Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:311

Zaaknummer

OB 59 - 2014

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Niet gebleken verweerder bij de behandeling van de incassozaak tegen klager onevenredig nadeel aan klager heeft toegebracht, noch kan verweerder anderszins een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 1 december 2014

in de zaak OB 59-2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

 

tegen:

 

 

verweerder

 

     

    

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 11 maart 2014 met kenmerk K48|13|161K , door de raad ontvangen op 13 maart 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 oktober 2014. Klager en verweerder, vergezeld van zijn voormalig kantoorgenoot mr. L., zijn verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     De brief van de deken d.d. 11 maart 2014 met bijlagen;

-     De nagekomen brief van verweerder d.d. 15 maart 2014 met bijlagen.

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Op 26 november 2010 heeft klager zich gewend tot het advocatenkantoor (hierna: “het kantoor”) waar verweerder destijds werkzaam was. Klager heeft het kantoor de opdracht gegeven om zijn vordering ten bedrage van € 20.047,45 op een Duitse debiteur te incasseren. De incassozaak is behandeld door verweerders toenmalige kantoorgenoot mr. U. Verweerder heeft met de behandeling van de incassozaak geen inhoudelijke bemoeienis gehad.

2.2      Op 29 november 2012 heeft mr. U. klagers debiteur tot betaling gesommeerd. De debiteur heeft vervolgens aan mr. U medegedeeld dat er op 6 december 2010 rechtstreeks aan klager een deelbetaling was verricht van € 6.718,08. De debiteur heeft voorts verweer gevoerd ter zake het resterende bedrag. Mr. U heeft klager hier vele malen over aangeschreven. Mr. U heeft jegens de Duitse debiteur verder geen incasso-activiteiten meer verricht. 

2.3      Op 27 mei 2011 heeft het kantoor, stellende dat een bedrag van € 29.943,32 was geïncasseerd, aan klager een declaratie gestuurd ten bedrage van € 4.364,87 plus kantoorkosten van € 150,-- exclusief BTW, waarvan nadien  een bedrag van € 420,54 exclusief BTW is gecrediteerd. Het kantoor heeft gesteld dat klager dit bedrag was verschuldigd op basis van het overeengekomen incasso-tarief, door het kantoor ook wel aangeduid als “no win no fee”.

2.4      Klager heeft de declaratie betwist en heeft deze niet voldaan. Op 20 augustus 2012 heeft verweerder klager als advocaat van het kantoor gedagvaard teneinde betaling van de openstaande declaratie af te dwingen. Bij verstekvonnis van de rechtbank Roermond, sector kanton, d.d. 11 september 2012 is klager veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.572,26, vermeerderd met wettelijke rente. Klager is tevens veroordeeld in de proceskosten. Klager heeft geen rechtsmiddel tegen het vonnis aangewend en heeft het bedrag aan het kantoor voldaan nadat daarvoor een betalingsregeling was getroffen.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.           zijn kantoor de kosten van een incassoprocedure tegen een Duitse debiteur van klager volgens afspraak en volgens hun site volledig zou verhalen op de debiteur, maar in strijd daarmee een declaratie voor werkzaamheden van € 6.882,26 heeft gestuurd;

2.           zijn kantoor beweert een groot gedeelte van de vordering te hebben geïncasseerd, maar helemaal niets heeft geïncasseerd: ook zonder inmenging van het kantoor zou klager het geld hebben ontvangen;

3.           de behandelend advocaat van het kantoor, mr. U, niet met klager heeft gesproken;

4.           het kantoor hem ook niet op de hoogte heeft gehouden van de incasso van haar eigen declaratie.

 

4          VERWEER

4.1     Klachtonderdelen 1, 2 en 3

Verweerder heeft met de behandeling van klagers incassozaak geen inhoudelijke bemoeienis gehad zodat hem van de wijze waarop de zaak is behandeld ook geen tuchtrechtelijke verwijten kunnen worden gemaakt.

De klachten zijn ongegrond. Het kantoor heeft klagers incassozaak naar behoren behandeld. Dat de kosten niet op klagers debiteur konden worden verhaald, is te wijten aan klager zelf, die niet heeft gereageerd op de verzoeken van mr. U om informatie. Het door de debiteur gevoerde verweer kon daardoor niet worden weerlegd.  De verzonden factuur was juist en in overeenstemming met het overeengekomen incassotarief. Het kantoor heeft een bedrag van € 29.943,32 voor klager geïncasseerd. Dat klagers debiteur rechtstreeks aan klager heeft betaald doet niet ter zake; omdat de betaling van klagers debiteur werd ontvangen na verzending van de sommatiebrief wordt deze betaling geacht te zijn verricht naar aanleiding van de sommatiebrief. Over de vordering van het kantoor op klager is tot slot reeds door de rechter beslist, zodat klager zich hierover niet meer kan beklagen.

4.2    Klachtonderdeel 4

Nadat klager diverse malen tot betaling was gesommeerd, is de dagvaarding op rechtsgeldige wijze door de deurwaarder betekend aan het in het handelsregister van de Kamer van Koophandel opgenomen adres. Klager moet derhalve bekend zijn geweest met de dagvaarding.

 

5       BEOORDELING

5.1     Klachtonderdelen 1, 2 en 3

                 De klachtonderdelen 1, 2 en 3 hebben betrekking op de wijze waarop klagers incassozaak is behandeld. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder in het geheel geen bemoeienis heeft gehad met de behandeling van klagers incassozaak. Niet verweerder, maar zijn toenmalige kantoorgenoot mr. U heeft klagers incassozaak behandeld. Ter zake de wijze waarop klagers incassozaak is behandeld kan verweerder dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

        5.2     De raad stelt vast dat in de instructiefase bij de deken de klachten, voor zover die zich richten tot mr. U, onvoldoende zijn onderzocht, onder meer vanwege het feit dat mr. U in die instructiefase niet is gehoord. De raad zal de zaak voor wat betreft de klachtonderdelen 1, 2 en 3 dan ook terugverwijzen naar de deken voor instructie en zal iedere beslissing aanhouden in afwachting van bericht van de deken over de resultaten van diens onderzoek.

       

        5.3     Klachtonderdeel 4

                 Verweerder heeft de vordering op klager ter zake de openstaande declaratie van het kantoor waar hij destijds werkzaam was, behandeld. In zijn hoedanigheid van advocaat diende hij de belangen van zijn cliënt, in dit geval zijn toenmalige kantoor, naar behoren te behartigen. In dat verband mocht verweerder bij de behandeling van de zaak afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal dat zijn kantoor hem had verschaft.

        5.4     Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat, nadat klager diverse malen tot betaling was gesommeerd, de dagvaarding op rechtsgeldige wijze door de deurwaarder is betekend aan het in het handelsregister van de Kamer van Koophandel opgenomen adres. De rechtbank Roermond, sector kanton, heeft klager bij vonnis d.d. 11 september 2012 bij verstek veroordeeld. Tegen dit vonnis heeft klager geen rechtsmiddel aangewend.

        5.5     De raad is niet gebleken dat verweerder bij de behandeling van de incassozaakzaak tegen klager met diens gerechtvaardigde belangen geen rekening heeft gehouden. De raad is van oordeel dat verweerder van de wijze waarop hij de incassozaak tegen klager heeft behandeld geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Klachtonderdeel 4 is derhalve ongegrond.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

1.    verklaart klachtonderdeel 4 ongegrond;

2.               verwijst de zaak voor wat betreft de klachtonderdelen 1, 2 en 3 terug naar de deken voor instructie en houdt iedere beslissing aan in afwachting van bericht van de deken over de resultaten van diens onderzoek.

 

Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef, J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 december 2014 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 2 december 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerder

 

en per e-mail verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder/verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager/klaagster

-        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl