Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-04-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:102
Zaaknummer
L 98 - 2014
Inhoudsindicatie
Geen aanleiding om te veronderstellen dat advocaat optrad als mediator. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 29 april 2014
in de zaak L 98-2014
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg van 15 april 2014 met kenmerk DOK 14-030 , door de raad ontvangen op 16 april 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:
1.1 Verweerster heeft de ex-echtgenote van klager bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Verweerster schreef per fax dd. 5 augustus 2013 het volgende aan de advocaat van klager:
“Allereerst wil ik namens cliënte mededelen dat het nog steeds de intentie is van cliënte om een echtscheiding te kunnen regelen op gemeenschappelijk verzoek, Cliënte wenst daarin echter bijstand van een eigen advocaat.”
1.2 Op 23 januari 2014 heeft verweerster namens haar cliënte een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen bij de rechtbank ingediend. Verweerster heeft op 21 februari 2014 aan de rechtbank bericht dat partijen een regeling in onderling overleg hadden getroffen met het verzoek deze regeling vast te leggen in een beschikking, waarbij partijen afzagen van een mondelinge behandeling. De brief van verweerster was voor akkoord mede-ondertekend door de advocaat van de man. De rechtbank heeft bij beschikking dd. 27 februari 2014 de tussen partijen getroffen regeling als voorlopige voorziening vastgelegd.
2. KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerster onduidelijkheid heeft laten bestaan in welke hoedanigheid zij in de echtscheidingszaak van klager heeft opgetreden, waarbij klager in de veronderstelling verkeerde dat verweerster optrad als mediator in plaats van advocaat van de wederpartij van klager;
2. verweerster haar cliënte voldoende heeft voorgelicht over het huwelijks- en scheidingsrecht, niet zorgvuldig te werk is gegaan en niet realistische voorstellen aan de advocaat van klager heeft gedaan.
3. VERWEER
Verweerster is vanaf het begin opgetreden als advocaat van de wederpartij van klager in een echtscheidingsprocedure. De cliënte van verweerster wenste geen mediation; zij wenste in de echtscheidingsprocedure te worden bijgestaan door een eigen advocaat.
Verweerster heeft zich in haar fax aan de advocaat van klager dd. 5 augustus 2013 nadrukkelijk gesteld als advocaat van haar cliënte. Verweerster heeft in deze fax de mogelijkheid van een viergesprek opengehouden, welk gesprek ook heeft plaatsgevonden.
Verweerster heeft betaling van haar werkzaamheden ontvangen van haar cliënte. Cliënte wenst niet te wisselen van advocaat, aangezien zij tevreden is over de werkzaamheden van verweerster.
4. BEOORDELING
4.1 Vast staat dat verweerster in haar faxbericht van 5 augustus 2013 aan de advocaat van klager uitdrukkelijk heeft bericht te zullen optreden voor haar cliënte. Dat zij daarbij aangaf, dat het de voorkeur van haar cliënte verdiende om de zaak in onderling overleg op te lossen, maakt dit niet anders. Niet valt in te zien op grond waarvan klager het idee heeft kunnen krijgen dat het viergesprek een mediationgesprek betrof. Partijen werden tijdens het viergesprek ieder door een eigen advocaat bijgestaan en er is ook nimmer een mediationovereenkomst opgesteld. Dat het uitgangspunt van het viergesprek was om in onderling overleg tot een regeling te komen, betekent niet dat sprake was van een mediationtraject. Nu klager geen concrete feiten of omstandigheden heeft vermeld, waaruit blijkt dat het handelen van verweerster ertoe aanleiding heeft kunnen geven dat klager in de veronderstelling verkeerde dat zij optrad als mediator, zal het eerste onderdeel van de klacht als kennelijk ongegrond worden afgewezen.
4.2 Het tweede onderdeel van de klacht heeft betrekking op het handelen van verweerster als advocaat van de wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan verweerster een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van haar cliënte te behartigen op een wijze die haar in overleg met haar cliënte passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Hiervan is in deze niet gebleken. Het moge zo zijn dat klager zich niet kon vinden in de voorstellen die door verweerster namens haar cliënte naar voren zijn gebracht, dit betekent niet dat zij daarmee de grens, die haar als advocaat van de wederpartij vrijstond, heeft overschreden. Het lag op de weg van klager om zich, al dan niet in rechte, te verweren tegen die voorstellen, waarin hij zich niet kon vinden.
4.3 Nu op grond van het bovenstaande niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerster te maken valt, zal de voorzitter de klacht in beide onderdelen als kennelijk ongegrond afwijzen.
BESLISSING
De voorzitter :
wijst de klacht in beide onderdelen als kennelijk ongegrond af.
Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrere-Straetmans, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 29 april 2014 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 6 mei 2014
per aangetekende en per gewone post verzonden aan:
- klager
per gewone post verzonden aan:
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.
Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.
Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:
a. Per post
Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad.
Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:
Postbus 3115, 4800 DC Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.
c. Per fax
Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.