Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-07-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:226
Zaaknummer
14-13
Inhoudsindicatie
Verzet. Klager meent dat zijn advocaat zich in een zaak tegen de woningcorporatie onvoldoende heeft ingespannen en dat hij ten onrechte een eigen bijdrage heeft betaald. De raad oordeelt dat de advocaat bij de behandeling van de zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid de aanpak kan bepalen. Verweerder heeft de belangen van klager met zijn adviezen niet nodeloos geschaad. Voorts geeft het betalen van een eigen bijdrage geen garantie dat een zaak ook werkelijk leidt tot juridische maatregelen en/of resultaten. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 14 juli 2014
in de zaak 14-13
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 17 februari 2014 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 22 januari 2014 met kenmerk K13/153, door de raad ontvangen op 23 januari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 17 februari 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht in alle klachtonderdelen kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 17 februari 2014 is verzonden aan klager.
1.3 Bij e-mail van 25 februari 2014 door de raad ontvangen op 25 februari 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 12 mei 2014 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 25 februari 2014 en zijn afmelding voor de zitting op 12 mei 2014 per e-mail van 5 maart 2014.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.2 Verweerder heeft klager in een drietal, samenhangende, kwesties bijgestaan. Allereerst in de eerste helft van 2012 met betrekking tot een kort geding waarin klager werd gedagvaard door woningcorporatie X in Y. Het ging om een verzoek tot ontruiming van de woning door klager, omdat klager overlast zou veroorzaken. De woningbouwvereniging had klager een zogenaamde “laatste-kans-woning” aangeboden, maar deze heeft klager om hem moverende redenen geweigerd. Klager is bij vonnis van de Voorzieningenrechter veroordeeld tot ontruiming van zijn woning en hij kreeg een termijn van zes maanden om uit te zien naar vervangende woonruimte. Verweerder heeft klager afgeraden om in hoger beroep te gaan tegen het vonnis.
2.3 De tweede kwestie waarin verweerder klager van advies diende, betrof zijn verzoek aan verweerder om een executiegeschil terzake het eerder genoemde vonnis van de Voorzieningenrechter, te starten. Klager meende dat op woningcorporatie X een inspanningsverplichting rustte om vervangende woonruimte voor hem te zoeken. Verweerder heeft onderzoek verricht en geconcludeerd dat een executiegeschil geen kans van slagen had.
2.4 Het derde verzoek van klager aan verweerder betrof een geschil met woningcorporatie Y te Z medio 2013. Klager meende dat deze corporatie hem een woning had aangeboden en vroeg verweerder om af te dwingen dat dit aanbod gestand zou worden gedaan. Er heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de heer A van B enerzijds en verweerder en klager anderzijds. Conclusie van verweerder was dat Y geen juridisch afdwingbaar aanbod had gedaan voor vervangende woonruimte voor klager. Verweerder heeft klager bij e-mail van 19 juli 2013 bericht ook in deze kwestie niet te willen procederen.
2.5 Gedurende de gehele periode is klager begeleid door diverse hulpverlenende instanties, zoals het Leger des Heils, GGNet en verschillende woningbouwverenigingen. Na het laatste contact met verweerder heeft klager zelfstandig contact gezocht met de Nationale Ombudsman en met diens hulp is er weer contact geweest met de gemeente A en de Commissie Opstapwoningen over woonruimte.
2.6 Bij brief met bijlagen van 27 september 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) hij zich onvoldoende heeft ingespannen bij de behartiging van de belangen van klager;
b) hij zich onvoldoende heeft vergewist van de kans van slagen in zaken waarin hij verweerder raadpleegde waardoor klager tot driemaal toe een eigen bijdrage werd verschuldigd zonder dat enig resultaat in die zaken werd behaald.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich niet kan verenigen met de beslissing van de voorzitter, omdat hij bestrijdt dat verweerder al het mogelijke heeft gedaan om een zo goed mogelijke verdediging te voeren.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.
4.2 De voorzitter heeft de juiste toetsingsmaatstaf gehanteerd, te weten dat de advocaat bij de behandeling van de zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Dat de advocaat zijn cliënt duidelijk moet maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is, is eveneens een terechte maatstaf.
4.3 In verzet betwist klager dat verweerder al het mogelijke heeft gedaan om een zo goed mogelijke verdediging voor klager te voeren. Klager voert daarbij nog aan dat de Nationale Ombudsman zou hebben geconcludeerd dat een onderzoek over de communicatie en de ketensamenwerking zal worden gedaan. Daarnaast zou de gemeente hebben toegegeven dat de communicatie en de volgorde van toewijzing niet juist is verlopen. Op zichzelf zijn dit geen omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat verweerder zijn zorgplicht jegens klager niet is nagekomen. Over haalbaarheid van zaken kan immers verschillend worden gedacht, vanuit verschillende, al dan niet juridische, invalshoeken. De ene invalshoek sluit de andere niet per se uit en al helemaal hoeft bij een andere visie niet direct te worden geconcludeerd dat sprake is van onjuiste advisering. De raad komt, ook in het licht van de voorlopige oordelen van de genoemde instanties, tot de slotsom dat de voorzitter terecht heeft geoordeeld dat verweerder niet onjuist heeft geadviseerd of opgetreden. Met de voorzitter is de raad van mening dat verweerder de belangen van klager met zijn adviezen niet nodeloos heeft geschaad en dat het een advocaat in het algemeen vrijstaat om in een zaak niet te willen procederen. Ook het oordeel van de voorzitter dat het betalen van een eigen bijdrage geen garantie geeft dat een zaak ook werkelijk leidt tot juridische maatregelen en/of resultaten, is niet onbegrijpelijk.
4.4 Kortom, naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ongegrond bevonden.
4.5 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, F.A.M. Knüppe, R.J.A. Dil, H. Dulack, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 juli 2014
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 14 juli 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
en per gewone post aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.