013 aan hem uitstel was verleend. Hij verzocht de rechtbank de gemaakte fout te herstellen. Klager verzond een afschrift van deze brief aan verweerder, met het verzoek voor retourzending van het verstekvonnis aan de rechtbank zorg te dragen. Klager heeft op 23 september 2013 telefonisch contact opgenomen met de griffie. Naar aanleiding van dit telefoongesprek heeft klager per e-mail dd. 24 september 2013 het volgende aan verweerder geschreven:
“….. Uit telefonisch contact dat ik gisteren met de griffie van het kantongerecht had, bleek mij dat u reeds veel langer op de hoogte was van de door het kantongerecht gemaakte fout en dat u de grosse van het verstekvonnis ook al geretourneerd had, Desondanks hebt u mij toch de brief van 18 september 2013 toegezonden. Ik beschouw dat als grove misleiding, c.q. intimidatie, een advocaat onwaardig. Tenzij u mij uiterlijk donderdag 26 september 20 a.s. om 12.00 uur per mail een bevredigend antwoord geeft voor uw handelwijze , zal ik een klacht tegen u indienen bij de Deken als voorportaal voor een klacht bij de Raad van Discipline. “
2.5 Verweerder heeft klager bij brief dd. 24 september 2013 aan klager bericht dat hij op 19 september 2013 had vastgesteld dat door de kantonrechter per abuis een verstekvonnis was gewezen. Hij berichtte met de griffie van de kantonrechter te hebben besproken dat het gewezen vonnis niet ten uitvoer zou worden gelegd.
3 klacht
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerder heeft geprobeerd klager te bewegen tot betaling over te gaan op basis van een verstekvonnis, terwijl hij wist, dat het verstekvonnis op een vergissing berust;
2. verweerder klager niet meteen op de hoogte heeft gebracht van de vergissing.
4 VERWEER
4.1 De ter griffie gemaakte fout is op 19 september 2013 door het kantoor van verweerder ontdekt. Hierover is op 19 september 2013 door het kantoor van verweerder direct telefonisch contact met de griffie opgenomen. Conform afspraak met de griffie is het verstekvonnis ter vernietiging aan de griffie geretourneerd.
4.2 Klager is tijdig geïnformeerd. Verweerder diende de belangen van zijn cliënt te behartigen. Het executeren van een verstekvonnis behoort hiertoe. Alvorens een vonnis wordt geretourneerd dient eerst overleg met de cliënt plaats te vinden. Daarom is klager pas na een paar dagen geïnformeerd. Verweerder heeft de belangen van klager niet nodeloos geschaad.
5 BEOORDELING
5.1 Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is niet gebleken dat verweerder op 18 september 2013 ervan op de hoogte was dat het verstekvonnis op een vergissing berustte. Klager heeft geen concrete feiten aangevoerd, noch bewijs overgelegd, waaruit blijkt dat verweerder eerder dan op 19 september 2013 ervan op de hoogte was dat aan klager op 12 september 2013 uitstel was verleend, terwijl door de kantonrechter op 11 september 2013 reeds vonnis was gewezen. In de door verweerder overgelegde brief van de coördinator administratie dd. 26 februari 2014 wordt het standpunt van verweerder bevestigd dat zijn kantoor de griffie van de rechtbank erop heeft geattendeerd dat de zaak tweemaal was geregistreerd, en dat in de ene zaak een uitstel was verleend en in de andere een verstekvonnis was gewezen. Vast staat dat verweerder het verstekvonnis bij brief dd. 19 september 2013 heeft geretourneerd, waarna dit ter griffie is vernietigd. Nu niet is komen vast te staan dat verweerder op 18 september 2013 reeds van de vergissing op de hoogte was, kan klachtonderdeel 1 niet tot gegrondheid leiden en zal de raad dit onderdeel ongegrond verklaard.
5.2 Vast staat dat verweerder het verstekvonnis op 19 september 2013 heeft geretourneerd aan de griffie van de rechtbank en dat hij klager per e-mail dd. 25 september 2013 heeft geïnformeerd en bericht dat het verstekvonnis niet geëxecuteerd zou worden. Hoewel het in de rede had gelegen, dat verweerder op 19 september 2013 aan klager had bericht dat het verstekvonnis berustte op een vergissing en dat dit door hem daarom aan de griffie was geretourneerd, heeft verweerder niet dusdanig lang gewacht alvorens klager te informeren, dat hem hiervan een tuchtrechtelijk verwijt te maken. De raad zal het tweede onderdeel van de klacht eveneens ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.
Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. W. H.N.C. van Beek, Th. Kremers, A.A. Freriks en R.G.A.M. Theunissen , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier , en uitgesproken ter openbare zitting van 1 december 2014 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 2 december 2014
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
en per e-mail verzonden aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door
- klager
- de deken van de orde van advocaten te Limburg
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl