Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:9

Zaaknummer

L 175 - 2013

Inhoudsindicatie

Klaagster verwijt verweerder vertraging van de procedure, het in stand houden van fraude en het zich onnodig grievend uitlaten. Geen van de verweten gedragingen zijn vast komen te staan. Verweerder heeft zich niet onnodig grievend uitgelaten.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 13 januari 2014

in de zaak L 175 - 2013

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 16 april 2013 op de klacht van:

 

 

A.

 

       

klaagster

 

tegen:

                                        B.

 

                                        verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 4 juni 2013 met kenmerk DOK 120, door de raad ontvangen op 5 juni 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Bij beslissing van 25 juni 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 25 juni 2013 is verzonden aan klaagster.

1.3      Bij brief van 8 juli 2013, door de raad ontvangen op 9 juli 2013, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 18 november 2013. Verweerder heeft de raad bij brief van 16 september 2013 laten weten niet ter zitting aanwezig te zullen zijn. Klaagster heeft bij brief van 18 november 2013 medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

1.5      De raad heeft kennis genomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven en van het verzetschrift van klaagster van 5 mei 2013, met bijlagen.

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerder trad op als advocaat van de wederpartij van klaagster in een boedelscheidingsprocedure.

2.2      De rechtbank heeft in de procedure tussen klaagster en de cliënt van verweerder op 20 juli 2011 vonnis gewezen. Klaagster heeft op 20 oktober 2011 de cliënt van verweerder in hoger beroep gedagvaard.

2.3      Verweerder heeft namens zijn cliënt op 10 juli 2012 bij het gerechtshof een incidentele memorie van grieven ingediend strekkende tot niet ontvankelijkheid van het  rechtsmiddel van hoger beroep. Het gerechtshof heeft die incidentele vordering afgewezen. Verweerder heeft vervolgens verzocht om van deze beslissing tussentijds cassatie open te stellen, welk verzoek niet is gehonoreerd.

 

3          klacht EN VERZET

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder, door cassatie in te stellen, heeft geprobeerd om de afronding van de procedure te vertragen;

2.    verweerder heeft gelogen over de toestand van de woning van klaagster;

3.    verweerder incassomaatregelen heeft aangekondigd, indien klaagster het bedrag van de proceskostenveroordeling niet binnen de door hem gestelde termijn van 8 dagen zou betalen;

4.    verweerder zich schuldig maakt aan fraude en het uiten van leugens en onwaarheden en zich grievend uitlaat over klaagster.

 

4          DE GRONDEN VAN HET VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven in dat:

          de klachten van klaagster zeer ingekort worden en niet uitvoerig worden besproken. Klaagster is van mening dat ook een advocaat van de wederpartij zich niet grievend mag uitlaten over de andere partij. Dit staat volgens klaagster los van het feit dat dit als onaangenaam ervaren zou kunnen worden, doch is gelegen in het feit dat de advocaat zich dient te beperken tot de feiten en niet over het karakter van de wederpartij dient te oordelen.

          Klaagster is van mening dat verweerder zich onnodig grievend over haar heeft uitgelaten door te stellen dat klaagster wispelturig is.

 

5          VERWEER

5.1     Verweerder stelt zich op het standpunt dat door hem niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Verweerder geeft aan dat het gerechtshof de incidentele vordering op juridisch onjuiste gronden heeft afgewezen. Daarnaast merkt verweerder op dat het opmerkelijk is dat klaagster verweerder verwijt dat hij vertragingstactieken toepast, terwijl klaagster zelf een half jaar de tijd heeft genomen om in dezelfde procedure een memorie van grieven in te dienen.

5.2     Voor wat betreft de staat van de woning van klaagster heeft verweerder slechts het standpunt van zijn cliënt verwoord.

5.3     Klaagster heeft, aldus verweerder, ongeclausuleerde betaling van de proceskostenveroordeling toegezegd. Gelet op de bij verweerder bekende wispelturigheid in de nakoming van afspraken door klaagster, heeft verweerder geschreven dat hij betaling binnen 8 dagen verwachtte. Verweerder heeft die termijn nadien nog bijgesteld tot 14 dagen.

5.4     Voor wat betreft het vierde klachtonderdeel merkt verweerder op dat dit onderdeel van de klacht in eerdere klachtprocedures al aan de orde is geweest. Verweerder ontkent dat hij liegt en bedriegt en benadrukt dat hij zich niet nodeloos grievend over klaagster uitlaat.

 

6               BEOORDELING VAN HET VERZET

6.1     In haar verzetschrift heeft klaagster zich op het standpunt gesteld dat haar klachten zeer ingekort worden en niet uitvoerig genoeg zijn besproken. Daarnaast geeft klaagster aan dat verweerder zich onnodig grievend over haar heeft uitgelaten door te stellen dat zij wispelturig is.

6.2     Uit de stukken blijkt dat verweerder klaagster wispelturig in het nakomen van afspraken heeft genoemd, niet dat klaagster wispelturig van aard of karakter is.. De raad is van oordeel dat deze typering  niet onnodig grievend is  zodat de grens van hetgeen verweerder jegens klaagster vrijstond niet is overschreden.

6.2     De stelling van klaagster dat haar klacht zeer wordt ingekort en niet uitvoerig wordt besproken wordt door klaagster niet nader onderbouwd. Zo wordt door klaagster niet aangegeven welke stellingen dan onbesproken zouden zijn en geeft klaagster evenmin aan waarom de samenvatting van de klacht, die op zich in dit soort procedures gebruikelijk is, onjuist is. De raad is dan ook van oordeel dat het verzet ongegrond is.

         

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

 

Aldus gewezen door mevrouw mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. P.J.W..M. Theunissen, L.B.M. Caudri, A.J. Sol, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 januari 2014.              

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 januari 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:                   

-        klaagster

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.