Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-10-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:321
Zaaknummer
134/13
Inhoudsindicatie
De voorzitter heeft terecht geoordeeld dat geen onjuiste informatie is verstrekt aan de rechter.Een advocaat mag namens zijn cliënt in een procedure een reconventionele vordering instellen; niet gebleken is dat die cliënt geen belang had bij de reconventionele vordering en dat diens advocaat geen reconventionele vordering had mogen indienen. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 24 oktober 2014
in de zaak 134/13
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 17 december 2013 op de klacht van:
mr. dr. [ ]
klager
gemachtigde: mr. [ ]
tegen
mr. [ ]
verweerster
gemachtigde: mr. [ ]
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 28 november 2013 met kenmerk 51/13/33, door de raad ontvangen op 29 november 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht. Alsmede een brief van 2 december 2013 van de deken met als bijlage een brief van verweerster van 28 november 2013.
1.2 Bij beslissing van 17 december 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 23 december 2013 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 31 december 2013 per fax en per e-mail en aangetekende post heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het aangetekend verzonden verzetschrift is op 3 januari 2014 bij de raad binnengekomen.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 22 augustus 2014 in aanwezigheid van verweerster en haar gemachtigde alsmede de gemachtigde van klager. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager d.d. 31 december 2013;
- brief van de gemachtigde van verweerster van 13 augustus 2014 met bijlage;
- brief van de gemachtigde van klager van 6 en 13 augustus 2014 met bijlagen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat
verweerster in strijd heeft gehandeld met de voor advocaten geldende Gedragsregels door doelbewust een niet bestaande tegenvordering te creëren en de zaak incompleet, warrig en ingewikkeld neer te zetten, waarbij zij feiten heeft achtergehouden, stukken heeft gemanipuleerd en misbruik van procesrecht heeft gemaakt.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat
de voorzitter de klacht heeft miskend. Ten onrechte heeft de voorzitter overwogen dat verweerster niet ontoelaatbaar heeft gehandeld enkel en alleen omdat zij een vordering in reconventie heeft ingesteld en deze heeft onderbouwd. De klacht heeft echter nu juist betrekking op het feit dat verweerster feitelijk onjuiste inlichtingen aan de rechter heeft verstrekt. De voorzitter had het verweer nauwkeuriger moeten onderzoeken en had kunnen constateren dat verweerster helemaal geen verweer heeft gevoerd. Bovendien heeft de voorzitter niet getoetst aan de van toepassing zijnde normen. Zo heeft de voorzitter geen acht geslagen op de norm van Gedragsregel 30 inhoudende dat een advocaat zich dient te onthouden van het verstrekken van feitelijke inlichtingen waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat deze onjuist zijn. Bovendien heeft de voorzitter miskend dat een advocaat een eigen verantwoordelijkheid heeft. Dit brengt onder meer mee dat niemand een rechtsvordering toekomt zonder belang. Dat had verweerster behoren te weten.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft ter zitting uitvoerig gemotiveerd dat de voorzittersbeslissing juist is en in stand dient te blijven. De reconventionele vordering van P.C.N. NV. was wel degelijk een reële vordering. Deze vordering is opgenomen in de geconsolideerde balans van de aan verweerster door haar cliënte overhandigde concept jaarrekening 2010 van (de rechtsvoorganger van) de vennootschap. De vordering bedraagt op die balans per 31 december 2010 € 23.101,00 en op 1 januari 2013 conform de concept jaarrekening, vermeerderd met 5% rente per jaar, € 25.467,00. De vordering staat in de balans omschreven als ‘Rekening-courant M. S. P.B.V.’. In de gedeponeerde jaarrekening van M. S.P. B.V. is de vordering per 31 december 2007 als kortlopende schuld opgenomen ad € 21.512,00. Deze jaarrekening is in de kantongerechtsprocedure voorafgaande aan de comparitie overgelegd. Verweerster heeft deze vordering ter zitting uitvoerig toegelicht.
4.2 Voorts voert verweerster aan dat zij in de gegeven omstandigheden mocht afgaan op de door haar cliënte verstrekte gegevens en als advocaat in beginsel niet gehouden is die vordering zelfstandig te onderzoeken.
4.3 Ten aanzien van het verwijt dat de rechter onjuist is ingelicht en dat stukken zouden zijn gemanipuleerd voert verweerster aan dat hiervan geen sprake is. Het feit dat verweerster geen complete stukken heeft overgelegd is uitdrukkelijk verantwoord. In de procedure is ook niet de indruk gewekt dat de stukken compleet waren. Zulks blijkt uit het productie overzicht bij de conclusie van antwoord/eis in reconventie. Alleen de relevante pagina’s zijn overgelegd. Bovendien heeft klager zelf de gelegenheid gehad de complete stukken in het geding te brengen. Ten aanzien van het gestelde misbruik van procesrecht inhoudende dat de vordering zodanig is geconstrueerd dat deze boven de competentiegrens van de kantonrechter uit zou komen, voert verweerster aan dat dit op geen enkele wijze is aangetoond. De vordering bedroeg, zoals bovenstaand uiteengezet, meer dan € 25.000,00. Deze is nog verhoogd met buitengerechtelijke kosten. Uiteindelijk heeft verweerster nog geprobeerd haar cliënte er van te overtuigen om de vordering te beperken tot € 25.000,00 zodat de kantonrechter de zaak aan zich zou kunnen houden maar de cliënte van verweerster heeft zulks geweigerd. Verweerster meent dan ook dat de voorzittersbeslissing in stand kan blijven.
5 BEOORDELING
5.1 De raad constateert dat klager geen argumenten heeft aangevoerd die niet reeds ten grondslag hebben gelegen aan de beslissing van de voorzitter. Geheel terecht heeft de voorzitter voorop gesteld dat het in deze gaat om de beoordeling van het gedrag van de advocaat van de wederpartij. In de voorzittersbeslissing is het criterium weergegeven waaraan het optreden van de advocaat van de wederpartij wordt getoetst. Het gestelde door klager dat een bredere toetsing aan alle gedragsnormen zou moeten plaatsvinden is onjuist. Het gestelde omtrent de toelaatbaarheid van de reconventionele vordering die verweerster in de procedure heeft ingesteld, is door de voorzitter juist beoordeeld. Ook het gestelde over misbruik van procesrecht en het achterhouden en manipuleren van feiten, is door de voorzitter juist beoordeeld. Het overleggen van niet complete stukken is niet klachtwaardig omdat door verweerster in het geheel niet de indruk is gewekt dat de stukken wel compleet waren. Bovendien heeft klager de gelegenheid gehad zelf de complete stukken over te leggen. In verzet is niet gebleken dat dit oordeel van de voorzitter op onjuiste gronden berust.
5.2 De raad is van oordeel dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter van de raad, waarmee de raad zich verenigt.
5.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
oordeelt het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. M.I. van Horssen-Bok, G.J. van der Veer, P.H.F. Yspeert, P.S. van Zandbergen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 oktober 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.