Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-05-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:140

Zaaknummer

OB 117 - 2014

Inhoudsindicatie

Tweeenhalf jaar nadat de deken klaagster heeft geadviseerd haar klact niet door te zetten, mag de advocaat er op vertrouwen dat de klachtbehandeling was afgedaan. Klacht kennelijk niet-ointbvankelijk.

Uitspraak

 

Beslissing van 26 mei 2014

in de zaak OB 117-2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                                              

 

klager

 

 

tegen:

 

 

 

 

verweerster

 

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant van 29 april 2014 met kenmerk 48/14/025K , door de raad ontvangen op 30 april 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Klaagster was verwikkeld in een huurgeschil met X. Op 22 juni 2011 heeft de kantonrechter X veroordeeld tot betaling van een bedrag ad € 1.127,87 aan klaagster, vermeerderd met de wettelijke rente. X werd veroordeeld in de kosten van het geding, waarvan aan klaagster een bedrag ad € 100,- wegens eigen bijdrage kosten rechtsbijstand diende te worden voldaan.

1.2         Verweerster heeft bij brief dd. 23 juni 2011 een afschrift van het vonnis aan klaagster toegezonden. Verweerster verzocht X bij brief dd. 23 juni 2011 om voor 1 juli 2011 een bedrag ad €1.249,38 aan klaagster te voldoen, bij gebreke waarvan zij rechtsmaatregelen aankondigde.

1.3         Op 5 juli 2011 heeft verweerster klaagster bericht dat X niet tot betaling was overgegaan en dat zij de deurwaarder opdracht had gegeven tot betekening en executie van het vonnis . X gaf vervolgens te kennen dat klaagster eigenmachtig  inhoudingen op de huurprijs in de maanden september en oktober 2010 had toegepast, welke inhoudingen in mindering op de hoofdsom dienden te worden gebracht. Klaagster heeft desgevraagd per e-mail dd. 19 juli 2011 hierop gereageerd. Verweerster heeft klaagster per e-mail dd. 20 juli 2011 bericht uit het e-mailbericht van klaagster dd. 19 juli 2011 te hebben opgemaakt dat het juist was dat zij inhoudingen had verricht op de huurprijs in september en oktober 2010. Verweerster gaf aan dat deze bedragen op de hoofdsom in mindering dienden te worden gebracht.  Verweerster heeft een nieuwe berekening gemaakt en de deurwaarder verzocht het door de deurwaarder van X ontvangen bedrag ad € 1.153,85 op de  derdengeldrekening van haar kantoor te storten.

1.4         De deurwaarder heeft na aftrek van de deurwaarderskosten ad € 154,41 een bedrag ad € 999,44 overgemaakt op de derdengeldrekening van het kantoor van verweerster. Klaagster heeft per email dd. 3 augustus 2011 betwist deurwaarderskosten verschuldigd te zijn. Verweerster heeft klaagster per email dd. 4 augustus 2011, onder uitleg van de wijze waarop de eindberekening van de deurwaarder tot stand was gekomen bericht dat de berekening van de deurwaarder correct was. Verweerster verzocht klaagster het rekeningnummer door te geven, waarop het bedrag ad € 999,44 kon worden overgemaakt.

1.5         Klaagster heeft zich hierna beklaagd bij de deken, op welke klacht door mr. Y bij brief dd. 16 augustus 2011 namens verweerster is gereageerd. Het kantoor van verweerster heeft het van de deurwaarder ontvangen bedrag ad € 999,44 in depot gestort op de derdengeldrekening van de deken. De deken verzocht mr. Y om aanvullende informatie, welke door haar werd verstrekt bij brief dd. 2 september 2011.

1.6         De deken heeft op 2 september 2011 zijn standpunt kenbaar gemaakt en klaagster het advies gegeven om de klacht niet langer door te zetten. De deken verzocht klaagster aan hem mede te delen op welke rekening het bedrag ad € 944,44 kon worden overgemaakt. Klaagster heeft aan het bureau van de orde te kennen gegeven dat ten onrechte melding werd gemaakt van een bedrag ad € 944,44; dit moest zijn ad € 999,44. De deken heeft klaagster bij brief dd. 6 september 2011 bericht dat abusievelijk een bedrag ad € 944,44 was vermeld.

1.3         Op 15 februari 2014 heeft klaagster bij de deken opnieuw een klacht tegen verweerster ingediend.

 

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerster een bedrag ad € 180,58 heeft verrekend met de hoofdsom, welk bedrag op grond van het vonnis van de kantonrechter dd. 22 juli 2011 aan klaagster toekomt.

 

3.           ONTVANKELIJKHEID

3.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

   3.2         In het tuchtrecht voor advocaten bestaan geen algemene termijnen voor  verjaring of verval betreffende het indienen van een klacht. Bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van een klacht moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen, enerzijds de rechtszekerheid voor de advocaat dat door hem of haar verrichte werkzaamheden na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld en anderzijds het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter getoetst kan worden. Daarbij is van belang op welk tijdstip klaagster kennis heeft gekregen van het door haar gewraakte handelen van de advocaat. De voorzitter zal de ontvankelijkheid van de klacht aan de hand van dit uitgangspunt beoordelen.

    3.3       Vasts staat dat in de periode augustus/september 2011 correspondentie tussen klaagster en het bureau van de orde van advocaten heeft plaatsgevonden over het optreden van verweerster betreffende de afwikkeling van het vonnis van de kantonrechter dd. 22 juni 2011. De deken heeft op 2 september 2011 zijn standpunt aan klaagster kenbaar gemaakt en haar geadviseerd de klacht niet langer door te zetten. Klaagster heeft hierop enkel gereageerd met de mededeling dat het door de deken vermelde bedrag onjuist was. Klaagster heeft daarbij niet te kennen gegeven haar klacht door te willen zetten. Klaagster heeft vervolgens tot februari 2014 niets meer van zich laten horen, waarna zij zich in februari 2014 opnieuw heeft beklaagd over het optreden van verweerder in de periode juli/augustus 2011. Onder voormelde omstandigheden mocht verweerster er op vertrouwen dat de behandeling van de klacht was afgedaan en kan klaagster na een zo lange periode niet meer (opnieuw) worden ontvangen in haar klacht.

 

 

 

 

 

                     BESLISSING

   

De voorzitter:

 

wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

 

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op  26   mei 2014.

 

griffier                                                                         voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 2 juni 2014

 

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.