Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:11

Zaaknummer

OB 239 - 2013

Inhoudsindicatie

Verweerder trad op voor wederpartij klaagster. Verweerder verscheen niet bij een eerste zitting en verscheen op een tweede zitting zonder zijn cliënt en zonder volmacht. Verweerder reageerde daarnaast niet op verzoeken van de advocaat van klaagster en de rechtbank. De raad stelt vast dat het niet reageren tot het patroon van verweerder behoort.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond. Maatregel: berisping

Uitspraak

 

Beslissing van 13 januari 2014

in de zaak OB 239 - 2013

naar aanleiding van de klacht van:

A.

 

       

klaagster

 

 

tegen:

B.

 

 

                                        verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 19 juli 2013 2013 met kenmerk nr. 48-13-051K, door de raad ontvangen op 23 juli 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 november 2013 Klaagster (met kennisgeving) noch verweerder (zonder kennisgeving) zijn ter zitting verschenen. Van de behandeling is derhalve geen proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 19 juli 2013 met bijlagen en van de nagekomen brief van klaagster van 10 oktober 2013 met bijlagen.

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerder heeft de ex-man van klaagster bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Door verweerder is in die procedure niet gereageerd op verzoeken van zowel de rechtbank als de advocaat van klaagster om gevraagde stukken aan te leveren. Op 28 november 2012 was een zitting gepland, maar op 27 november 2012 omstreeks 16.00 uur heeft verweerder deze zitting afgezegd met de mededeling dat hij griep had en niet in staat was om de volgende ochtend de zitting bij te wonen. Vervolgens is er een nieuwe zitting gepland op 25 februari 2013. Door verweerder waren tot op dat moment nog steeds de gevraagde stukken niet aangeleverd.

2.2      Op 25 februari 2013 verscheen verweerder ter zitting, doch zonder zijn cliënt. Verweerder deelde mede dat zijn cliënt de zitting was vergeten en niet aanwezig kon zijn. Verweerder gaf daarnaast aan dat hij van zijn cliënt geen volmacht had om namens hem ter zitting nadere afspraken te maken.

2.3      De advocaat van klaagster stuurde diezelfde dag een brief aan verweerder en de cliënt van verweerder waarin hij hetgeen ter zitting was voorgevallen, weergaf. De cliënt van verweerder reageerde daarop en ontkende dat hij niet bereid was naar de zitting te komen. De cliënt van verweerder gaf aan dat hij niet op de hoogte was van het feit dat een zitting plaatsvond en gaf eveneens aan dat hij de afgelopen maanden vele malen tevergeefs contact had getracht te zoeken met verweerder. Door verweerder werd op die verzoeken om contact echter niet gereageerd.

2.4      Bij brief van 20 maart 2013 heeft klaagster zich tot de deken gewend. De deken heeft verweerder gevraagd om op de klacht te reageren binnen drie weken. Een reactie van verweerder bleef uit. Na telefonisch contact met de deken heeft verweerder toegezegd op 8 mei 2013 te zullen reageren. Ook toen bleef een reactie echter uit. De deken heeft vervolgens op 15 mei 2013 telefonisch contact met verweerder gehad. Verweerder zou nog diezelfde dag een reactie op de klacht toezenden, maar ook die bleef uit. Op donderdag 16 mei 2013 vond wederom telefonisch contact plaats tussen de adjunct-secretaris en de receptioniste van verweerder. Een inhoudelijke reactie bleef nog altijd uit. Op 17 mei 2013 herhaalde dit patroon zich. Pas bij brief van 22 mei 2013 werd namens verweerder op de klacht gereageerd.

 

3.       KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

          verweerder, die optrad als advocaat van de wederpartij van klaagster, de afwikkeling van een partnerscheidingsprocedure heeft gefrustreerd door:

-   geen stukken aan de rechtbank te zenden;

-   daags voor de zitting van 28 november 2012 om 16:00 uur te melden dat hij vanwege een opkomende griep verhinderd was te verschijnen;

-     de rechter valselijk voor te spiegelen dat zijn cliënt niet bereid was naar de zitting te komen en hij geen toestemming had verkregen om namens zijn cliënt het woord te voeren;

-     niet te reageren op tal van elektronische en telefonische verzoeken van klaagster en haar raadsman.

 

4.       VERWEER

4.1     Verweerder stelt zich op het standpunt dat door hem niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Verweerder stelt dat hij de zitting van 28 november 2012 heeft moeten afzeggen omdat hij griep had en hij, aangezien hij een eenpitter is, de behandeling niet aan een kantoorgenoot kon overdragen. Verweerder stelt daarnaast dat hij zijn zorgplicht jegens alle betrokkenen is nagekomen en dat hij zich, omdat hij zich niet voldoende gevolmachtigd achtte, heeft onttrokken. Volgens verweerder heeft hij daarmee blijk gegeven zijn taak als advocaat serieus te nemen en zorgvuldig te handelen.

4.2     Op de overige door klaagster aan het adres van verweerder gemaakte verwijten wordt door verweerder niet gereageerd.

 

5.         BEOORDELING

5.1     Verweerder heeft opgetreden als advocaat van de tegenpartij van klaagster. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dat bij de beoordeling van een klacht over het optreden van een advocaat van de tegenpartij er van behoort te worden uitgegaan, dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt en dat deze vrijheid niet ten gunste van een tegenpartij mag worden beknot, tenzij daarbij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.

5.2     Door verweerder is enkel verweer gevoerd tegen de klacht voor zover die betrekking heeft op de afmelding voor de zitting van 28 november 2012. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hij ziek was en dat hij, omdat hij een eenpitter was, geen vervanging kon regelen. De raad is, met de deken, van oordeel dat ook een eenpitter voor adequate vervanging zorg dient te dragen. Door zich ziek te melden, het oordeel van de rechtbank over het verzoek tot aanhouding niet af te wachten en bovendien geen vervanger te sturen, heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met de gerechtvaardigde belangen van klaagster bij een spoedige afwikkeling van de partnerscheidingsprocedure.

5.3     Verweerder wordt daarnaast verweten dat hij, bij een later bepaalde zitting, de rechter valselijk heeft voorgespiegeld dat zijn cliënt niet bereid was naar de zitting te komen en verweerder geen toestemming had verkregen om namens zijn cliënt het woord te voeren. Door klaagster is dit onderdeel van de klacht uitvoerig onderbouwd. Klaagster verwijst onder andere naar een brief van de cliënt van verweerder waarin deze bevestigt dat hij door verweerder niet was geïnformeerd omtrent de zitting. De cliënt van verweerder zou hebben aangegeven dat hij wel degelijk bereid was om ter zitting te verschijnen, maar verweerder zou hem dat hebben afgeraden. Op deze brief is door verweerder in het geheel niet gereageerd.

5.4     Indien hetgeen in die brief wordt weergegeven juist is, is de raad van oordeel dat door verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Klaagster is weliswaar niet de cliënt van verweerder, maar klaagster had wel belang bij een spoedige afwikkeling van de partnerscheidingsprocedure waarin zij verwikkeld was met de cliënt van verweerder. Het had dus op de weg van verweerder gelegen om er zorg voor te dragen dat zijn cliënt ter zitting aanwezig was of dat, als zijn cliënt inderdaad niet bereid was om te komen, verweerder wel gevolmachtigd was om namens zijn cliënt ter zitting afspraken te maken. Door dat niet te doen heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met de gerechtvaardigde belangen van klaagster.

5.5     Voor wat betreft het verwijt dat verweerder niet heeft gereageerd op tal van verzoeken van klaagster en haar raadsman stelt de raad vast dat dit kennelijk tot een patroon van verweerder behoort. Ook in de klachtprocedure heeft verweerder nauwelijks, althans slechts na veelvuldig te zijn verzocht om te reageren, inhoudelijk gereageerd. Bij de mondelinge behandeling is verweerder in het geheel niet verschenen. Het niet reageren op brieven en verzoeken van klaagster en haar raadsman kan verweerder worden verweten. De raad is dan ook van oordeel dat de klacht van klaagster gegrond is.

 

6.       MAATREGEL

          De raad is van oordeel dat, gezien de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen en gezien het feit dat bij verweerder sprake lijkt van een patroon, geen lichtere dan de hierna te melden maatregel kan worden opgelegd.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht gegrond en legt terzake aan verweerder op de maatregel van berisping.

 

Aldus gewezen door mevrouw mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.B.M. Caudri, A.J. Sol, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 januari 2014.              

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

Deze beslissing is in afschrift op 14 januari 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:                   

-        klaagster

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

                  Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door :

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voor zover de klacht ongegrond is verklaard tevens door:

-        klaagster

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl.

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl