Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:35

Zaaknummer

R. 4260/13.167

Inhoudsindicatie

Het verwijt van klaagster dat zij niet is geïnformeerd omtrent de aangifte en mishandeling van haar zoon is door de beklaagde advocaat genoegzaam weerlegd. De klacht is –voor zover niet ingetrokken – ongegrond.

Uitspraak

 

1  VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 4 juli 2013 aan de Raad van Discipline met kenmerk R 12/13/83, door de raad ontvangen op 5 juli 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 4 november 2013 van de raad in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Klaagster werd ter zitting bijgestaan door mr. R., advocaat te Amsterdam. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

1.4 Verweerder heeft op 31 oktober 2013 bij faxbrief nog een aantal stukken overgelegd, waaronder een verklaring van mevrouw B., gedateerd 29 oktober 2013.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft klaagster bijgestaan in enkele procedures ter zake de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van haar zoon. Dit was in de periode 2010 tot en met maart/april 2012.

2.3 De zoon van klaagster heeft in de diverse procedures een eigen advocaat gehad.

2.4 In de periode dat verweerder klaagster bijstond hebben drie zittingen plaatsgevonden en heeft één keer een zogenaamd piketverhoor plaatsgehad.

2.5 Bij brief van 24 februari 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3  KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door klaagster onvoldoende te hebben geadviseerd omtrent de mogelijkheden met betrekking tot de mishandeling van haar zoon en daarbij onvoldoende zorg voor klaagster aan de dag heeft gelegd. Tevens heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a. klaagster onvoldoende zou hebben geïnformeerd over de ontwikkelingen betreffende haar zoon;

b. niet altijd kwam opdagen bij zittingen;

c. het verhaal over klaagsters zoon niet serieus heeft genomen;

d. mevrouw B., haar begeleidster, zou hebben gezoend en betast (in maart 2012), van welk voorval klaagster getuige was;

e. klaagster gedreigd zou hebben dat zij over dit laatste voorval niet zou mogen praten;

f. allerlei brieven die klaagster aan hem heeft gegeven zomaar op straat zou hebben laten slingeren.

 

Bij brief van 31 oktober 2013 heeft de gemachtigde van klaagster de klachtonderdelen b tot en met f ingetrokken. In de kern is het verwijt dat verweerder onvoldoende zorg aan de dag heeft gelegd naar aanleiding van de mishandeling van klaagsters zoon en klaagster ter zake onvoldoende heeft geadviseerd en geïnformeerd. De raad zal – gelet op het vorenstaande - in het verweer en de beoordeling van deze beslissing alleen klachtonderdeel a betrekken.

 

4 VERWEER

Verweerder heeft gesteld dat hij klaagster steeds afdoende heeft geïnformeerd, ook naar aanleiding van de mishandeling van klaagsters zoon. Hiertoe is op het kantoor van verweerder op 18 of 22 april 2011 een afspraak gemaakt. Daarbij had klaagsters zoon een eigen advocaat en was het de taak van Bureau Jeugdzorg om klaagster te informeren over het wel en wee van klaagsters zoon. Het verhaal ter zake de mishandeling van klaagsters zoon is, zo stelt verweerder, wel degelijk serieus genomen. Verweerder heeft gesteld dat zijn kantoorgenote tijdens de zitting van 13 april 2011 hierover de rechtbank heeft geïnformeerd.

 

5 BEOORDELING

5.1 De raad zal de faxbrief van 31 oktober 2013 met bijlagen van verweerder, waaronder de verklaring van mevrouw B., bij de beoordeling buiten beschouwing laten. Deze stukken zijn tardief ingediend.

 5.2 Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is de raad van oordeel dat het,  gelet op het feit dat door verweerder onbetwist is gesteld dat hij klaagster op 18 of 22 april 2011 op zijn kantoor hierover heeft gesproken, aannemelijk dat verweerder klaagster heeft geïnformeerd aangifte te doen naar aanleiding van de mishandeling van haar zoon. Het gestelde nalaten is dan ook genoegzaam weerlegd. Klachtonderdeel a is ongegrond.

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart klachtonderdeel a ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 januari 2014.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 8 januari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl

dafs