Rechtspraak
Uitspraakdatum
31-03-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:62
Zaaknummer
OB 192 - 2013
Inhoudsindicatie
Klager verwijt verweerster dat zij ongefundeerde beschuldigingen aan zijn adres heeft geuit en niets heeft ondernomen om een conflict over de omgangsregeling te vermijden. Verweerster trad op als advocaat van de wederpartij van klager, zodat haar een grote mate van vrijheid toekomt. Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 31 maart 2014
in de zaak OB 192 - 2013
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 1 juli 2013 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 10 juni 2013 met kenmerk nr. 48/13/066K, door de raad ontvangen op 12 juni 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 1 juli 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 2 juli 2013 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 15 juli 2013, door de raad ontvangen op 19 juli 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 27 januari 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven en van het verzetschrift van klager van 15 juli 2013.
2 FEITEN
2.1 De raad gaat uit van de feiten en van de omschrijving van de klacht zoals in de beslissing van de voorzitter omschreven, nu het verzet daartegen niet is gericht.
3 klacht EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1) verweerster klager rechtstreeks heeft benaderd, terwijl hij door een advocaat werd bijgestaan;
2) verweerster klager heeft beschuldigd van frauduleuze handelingen en bedreigingen;
3) verweerster onwaarheden heeft verkondigd met betrekking tot de duur van de samenleving en de waarde van bezittingen;
4) verweerster de opvolgende advocaat van klager onprofessioneel heeft benaderd;
5) verweerster jegens de politie een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven.
4. DE GRONDEN VAN HET VERZET
4.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager het oneens is met het standpunt van de voorzitter en de raad verzoekt om nader onderzoek uit te voeren naar het waarheidsgehalte van het door verweerster beweerde. Verweerster ontkent namelijk zaken zonder daarvoor bewijs aan te voeren. Klager is van mening dat de wijze waarop verweerster haar vrijheid als advocaat van de wederpartij heeft benut inzake de verdediging van de belangen van haar cliënte de grenzen van het algemeen fatsoen en de strekking van de visie van de V. en het N. overschrijden. Het doel van verweerster is volgens klager slechts escalatie van het conflict vanuit eigen belang geweest. Klager geeft in zijn verzetschrift aan nog stukken te zullen nazenden ter onderbouwing van zijn standpunt, maar deze stukken zijn door de raad niet ontvangen.
5. VERWEER
5.1 Pas op 8 november 2011 heeft zich een advocaat van klager bij verweerster gemeld. Deze advocaat heeft zich in april 2012 weer teruggetrokken als advocaat van klager. Verweerster heeft zich alleen in de tijd waarin klager niet door een advocaat werd bijgestaan, rechtstreeks tot klager gewend.
5.2 Tijdens de comparitie van partijen is een vaststellingsovereenkomst gesloten. De totstandkoming hiervan is zeer zorgvuldig geweest. De rechtbank heeft klager, die zonder advocaat was verschenen, voldoende in bescherming genomen.
5.3 Verweerster heeft de belangen van haar cliënte behartigd en haar standpunt verwoord. Verweerster had geen opdracht van haar cliënte om zich bezig te houden met de omgang tussen klager en zijn kinderen. Klager heeft dit onderwerp ook nimmer ter sprake gebracht. De cliënte van verweerster heeft het initiatief genomen om de omgangsregeling weer op gang te brengen. Verweerster heeft zich met die kwestie niet bezig gehouden.
5.4 Pas in december 2012 werd door de toenmalige advocaat van klager een verzoekschrift ingediend, strekkende tot wijziging van het ouderschapsplan, nihilstelling kinderalimentatie, veroordeling tot betaling van een partneralimentatie en vervangende toestemming aan klager om een DNA-test voor de kinderen uit te voeren. Verweerster heeft in deze procedure voor haar cliënte verweer gevoerd. Ter zitting van 15 april 2013 is zelfs aangeboden om de omgang tussen klager en de kinderen begeleid op te starten en de begeleiding op kosten van de cliënte van verweerster door een kindercoach te laten plaatsvinden.
5.5 Verweerster is, gelet op het voorgaande, van mening dat door haar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld.
6. BEOORDELING VAN HET VERZET
6.1 Het verzet van klager is met name gegrond op het feit dat klager de feiten nog nader had willen onderzoeken omdat klager het waarheidsgehalte van het door verweerster gestelde betwist. Tijdens de mondelinge behandeling van het verzet heeft de voorzitter van de raad klager erop gewezen dat de raad geen nader feitenonderzoek zal doen. De raad zal derhalve uitgaan van de feiten zoals opgenomen in de beslissing van de voorzitter van 1 juli 2013.
6.2 De klacht betreft het optreden van een advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de wederpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. In aanmerking dient te worden genomen dat in een procedure, en zeker in het familierecht, de emoties tussen partijen hoog kunnen oplopen. De standpunten die de advocaat van de wederpartij inneemt, dan wel diens aanpak van de zaak, zijn de andere partij vaak niet welgevallig. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt voorts te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat deze hem verschaft. Een advocaat mag in beginsel afgaan op de juistheid van de informatie die zijn cliënt hem verstrekt, en is slechts in uitzonderingsgevallen gehouden de juistheid ervan te verifiëren.
Ad klachtonderdeel 1
6.3 Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerster klager rechtstreeks heeft aangeschreven terwijl zij wist dat klager (op dat moment) door een advocaat werd bijgestaan. Verweerster heeft klager enkel rechtstreeks aangeschreven in de periode dat klager niet door een advocaat werd bijgestaan. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
Ad klachtonderdeel 2 en 3
6.4 Verweerster heeft het standpunt van haar cliënte verwoord. Verweerster mocht afgaan op de juistheid van de informatie die haar cliënte haar verstrekte. Deze klachtenonderdelen zijn derhalve eveneens ongegrond.
Ad klachtonderdeel 4
6.5 Klager klaagt over de bejegening door verweerster van zijn opvolgend advocaat. Klager komt ter zake echter geen klachtrecht toe. De voorzitter heeft klager op dit klachtonderdeel derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Ad klachtonderdeel 5
6.6 Ook ten aanzien van dit klachtonderdeel mocht verweerster afgaan op de juistheid van de informatie die zij van haar cliënte had ontvangen. Niet is gebleken dat verweerster wist of had moeten weten dat die informatie onjuist was. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, J.F.E. Kikken, P.A.M. van Hoef, J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 maart 2014 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 1 april 2014
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 Advoctenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.