Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:324

Zaaknummer

ZWB 315 - 2014

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat klacht tegen kantoorgenoot niet serieus is behandeld. Begrijpelijk dat om een allesomvattend standpunt is gevraagd. Antwoord op klacht is gemotiveerd weergegeven. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 17 december 2014

in de zaak ZWB 315-2014

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klager

 

tegen:

 

 

verweerder

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant van 4 december 2014 met kenmerk K14-020 , door de raad ontvangen op 5 december 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Klager is in diverse civiele procedures bijgestaan door kantoorgenoten van verweerder, laatst door mr. X. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen twee declaraties van mr. X. Klager was van mening dat de door de overdracht van het dossier veroorzaakte kosten (opnieuw inlezen door mr. X) binnen het kantoor en derhalve voor rekening van het kantoor dienden te blijven. Klager heeft zich bij brief dd. 1 december 2013 met zijn klacht tot verweerder gewend en verzocht om een matiging van de tussentijdse factuur dd. 17 september 2013 met 4 uur en de eindfactuur dd. 25 september 2013 met negen uur. Verweerder heeft klager op 11 december 2013 bericht dat mr. X bereid was tot creditering van 4 uur tegen finale kwijting over en weer.

1.2         Verweerder schreef per e-mail dd. 13 januari 2014 het volgende:

“ Naar aanleiding van uw verzoek om matiging van de nota heb ik u op 11 december 2013 voorgesteld de nota met € 920,- exclusief BTW te crediteren en elkaar, na betaling van de openstaande facturen finale kwijting te verlenen.”

In antwoord op de hierop volgende vraag van klager, welke openstaande facturen hij bedoelde, antwoordde verweerder dat hij -naar was gebleken ten onrechte- in de veronderstelling was, dat het dispuut betrekking had op nog niet betaalde facturen. Klager antwoordde vervolgens per email dd. 13 januari 2013 de creditnota tegemoet te zien en verzocht om het bedrag daarvan op zijn rekeningnummer over te maken. Per email dd. 21 januari 2014 heeft klager mr. X en verweerder bericht de creditnota te hebben ontvangen, maar dat naar zijn mening nog 9 uur ten onrechte in rekening was gebracht.

1.3       Verweerder schreef per e-mail dd. 22 januari 2013 onder meer het volgende: “Alvorens inhoudelijk in te gaan op deze mails, wil ik u vragen een alles omvattend standpunt in te nemen zowel ten aanzien van uw wensen aangaande verdere creditering als ten aanzien van klachten aan het adres van mijn kantoorgenoot (…..)”. Ik wijs u er daarbij op dat ik in mijn mail van 13 januari heb gesproken van finale kwijting, hetgeen impliceert dat u door acceptatie van de creditering na betaling onzerzijds geen vordering meer hebt op het kantoor.

              Ik wil graag weten wat uw bezwaar is tegen het optreden van (….). In een reactie daarop kunnen wij proberen de klacht(en) weg te nemen.”

              Klager heeft per email dd. 22 januari 2014 als volgt geantwoord:

              “U vraagt mij om een allesomvattend standpunt ten aanzien van verdere creditering en klachten om te voorkomen dat deze zaak een ongewenst lange nasleep krijgt.

Slechts om dat te voorkomen verzoek ik u andermaal te bevorderen dat de resterende 9 uur ad € 2.070,- exclusief BTW alsnog door uw kantoor aan mij wordt vergoed.

Voor wat mijn overige klachten sta ik open voor een voorstel uwerzijds, doch kan ik mij eveneens vinden in een bevestiging uwerzijds dat door uw kantoor € 5.000,- zal worden overgemaakt naar Artsen zonder Grenzen.”  

                     1.4         Verweerder heeft per email het volgende aan klager geschreven:

“ Wij zien geen reden u ook nog de gevraagde negen uur te crediteren.

(…..) herkent zich in het geheel niet in de door u aan zijn adres geuite klachten.

Het spijt mij dat u van oordeel bent dat ik uw klacht niet series neem, althans deze onzorgvuldig heb behandeld. Uw klacht is wel degelijk serieus genomen, zij het dat ik uw mening niet deel. Ik betwist de klacht onzorgvuldig te hebben behandeld.

Ik zet dan ook een punt achter deze mailwisseling.”

 

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.           verweerder de klacht tegen mr. X niet serieus en op zijn minst onzorgvuldig heeft behandeld;

2.           verweerder klager eerst om een alles omvattend voorstel ten aanzien van zijn klachten verzocht en vervolgens botweg afzag van de bereidheid om deze op te lossen.

 

 

3.            VERWEER   

3.1         Verweerder verkeerde aanvankelijk in de veronderstelling dat het dispuut met klager enkel betrekking had op de matiging van de facturen. De wens om 4 uur te crediteren is gehonoreerd, maar er was geen aanleiding om de voorbereidingstijd van de comparitie van 9 uur te crediteren.

3.2         Omdat klager zich eerst tegen finale kwijting akkoord verklaarde met creditering van 4 uur, vervolgens creditering van nog 9 uur wenste en melding maakte van klachten heeft verweerder om een allesomvattend standpunt verzocht. Verweerder heeft daarbij gerefereerd aan de eerder aangegeven finale kwijting.

3.3         Verweerder heeft per e-mail op het voorstel van klager gereageerd. De reactie van verweerder  was duidelijk, maar niet schandalig, onzorgvuldig, niet netjes en ethisch niet verantwoord. 

4.           BEOORDELING

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2         De klacht heeft betrekking op de wijze waarop verweerder als klachtbehandelaar binnen zijn kantoor de klacht van klager tegen zijn kantoorgenoot X heeft behandeld.

4.3         Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht voor advocaat heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening door advocaten te waarborgen. Wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft het advocatentuchtrecht voor hem in die zin gelden dat, indien hij zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt dan wel misdraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, sprake kan zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

4.4         Vast staat dat verweerder in eerste instantie ervan uitging dat het verzoek tot creditering betrekking had op onbetaalde nota’s. Hoewel van een klachtbehandelaar verwacht mag worden dat hij van alle feiten op de hoogte is, is de omissie in deze niet dusdanig dat daardoor het vertouwen in de advocatuur is geschaad. Verweerder heeft op de eerste vraag van klager hierover, aan klager bericht dat hij ten onrechte was uitgegaan van onbetaalde facturen. Verweerder heeft de omissie direct recht gezet en is tot terugbetaling van de gecrediteerde en door klager reeds betaalde uren aan klager overgegaan. Klager is aldus niet in zijn belangen geschaad. Ook overigens is niet gebleken dat verweerder de klacht niet serieus heeft behandeld.

4.5         Vast staat dat verweerder per email dd. 13 januari 2014 akkoord is gegaan met creditering van 4 uur tegen finale kwijting, hetgeen betekende dat klager en mr. X over en weer niets meer van elkaar te vorderen hadden. Vervolgens verzocht klager toch nog om creditering van nog 9 uur en uitte hij klachten over het optreden van mr. X. De voorzitter acht het begrijpelijk dat verweerder aan klager heeft verzocht om een allesomvattend standpunt te formuleren, opdat hij niet steeds opnieuw met vorderingen en klachten zou worden geconfronteerd. Hierna heeft verweerder gemotiveerd uiteengezet waarom het kantoor geen reden zag om de 9 uur te crediteren, alsmede dat mr. X zich niet herkende in de door klager geuite klachten. Dat klager zich niet kon vinden in het standpunt van (het kantoor van) verweerder betekent niet dat verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt. Het lag op de weg van klager die vervolgstappen te zetten die hij noodzakelijk achtte.

4.6         De voorzitter komt op grond van het bovenstaande tot het oordeel dat verweerder zich in zijn hoedanigheid van klachtbehandelaar niet zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertouwen in de advocatuur is geschaad. Nu verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt, zal de voorzitter de klacht in beide onderdelen als kennelijk ongegrond afwijzen.

 

BESLISSING

De voorzitter:

 

wijst de klacht in beide onderdelen als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 17 december 2014.

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 18 december 2014

 

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klager

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-  Brabant.

 

                 Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.