Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:321

Zaaknummer

R. 4674/14.258

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij.

Inhoudsindicatie

Het is de taak van verweerster het standpunt van haar cliënte naar voren te brengen. Indien de cliënte van verweerster meent dat "het alleen de man, is die ervaart dat de veiligheid van de kinderen in het gedrang is", staat het verweerster vrij dat ook zo te verwoorden. Van het (bewust) verstrekken van onjuiste informatie door verweerster is niet gebleken. Indien en voor zover klager van mening is dat de door verweerster namens haar cliënte ingenomen standpunten niet juist zijn, had klager dat al in de procedures bij de rechtbank kenbaar kunnen maken, hetgeen klager, althans zijn advocaat namens hem, heeft gedaan.

Inhoudsindicatie

Klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 25 november 2014 met kenmerk K193 2014 bm/sh, door de raad ontvangen op 26 november 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerster treedt sinds juni 2012 op als advocaat van klagers echtgenote.

1.3 Op 16 januari 2014 is door verweerster namens klagers echtgenote een verzoekschrift voorlopige voorzieningen bij de rechtbank Den Haag ingediend.

1.4 Klager heeft in die procedure op 28 januari 2014 een verweerschrift ingediend.

1.5 Op 29 januari 2014 heeft de behandeling ter zitting van de voorlopige voorzieningen plaatsgevonden.

1.6 Op 12 februari 2014 is de beschikking voorlopige voorzieningen gegeven.

1.7 Op 6 maart 2014 heeft verweerster namens klagers echtgenote een verzoekschrift tot echtscheiding met nevenvorderingen bij de rechtbank Den Haag ingediend.

1.8 Daarop heeft klager op 3 juni 2014 een verweerschrift echtscheiding, tevens zelfstandige verzoeken bij de rechtbank Den Haag ingediend.

1.9 Verweerster heeft op 5 juni 2014 een verzoekschrift tot verkrijging van vervangende toestemming voor een vakantie van 8 tot en met 25 juli 2014 bij de rechtbank Den Haag ingediend.

1.10 Daarop heeft klager op 24 juni 2014 een verweerschrift vervangende toestemming vakantie, tevens houdende zelfstandige verzoeken bij de rechtbank Den Haag ingediend.

1.11 Op 27 juni 2014 heeft de behandeling ter zitting plaatsgevonden, waarna de rechtbank Den Haag op 4 juli 2014 in dat laatste geschil een beschikking heeft afgegeven.

1.12 Bij brief van 16 juli 2014 heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij:

a. in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 30, door:

a1 de rechter van onjuiste informatie te voorzien, zowel in haar verzoekschrift van 5 juni 2014 als ter gelegenheid van de behandeling ter zitting van 27 juni 2014 door te stellen dat het alcoholmisbruik van de moeder van de echtgenote van klager door klager is verzonnen in het kader van de echtscheiding, en dat er uit maandenlang onderzoek van professionals zou zijn gebleken dat dit alcoholmisbruik niet heeft plaatsgevonden;

a2 verouderde (ingetrokken) verslagen van instanties als bewijsmateriaal aan de rechtbank heeft doen toekomen, terwijl verweerster beschikt over nieuwe versies van de rapporten. Ter toelichting heeft klager gewezen op het feit dat verweerster telkens weer het rapport van Jeugdformaat van 28 oktober 2013 naar de rechtbank stuurt, terwijl zij op de hoogte is van de gecorrigeerde versie van 19 december 2013;

a3 in het verzoekschrift voorlopige voorzieningen van 16 januari 2014 te stellen dat uitsluitend de man (onderstreping overgenomen uit verzoekschrift) problemen rondom de veiligheid van zijn dochter ervaart. Klager stelt dat verweerster daarbij geheel voorbij gaat aan alle rapporten van Bureau Jeugdzorg en Jeugdformaat, waarin telkens duidelijk wordt gesteld dat zij die zorgen delen;

b. in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 3, door haar cliënte – ondanks de verklaring ter zitting van partijen dat zij zich zouden wenden tot een mediator – adviseert naar de rechter te gaan;

c. in strijd heeft gehandeld met gedragsregels 14.1 en 14.3, door :

c1 een uur voor de behandeling ter zitting van 29 januari 2014 een uur “een spoedje” heeft ingediend;

c2 voor de zitting van 27 juni 2014 heeft de schoonvader van klager aan verweerster een stapel papier overhandigd. Ter zitting heeft verweerster hierover gezegd dat het een pleitnota betrof vol met lelijke dingen en dat zij die om die reden niet ging voorlezen.

d. in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 23.2, door in plaats van partijen voor mediation te laten kiezen, klager op kosten jaagt en een oneigenlijke en financiële druk op klager uitoefent met als doel om klager moedwillig kapot te procederen. Klager is van mening dat verweerster, in overleg met de vader van zijn echtgenote, bewust heeft gewacht met het aanhangig maken van de (echtscheidings)procedure toen duidelijk was dat klager niet langer in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand;

e. in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 31, door in de pleitnota ten behoeve van de zitting van 29 januari 2014 verzonnen schrijfsels, kwaadsprekerij en laster op te nemen.

 

3 BEOORDELING

3.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Ten aanzien van de klachtonderdelen a en c

3.2 Uit de e-mail van verweersters cliënte van 12 juni 2012 kan worden afgeleid dat zij bestrijdt dat sprake is van alcoholisme. In haar verzoekschrift heeft verweerster als reactie op klagers stelling dat sprake is van excessief alcoholgebruik vermeld dat haar cliënte ontkent dat hier sprake van is. Het gestelde in het verzoekschrift (ter verkrijgen van vervangende toestemming voor een vakantiereis vanaf 8 tot en met 25 juli 2014 samen met minderjarige kinderen) komt overeen  met het gestelde in de e-mail van 24 juni 2012. Verweerster heeft tevens in haar verzoekschrift aangegeven dat haar cliënte zich tegen klagers stelling verweert met behulp van bewijsstukken, opgesteld na maandenlang onderzoek door professionals. Dit insinueert niet dat verweerster, althans haar cliënte stelt dat maandenlang onderzoek is gedaan naar het alcoholgebruik. Deze passage kan ook betrekking hebben op klagers stelling dat door zijn echtgenote onvoldoende toezicht wordt gehouden op het moment dat zij met de kinderen bij haar ouders verblijft. Van het onjuist voorlichten van de rechtbank is geen sprake.

3.3 Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerster onjuiste informatie aan de rechtbank heeft verstrekt, anders dan dat zij het standpunt van haar cliënte over het voetlicht heeft gebracht. Met betrekking tot het verslag van 28 oktober 2013 heeft verweerster onbetwist gesteld dat nergens uit volgt dat dit verslag is vervallen dan wel is ingetrokken. Volgens verweerster zijn er enkele toevoegingen aan het verslag gedaan op verzoek van klager. De cliënte van klager was het hier niet mee eens. Gelet op deze omstandigheden lag het op de weg van klager om het aangepaste verslag in te brengen, indien hij van mening is dat de rechter hiervan kennis dient te nemen.

3.4 Het is de taak van verweerster het standpunt van haar cliënte naar voren te brengen. Indien de cliënte van verweerster meent dat het alleen de man is die ervaart dat de veiligheid van de kinderen in het gedrang zijn, staat het verweerster vrij dat ook zo te verwoorden. Van het (bewust) verstrekken van onjuiste informatie door verweerster is uit de stukken in het dossier niet gebleken. Indien en voor zover klager van mening is dat de door verweerster namens haar cliënte ingenomen standpunten niet juist zijn, had klager dat al in de procedures bij de rechtbank kenbaar kunnen maken, hetgeen klager, althans zijn advocaat namens hem, heeft gedaan.

3.5 Verweerster heeft gesteld dat zij zowel ten behoeve van de zitting van 29 januari 2014 als de zitting van 27 juni 2014 namens haar cliënte een pleitnota heeft opgesteld. Verweerster heeft terecht gesteld dat het niet gebruikelijk is een pleitnota vooraf aan de wederpartij toe te zenden. Verweerster heeft voorts gesteld dat zij voorafgaand aan de zitting voorlopige voorzieningen van 29 januari 2014 een kopie van de brief van haar cliënte van 16 januari 2014 aan Stichting Jeugdformaat aan de rechtbank en de advocaat van klager heeft overhandigd. Dit als reactie op het verweerschrift van klager, die verweerster eerst een dag voor de zitting heeft ontvangen. In het kader van voorlopige voorzieningen is het toegestaan dat op de dag van de zitting nog stukken in het geding worden gebracht. Daarbij is niet komen vast te staan dat verweerster klagers belangen heeft geschaad door zo laat in de procedure stukken in het geding te brengen. Voor zover dit al het geval zou zijn, lag het op de weg van de advocaat van klager om hier gemotiveerd bezwaar tegen te maken.

Ten aanzien van klachtonderdeel b 

3.6 Een advocaat dient voor ogen te houden dat een regeling in der minne de voorkeur verdient boven een proces. Met betrekking tot de mogelijkheden die de mediator had voor het inplannen van een afspraak nemen klager en verweerster tegenovergestelde standpunten in. Bij gebrek aan schriftelijke stukken kan niet worden vastgesteld welk standpunt juist is. Ervan uitgaande dat het niet mogelijk was de vakantieplanning met behulp van een mediator te regelen en gelet op de door klager aangegeven vijf redenen waarom hij niet wilde dat zijn echtgenote met de kinderen op vakantie zou gaan, is de handelwijze van verweerster, om vervangende toestemming bij de rechter te vragen voor de vakantie, niet klachtwaardig. Klager heeft immers geen toestemming gegeven onder bepaalde voorwaarden.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

3.7 Ten aanzien van dit klachtonderdeel heeft verweerster gesteld dat aangetoond is dat de in opdracht van haar cliënte gevoerde procedures noodzakelijk waren en dat zij klager niet bewust op kosten heeft gejaagd. Klager en de cliënte van verweerster nemen een tegenstrijdig standpunt in ten aanzien van de (on)mogelijkheid van klager om in aanmerking te komen voor een toevoeging, zonder dat kan worden vastgesteld dat het standpunt van klager juist is. Klager heeft dit klachtonderdeel ook niet nader onderbouwd.

Ten aanzien van klachtonderdelen e

3.8 De inhoud van de pleitaantekeningen ten behoeve van de zitting voorlopige voorzieningen van 29 januari 2014 kunnen niet als onnodig grievend worden gekwalificeerd. Voor zover klager verweerster verwijt dat de inhoud van de pleitaantekeningen afwijkt van hetgeen verweerster ter zitting naar voren heeft gebracht, kan dit op basis van de stukken en de tegenstrijdige standpunten niet worden vastgesteld.

3.9 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met e kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a tot en met e als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 18 december 2014.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 december 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.       

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen  klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.