Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:67

Zaaknummer

R. 4311/13.218

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Het betreft een ambtshalve klacht van de deken over het feit dat verweerder nalaat opgave te doen in het kader van de Centrale Controle Verordeningen 2012, zowel betreffende het kantoor van verweerder als ook de individuele opgave. Aangezien verweerder voorts niet gereageerd heeft op verzoeken van of namens de deken, wordt tevens geklaagd over het feit dat verweerder handelt in strijd met gedragsregel 37.

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft geen verweer gevoerd.

Inhoudsindicatie

De Raad overweegt dat het tot één van de elementaire verplichtingen van een advocaat behoort om jaarlijks de CCV als kantoor alsmede als individuele advocaat in te vullen.

Inhoudsindicatie

Nu als niet betwist vaststaat dat verweerder geen opgave CCV 2012 heeft gedaan, heeft verweerder niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt alsmede het vertrouwen in de advocatuur beschaamt. Het klachtonderdeel is gegrond. Bij gebreke aan betwisting staat voorts vast dat verweerder niet gereageerd heeft op verzoeken van of namens de deken om informatie te verstrekken. Verweerder heeft daarmee gedragsregel 37 geschonden. Dientengevolge kan de deken de op hem rustende taak als toezichthouder niet uitvoeren zodat dit de belangen, die met het tuchtrecht gediend zijn, frustreert.

Inhoudsindicatie

De klachtonderdelen worden gegrond verklaard. Aan verweerder wordt de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing in de praktijkuitoefening voor de duur van zes maanden opgelegd. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat verweerder eerder in een vergelijkbare klacht een berisping is opgelegd.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 2 september 2013, met kenmerk R 12/13/107, door de raad ontvangen op 3 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 december 2013 in aanwezigheid van de deken. Verweerder was zonder bericht van verhindering afwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Bij brief van 4 juni 2013 is van de zijde van de deken aan verweerder verzocht om een kantooropgave te doen in het kader van de Centrale Controle Verordeningen (CCV) 2012.

2.2 Bij brief van 5 juni 2013 is van de zijde van de deken aan verweerder verzocht om zo spoedig mogelijk alsnog de individuele opgave in het kader van de CCV 2012 te doen.

2.3 Bij brief van 24 juli 2013 heeft de deken verweerder verzocht om binnen 14 dagen de individuele opgave CCV te doen, bij gebreke waarvan een ambtshalve klacht zou worden ingediend.

2.4 Bij brief van 13 augustus 2013 heeft de deken verweerder verzocht om uiterlijk 27 augustus 2013 de kantooropgave in het kader van de CCV 2012 te doen.

2.5 Bij brief van 2 september 2013 heeft de deken verweerder meegedeeld dat een ambtshalve klacht is ingediend bij de raad in verband met het uitblijven van een reactie op de brief van 24 juli 2013. Op de brief van 13 augustus 2013 heeft verweerder evenmin gereageerd.

2.6 Bij beslissing van 6 mei 2013 is naar aanleiding van een dekenklacht aan verweerder de maatregel van berisping opgelegd wegens het niet-nakomen van de verplichtingen uit hoofde van de CCV. Bij de mondelinge behandeling van die klacht heeft verweerder uitdrukkelijk beterschap beloofd.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 De deken verwijt verweerder meer in het bijzonder dat deze nalaat opgave te doen in het kader van de CCV 2012, zowel betreffende zijn kantoor, alsook zijn individuele opgave, hoewel verweerder daartoe meerdere malen is aangemaand.

3.3 De deken verwijt verweerder voorts dat deze niet reageert op verzoeken van of namens de deken. Het niet reageren heeft tot gevolg dat de deken niet in staat is de aan hem opgedragen taak uit te oefenen. Dientengevolge handelt verweerder in strijd met Gedragsregel 37.

 

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft noch schriftelijk noch mondeling verweer gevoerd.

 

5 BEOORDELING

5.1 Tot één van de elementaire verplichtingen van een advocaat behoort het jaarlijks invullen van de CCV, als kantoor, alsmede als individuele advocaat. Als niet betwist staat vast dat verweerder, ondanks aanmaningen, geen opgave CCV 2012 heeft gedaan. Dientengevolge heeft verweerder niet voldaan aan één van de op hem rustende elementaire verplichtingen. Verweerder heeft daarmee niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt, alsmede het vertrouwen in de advocatuur beschaamd

5.2 Het klachtonderdeel is gegrond.

5.3 Bij gebreke aan betwisting door verweerder staat op grond van de stukken vast dat verweerder niet voldaan heeft aan verzoeken van of namens de deken om informatie te verstrekken. Verweerder heeft dientengevolge gedragsregel 37 geschonden.

5.4 Deze gedragsregel strekt er onder meer toe de deken in staat te stellen onderzoek te doen. In geval een advocaat zijn medewerking niet verleent aan de deken om de op hem rustende taak uit te voeren, frustreert dit de belangen, die met het tuchtrecht gediend zijn.

5.5 Verweerder heeft door geen gevolg te geven aan verzoeken van de deken niet alleen een voor het goed functioneren van het tuchtrecht essentiële regel geschonden, maar tevens het vertrouwen in de advocatuur geschaad.

5.6 Het klachtonderdeel is gegrond.

 

6 MAATREGEL

 De raad acht het ernstig verwijtbaar dat verweerder in het geheel niet reageert op verzoeken van de deken en voorts zijn individuele en kantooropgave CCV 2012 niet heeft gedaan. Dit klemt temeer nu aan verweerder ter zake op 6 mei 2013 reeds een berisping is opgelegd. De raad acht derhalve een schorsing in de uitoefening van de praktijk passend en geboden en wel voor de duur van zes weken.

 

7 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klachtonderdelen gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel op van schorsing in de praktijkuitoefening voor de duur van zes weken, waarbij de termijn van de schorsing ingaat op het moment dat de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan of, indien verweerder op dat moment uit andere hoofde is geschorst in de praktijkuitoefening of niet op het tableau staat ingeschreven, onmiddellijk aansluitend hieraan.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-De Groot, W.P. Brussaard, R. de Haan, J.P. Heinrich, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 januari 2014.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 21 januari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl