Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-10-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:283

Zaaknummer

14-253A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Vrijheid van handelen. Niet gebleken van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Geen sprake van tegenstrijdige belangen.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van 13 oktober 2014

in de zaak 14-253A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mevrouw mr.

advocaat te Amsterdam

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 9 september 2014 met kenmerk 40-14-0409, door de raad ontvangen op 11 september 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager is eigenaar van een appartement en als zodanig lid van een Vereniging van Eigenaren (hierna: VvE).

1.3 Verweerster heeft op verzoek van drie leden van de VvE een kantongerechtprocedure gevoerd, waarbij om rectificatie van de akte van splitsing van de VvE is verzocht. Bij beschikking van 21 maart 2012 heeft de kantonrechter het verzoek tot wijziging van de splitsingsakte toegewezen.

1.4 Klager heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan het gegeven bevel tot rectificatie en in een nadien gevolgde procedure verweer gevoerd.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) bewust considerabele informatie aan derdenbelanghebbenden, waaronder de VvE-leden, heeft laten onthouden;

b) een eerlijke rechtsgang bewust heeft laten saboteren, daar verweerster wist dat een stadstuinakte die bij alle VvE-leden bekend had moeten zijn niet aan alle VvE-leden was verstrekt;

c) heeft nagelaten bedoelde stadstuinakte in de onderhavige kantongerechtprocedures over te leggen;

d) wist dat, nu een aantal akten ontbrak, de splitsingsakte incompleet en dus niet wettig was, waardoor de VvE niet-ontvankelijk was. Verweerster had daarom dienst moeten weigeren richting de vertegenwoordigers van de rechtspersoon, danwel de bestuurdersleden van de VvE;

e) zonder de noodzakelijke schriftelijke toestemming van betrokkenen de splitsingsakte heeft gewijzigd hoewel verweerster wist dat (1) die toestemming noodzakelijk was en (2) dat zij meewerkte aan een criminele organisatie;

f) opzettelijk frauduleus heeft gehandeld;

g) toen verweerster merkte dat een VvE niet als verzoekende partij kon optreden, de rechter intimideerde om de rechtspersoon te vervangen voor natuurlijke personen. Verweerster heeft aldus de rechtspersoon verwisseld tijdens de zitting. Toen verweerster “akkoord ging met dat de rechtspersoon dan wel de VvE geen eiser mocht zijn”, had verweerster haar dienst vanaf dat moment, per direct behoren te weigeren. Ondanks dat verweerster wist dat sprake was van tegenstrijdige belangen is zij toch voor haar cliënte opgetreden. Het kantoor van verweerster staat een cliënt bij welke de boetesommen moeten uitbetalen aan de onderhavige appartementsrecht-eigenaren, dus had het kantoor van verweerster om deze reden de VvE niet mogen accepteren als klant, omdat sprake was van tegenstrijdige belangen dan wel het kantoor van verweerster haar partijdigheid tegen de VvE niet kon buitensluiten.

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft aangevoerd dat het verwijt dat zij de stadstuinakte niet in het geding heeft gebracht ongegrond is. Klager had geen belang bij het door cliënten van verweerster in het geding brengen van de akte. Als klager daar anders over had gedacht, had hij de akte zelf in het geding kunnen brengen.

3.2 Voorts heeft verweerster aangevoerd dat zij, afgezien van haar optreden in de kwestie rondom de rectificatie van genoemde splitsingsakte, nimmer is opgetreden in enige zaak waarmee enig belang van klager gemoeid was, zodat geen sprake is van tegenstrijdige belangen.

3.3 Ook heeft verweerster aangevoerd dat er geen sprake van is geweest dat de verzoekende partij is vervangen door als privé personen optredende appartementseigenaren. Bedoelde appartementseigenaren waren immers reeds in de eerste verzoekschriftprocedure als verzoekende partij aan te merken. Bij die eerste verzoekschriftprocedure was klager geen partij. Voor zover klager derhalve al kan worden ontvangen in dit klachtonderdeel, is het klachtonderdeel ongegrond omdat het feitelijke grondslag ontbeert, aldus verweerster.

4 BEOORDELING

4.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2 De klacht betreft het handelen van verweerster als advocaat van klagers wederpartij. Uitgangspunt bij de beoordeling van een dergelijke klacht is dat aan de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal het handelen van verweerster aan de hand van deze maatstaf toetsen.

Klachtonderdelen a, b en c

4.3 Klachtonderdelen a,  b en c lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.4 Klager verwijt verweerster dat zij bewust bepaalde informatie, waaronder een stadstuinakte, niet aan derden heeft verstrekt, alsmede heeft nagelaten die bewuste akte in de eerste verzoekschriftprocedure bij de kantonrechter over te leggen.

4.5 Klager miskent dat verweerster, als advocaat van zijn wederpartij, zelf in overleg met haar cliënten mag beoordelen welke stukken zij aan derden verstrekt danwel in het geding brengt. In het onderhavige geval is de voorzitter noch uit de stukken noch anderszins gebleken dat verweerster de hiervoor bedoelde haar toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. De klachtonderdelen a, b en c zijn derhalve ongegrond.

Klachtonderdelen d, e en f

4.6 Ook klachtonderdelen d, e en f lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Deze klachtonderdelen houden kort gezegd in dat verweerster wist dat de VvE niet ontvankelijk was en als gevolg daarvan niet voor de bestuursleden van de VvE had mogen optreden. Ook heeft zij zonder de schriftelijke toestemming van betrokkenen de splitsingsakte gewijzigd en meegewerkt aan een criminele organisatie. Hierdoor heeft verweerster opzettelijk frauduleus gehandeld.

4.7 Voor zover verweerster heeft bedoeld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht nu hij geen partij was bij de eerste verzoekschriftprocedure overweegt de voorzitter dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat aan degene toekomt die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Gelet op deze maatstaf is klager ontvankelijk in zijn klacht.

4.8 Ten aanzien van de inhoudelijke beoordeling van klachtonderdelen d, e en f overweegt de voorzitter dat de kantonrechter in de beschikking van 21 maart 2012 heeft geoordeeld dat uit het feit dat verzoekers zich in hun verzoekschrift baseren op artikel 5:144 BW en niet op artikel 5:139 BW voldoende duidelijk blijkt dat verzoekers de bedoeling hebben gehad het verzoek als appartementseigenaar en niet als bestuurslid in te dienen. Uit het oordeel van de kantonrechter blijkt reeds dat verweerster rechtsgeldig een procedure namens haar cliënten aanhangig heeft gemaakt. In het licht van dit oordeel is het niet aan de tuchtrechter om zich een zelfstandig oordeel te vormen over een inhoudelijke discussie tussen partijen die zich in het kader van een civiele procedure heeft afgespeeld. Daarbij komt dat de voorzitter niet is gebleken dat verweerster met haar handelwijze de hiervoor onder 4.2 genoemde grenzen aan de advocatuurlijke vrijheid heeft overschreden. Evenmin heeft klager concrete feiten en omstandigheden genoemd op grond waarvan aangenomen zou moeten worden dat verweerster frauduleus heeft gehandeld.

4.9 Op grond van het voorgaande zijn klachtonderdelen d, e en f dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel g

4.10 Ten aanzien van klachtonderdeel g overweegt de voorzitter dat niet is gebleken dat verweerster tegenstrijdige belangen heeft behartigd. Tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerster dat zij nooit is opgetreden in een zaak waarmee enig belang van klager was gemoeid, heeft klager onvoldoende gesteld waaruit het tegendeel kan worden afgeleid. Derhalve is ook klachtonderdeel g ongegrond.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. K. van Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 13 oktober 2014.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 13 oktober 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.