Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-11-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:286

Zaaknummer

ZWB 15 - 2014

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Nu verweerder tijdens de aanvaarding van de opdracht was aangesloten bij de Geschillenregeling Advocatuur, maar klager niet van de beëindiging van die deelname op de hoogte heeft gesteld, heeft hij klager op het verkeerde been gezet en tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Van onvoldoende gewicht om maatregel op te leggen

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond,geen maatregel

Uitspraak

Beslissing van 17 november 2014

in de zaak ZWB 15-2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                     

 

                       klager

 

 

                      tegen:

 

                     

                      verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van  20 januari 2014 met kenmerk K13-055, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 oktober 2014 in aanwezigheid van verweerder. Klager is niet ter zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     het klachtdossier;

-     een brief van klager d.d. 26 augustus 2014;

-     een brief van klager d.d. 29 september 2014.

 

 

2          FEITEN

2.1     Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

Verweerder heeft klager, diens broer (nader te noemen: L) en twee zussen bijgestaan in een procedure bij de Pachtkamer te Terneuzen. De Pachtkamer heeft op 7 november 2011 vonnis gewezen. Bij e-mail d.d. 3 januari 2012 heeft klager mede namens genoemde broer en zussen verzocht om hoger beroep tegen dit vonnis aan te tekenen. Verweerder heeft hierop hoger beroep ingesteld bij de Pachtkamer van het gerechtshof Arnhem en een concept memorie van grieven opgesteld. Tussen klager, diens broer en verweerder is vervolgens een geschil ontstaan over de aanpak van de zaak en de inhoud van de concept memorie van grieven. Bij brief d.d. 3 september 2012 heeft verweerder hen geadviseerd een andere advocaat te zoeken. Klager heeft vervolgens bij verweerder de stukken opgevraagd. Aangezien een afschrift van het proces-verbaal van comparitie in het dossier ontbrak heeft verweerder, bij brief d.d. 26 november 2012, aan de rechtbank verzocht om toezending hiervan. Bij brief d.d. 30 november 2012 is het proces-verbaal door de rechtbank aan verweerder toegezonden. Verweerder heeft dit per e-mail d.d. 5 december 2012 doorgezonden aan klager. Op 20 februari 2013 heeft een opvolgend advocaat, mr. X  aan verweerder verzocht om toezending van het dossier in de zaak. Bij brief d.d. 21 februari 2013 heeft verweerder op deze brief geantwoord. Daarbij is hij er vanuit gegaan dat mr. X zowel voor klager als diens broer optrad. Verweerder heeft in de brief aan mr. X - voor zover hier van belang - het volgende geschreven:

“… G. en L. zijn niet gespeend van enige intelligentie, maar hebben de neiging zich vast te bijten in details en zij willen zelf bepalen hoe de procedure wordt gevoerd en hoe ieder processtuk wordt geredigeerd…”

Voorts heeft verweerder zich in deze brief op zijn retentierecht beroepen en  medegedeeld dat hij alle originele processtukken zou toezenden zodra de volledige nota zou zijn voldaan. Bij brief d.d. 25 februari 2013 heeft verweerder aan mr. X onder meer medegedeeld dat klager en zijn broer reeds beschikten over het volledige dossier en dat hij de deken had verzocht om bemiddeling. De deken heeft op 21 maart 2013 ten aanzien van verweerder positief geadviseerd omtrent het retentierecht. Bij e-mail d.d. 28 maart 2013 heeft klager aan verweerder verzocht om informatie over de Klachten- en Geschillenregeling Advocatuur. Verweerder heeft in een e-mail d.d. 2 april 2013 aan mr. X meegedeeld dat zijn kantoor sedert enige tijd niet meer deelnam aan deze regeling en klager verwezen naar de deken van de orde van advocaten c.q. de raad van discipline. Bij e-mail d.d. 6 april 2013 heeft klager verweerder nogmaals verzocht om het volledige procesdossier  af te geven, meer in het bijzonder de conclusies van antwoord en dupliek inclusief alle producties. Door de deken van de Orde van Advocaten is op 13 mei 2013 vastgesteld dat in de op de website van verweerder gepubliceerde algemene voorwaarden onder artikel VII was opgenomen dat het kantoor deelneemt aan de Klachten- en Geschillenregeling Advocatuur.

 

3          klacht

3.1  De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)     vertrouwelijke informatie aan derden (mr. X) heeft verstrekt zonder klagers voorafgaande toestemming;

b)     weigert klager te informeren over de klachten- en geschillenregeling advocatuur, ondanks de bij aanvang van de opdracht gesloten overeenkomst;

c)     beweert dat zijn kantoor niet langer deelneemt aan de klachten- en geschillenregeling advocatuur, terwijl de website van zijn kantoor anders vermeldt;

d)     zich jegens klager schuldig maakt aan schending van vertrouwen, nalatigheid, minachting, belediging, misleiding en bedrog, zodat klager schadevergoeding toekomt.

3.2  Ter nadere onderbouwing van klachtonderdeel d heeft klager –zakelijk weergegeven – het navolgende naar voren gebracht:

 

ten aanzien van schending van vertrouwen

Verweerder heeft vertrouwelijke informatie verstrekt aan derden en klager beledigd en gekleineerd.

 

ten aanzien van nalatigheid

Verweerder heeft dossierstukken voor klager heeft achtergehouden, onder meer het verslag van de comparitiezitting en producties bij de conclusies van antwoord en dupliek. Daardoor is niet aangetoond of verweerder deze heeft ingediend en in welke mate hij de belangen van klager heeft verdedigd. Verweerder is tijdens de comparitie op geen enkel moment mondeling tussengekomen en heeft klagers belangen ter zitting niet verdedigd. Ook niet toen derden zich met de zaak bemoeiden en de wederpartij leugens verkondigde. Ook was het steeds nodig verweerder te corrigeren. De memorie van grieven wemelde van de fouten.

 

ten aanzien van minachting

Uit het bovenstaande blijkt verweerders minachting voor klager.

 

ten aanzien van misleiding

In zijn verweer d.d. 20 juni 2013 schrijft verweerder onder andere dat: “…beide broers aan de hand van een veelheid aan argumenten meenden te kunnen aantonen dat er geen pachtovereenkomst was”. Hieruit blijkt dat verweerder een zaak heeft aangenomen die naar zijn opvatting kansloos was c.q. waartegen hij zich niet opgewassen voelde. Het ging hem om het geld en niet om klagers belangen.

 

ten aanzien van belediging

Verweerder heeft klager beledigd door aan mr. X te schrijven dat hij niet is gespeend van intelligentie maar de neiging heeft zich vast te bijten in details.

 

ten aanzien van bedrog

Verweerder heeft geprobeerd facturen in rekening te brengen in strijd met de gemaakte afspraken. Hij nam geen deel aan de Geschillenregeling Advocatuur terwijl dit wel op zijn website stond.

 

ten aanzien van verantwoordelijkheid

Verweerder heeft steeds zelf de regie behouden. Daardoor heeft hij de zaak grandioos verloren en is schadeplichtig voor incompetent advies.

 

4          VERWEER

ad a)

Verweerder is er, na ontvangst van de brief van mr. X, van uitgegaan dat

klager en zijn broer nog steeds samen in de procedure optrokken en dat mr. X ook namens klager optrad. De brief aan mr. X d.d. 21 februari 2013 is geschreven in het kader van de overname van de zaak en bevatte geen vertrouwelijke informatie. Ook in de reactie op de e-mails van mr. X is geen vertrouwelijke informatie gegeven.

 

ad b en c)

Verweerder heeft al op 2 april 2013 aan mr. X meegedeeld dat het

kantoor niet langer deelnam aan de geschillenregeling. Het klopt dat dit na beëindiging van de regeling nog wel enige tijd op de website is blijven staan. Klager is hierdoor niet in zijn belangen geschaad. Klager is gewezen op een alternatieve mogelijkheid om zijn klachten kenbaar te maken.

 

ad d)

ten aanzien van nalatigheid:

Klager beschikte zelf over een volledig dossier. Verweerder heeft steeds

alle stukken uit het dossier digitaal naar klager toegezonden. Nadat bleek dat de Pachtkamer geen proces-verbaal van comparitie had verstrekt, is dit alsnog bij de rechtbank opgevraagd en na ontvangst op 5 december 2012 naar klager toegezonden, samen met de lijst van alle andere verzonden processtukken en de data. De diverse producties, in de conclusies genoemd, zijn uiteraard overgelegd in de procedure.  

Omdat een deel van de declaratie niet werd voldaan heeft verweerder, na advies van de deken, het dossier onder zich gehouden, waarbij is aangegeven dat het na betaling terstond zou worden toegezonden.

De voorzitter raakte geïrriteerd toen cliënten op zitting ongevraagd reageerden. Klager en ondergetekende hebben voldoende gelegenheid gehad hun standpunt toe te lichten. De voorzitter bood niet de gelegenheid alle eerder aangevoerde argumenten te herhalen en dat is ook niet de bedoeling van een comparitie.

 

ten aanzien van minachting

Er is geen sprake van minachting. De samenwerking is beëindigd omdat verweerder dominus litis wilde zijn en blijven, terwijl klager deze rol op zich nam.

 

ten aanzien van misleiding

Verweerder is van mening dat de zaak een goede kans maakte, maar dient daarbij professionele afstandelijkheid in acht te nemen. Voor klager was het geen gerede kans maar vaststaande werkelijkheid.

 

ten aanzien van belediging

Verweerder heeft niet de intentie gehad klager te beledigen en heeft slechts in zakelijke bewoordingen zijn opvatting over klagers opstelling weergegeven.

ten aanzien van bedrog

De betreffende declaratie berustte op een vergissing en was inderdaad niet correct. Bij brief d.d. 20 juli 2011 is aan klager geschreven dat hij gelijk had en dat hij de betreffende nota als niet verzonden kon beschouwen.

 

ten aanzien van verantwoordelijkheid

Over alle processtukken heeft intensief overleg plaatsgevonden met klager. Er zijn concepten toegezonden en op verzoek van klager zijn wijzigingen aangebracht. Er zijn producties toegevoegd en conclusies ingediend. Nadat in hoger beroep over de memorie van grieven geen overeenstemming kon worden bereikt heeft verweerder de zaak neergelegd.

 

5          BEOORDELING

 

 

5.1     De klachten hebben overwegend betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad stelt dienaangaande voorop dat de advocaat De raad stelt dienaangaande voorop dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

5.2   De raad zal de klachten met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

 Ten aanzien van klachtonderdeel a

De raad overweegt allereerst dat de verplichting tot geheimhouding heeft te gelden als een fundamenteel beginsel voor de advocaat in de uitoefening van zijn beroep, dat slechts in uiterst zeldzame gevallen uitzondering lijdt. De raad stelt voorts vast dat verweerder in zijn brief d.d. 21 februari 2013 aan mr. X  - kort samengevat - heeft medegedeeld dat hij klager had bijgestaan in een pachtgeschil, dat tussen hen verschil van inzicht was ontstaan en dat hij het betreffende dossier na voldoening van de volledige nota aan hem zou toezenden. Naar het oordeel van de raad bevat deze betreffende brief zakelijke informatie en geen gegevens van vertrouwelijke aard welke verweerder uit hoofde van zijn geheimhoudingsplicht niet had mogen verstrekken. De klacht zal op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

 Ten aanzien van klachtonderdeel b en c

Voor zover dit klachtonderdeel ziet op het feit dat verweerder klager niet heeft geïnformeerd over de beëindiging van de deelname aan de Klacht- en Geschillenregeling Advocatuur, overweegt de raad het volgende. Een advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstanden dient hij deze schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. Verweerder heeft erkend dat hij tijdens de aanvaarding van de opdracht was aangesloten bij voornoemde geschillenregeling en dat de algemene voorwaarden waarin dit was vermeld ook na beëindiging van de deelname nog enige tijd op zijn website zijn blijven staan. Verweerder heeft ter zitting tevens medegedeeld dat hij klager niet van de beëindiging van die deelname op de hoogte heeft gesteld en er evenmin aan heeft gedacht om op vrijwillige basis het geschil aan de betreffende commissie voor te leggen.  Daarmee heeft hij klager op het verkeerde been gezet. De raad acht dit tuchtrechtelijk verwijtbaar en zal de klacht op dit onderdeel gegrond verklaren.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

ten aanzien van nalatigheid

Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat het proces-verbaal van comparitie door de rechtbank aanvankelijk niet aan verweerder was toegezonden. Verweerder heeft dit proces-verbaal bij brief van 26 november 2012 alsnog opgevraagd bij de rechtbank en na ontvangst, bij e-mail d.d. 5 december 2012 aan klager toegezonden. Dat verweerder het proces-verbaal van comparitie niet eerder aan klager heeft doorgezonden, kan hem derhalve niet worden verweten. Evenmin is komen vast te staan dat verweerder processtukken c.q. producties niet zou hebben ingediend bij de rechtbank noch dat hij ter zitting de belangen van klager niet goed heeft verdedigd. Partijen verschillen hierover van mening. In gevallen als deze, waarin de lezingen van partijen omtrent het handelen van de advocaat uiteenlopen en niet op grond van het dossier kan worden vastgesteld welke van beide lezingen de juiste is, kan de klacht niet gegrond worden verklaard.

 

         ten aanzien van misleiding

De raad stelt voorop dat een advocaat geen zaak mag aannemen die hij in gemoede gelooft niet rechtvaardig te zijn. Het belang van cliënt, niet enig eigen belang is bepalend voor de wijze waarop de advocaat zijn zaken dient te behandelen. Voor het standpunt van klager dat verweerder van aanvang aan geen geloof in de zaak heeft gehad en enkel is uit geweest op eigen gewin is echter naar het oordeel van de raad geen enkele aanwijzing te vinden in het dossier.  De door klager in dit verband geciteerde stelling uit het verweerschrift van verweerder in deze zaak, rechtvaardigt evenmin een dergelijke conclusie. Verweerder heeft de samenwerking met klager beëindigd nadat een naar zijn mening niet te overbruggen verschil van inzicht was ontstaan over de wijze waarop de zaak moet worden behandeld. De gedragsregels verplichten een advocaat in zo’n geval ook om zich terug te trekken. Niet is gebleken dat verweerder daarbij niet de nodige zorgvuldigheid heeft betracht.

 

         ten aanzien van minachting en belediging

De raad acht de wijze waarop verweerder zich in zijn brief d.d. 21 februari 2013 over klager heeft uitgedrukt wat sceptisch qua toonzetting, echter niet zodanig grievend dat dit als tuchtrechtelijk verwijtbaar dient te worden aangemerkt.

 

         ten aanzien van bedrog

Evenmin is gebleken dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan bedrog. Verweerder heeft erkend dat hij in 2011 een onjuiste factuur heeft gestuurd. Uit het dossier blijkt dat hij klager bij brief d.d. 20 juli 2011 heeft bericht dat de betreffende nota niet juist was en dat klager deze als niet verzonden kon beschouwen. Van bedrog door verweerder is niet gebleken.

Voor zover klager heeft gesteld dat verweerder verantwoordelijk is voor het feit dat de zaak in eerste aanleg is verloren, blijkt dit naar het oordeel van de raad niet uit het dossier, noch het verhandelde ter zitting.

Op grond van het vorenstaande is de raad van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerder bij de behandeling van de zaak van klager onjuist is opgetreden of onjuist heeft geadviseerd. Derhalve slaagt onderdeel d van de klacht niet.

 

 

6      MAATREGEL

 

6.1      De raad acht klachtonderdeel b gegrond voor zover deze ziet op het feit dat verweerder heeft nagelaten om klager te informeren omtrent de beëindiging van zijn deelname aan de Klachten- en Geschillenregeling Advocatuur. De raad acht dit verzuim van verweerder echter van onvoldoende gewicht om aan verweerder een maatregel op te leggen.

 

 

                 7         BESLISSING

 

6.2      De raad van discipline:

 

-       verklaart klachtonderdeel b gegrond voor zover dit onderdeel ziet op het feit dat verweerder klager niet heeft geïnformeerd over de beëindiging van zijn deelname aan de Klachten- en Geschillenregeling Advocatuur, zonder oplegging van maatregel;

 

-       verklaart de klacht in al haar overige onderdelen ongegrond.

 

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. A. Groenewoud, J.J.M. Goumans, L.R.G.M. Spronken, E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 november 2014.

 

 

 

         griffier                                                                voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 18 november 2014

 

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klager

-       verweerder

 

         en per e-mail verzonden aan:

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West Brabant

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-              verweerder  

-              de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voor zover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager

-              de deken van de orde van advocaten te Zeeland-West-Brabant.  

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.            Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.            Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.            Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl