Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-11-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:416

Zaaknummer

133/13

Inhoudsindicatie

Klacht van cliënt  over de kwaliteit van de dienstverlening. Niet gebleken is dat die onder de maat is gebleven, doordat de vordering op een onjuste grondslag is gebaseerd. Evenmin is gebleken is dat de advocaat onnodig kosten heeft gemaakt door o.a. beslag te leggen zonder instemming van de cliënt. Geen sprake van dubbel gedeclareerde werkzaamheden. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 14 november 2014

in de zaak 133/13

naar aanleiding van de klacht van:

 

de heer [    ]

klager

 

tegen:

mr. [    ]

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 18 november 2013 met kenmerk 010/011 KG091, door de raad ontvangen op 20 november 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 september 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    een (ongedateerde) brief van klager met bijlagen die op 26 augustus 2014 op de griffie is binnengekomen.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerster heeft klager vanaf 2006 tot en met 2 maart 2011 bijgestaan in een procedure inzake vernietiging van de huwelijkse voorwaarden die op 4 februari 2004 tijdens het huwelijk zijn opgemaakt. Klager was door een andere advocaat, mr. B., naar verweerster verwezen. Mr. B. heeft de echtscheidingsprocedure voor klager gevoerd en klager daarna naar verweerster doorverwezen. Ter zake van de vernietiging van de huwelijkse voorwaarden die zijn opgemaakt tijdens huwelijk, is de vordering primair door de rechtbank A. afgewezen en in hoger beroep, bij arrest van het gerechtshof L. d.d. 9 maart 2010, toegewezen. De overeenkomst van huwelijkse voorwaarden van 4 februari 2004 is  daarbij vernietigd.

2.3    Op 19 mei 2010 heeft verweerster namens klager conservatoir beslag gelegd onder de ex echtgenote van klager.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerster klager slecht heeft geadviseerd in de procedures en zijn belangen niet zorgvuldig heeft behartigd. Dit blijkt uit het volgende.

-    Verweerster heeft een nodeloos omslachtige weg gekozen om de huwelijkse voorwaarden te vernietigen door een beroep te doen op dwaling ex artikel 6:228 BW, Hierover is tevoren niet met klager gesproken en het heeft onnodige kosten tot gevolg gehad.

-    Uitgangspunt van verweerster was dat klager voor een bedrag van ± € 250.000,00 was benadeeld. Bij het hof heeft verweerster echter gesteld dat klager een vordering op zijn ex echtgenote had van € 80.000,00 terwijl de kosten van bijstand van verweerster al € 70.000,00 bedroegen.

-    Verweerster heeft niet tijdig aanspraak gemaakt op verevening van de pensioenrechten zodat klager daarop geen recht meer kon doen gelden.

-    Verweerster heeft de zaak van klager toch  doorgezet, hoewel zij hem negatief had geadviseerd over de haalbaarheid daarvan. Gelet op de psychische gesteldheid van klager had verweerster klager en/of diens begeleider tevoren schriftelijk op de hoogte moeten stellen van dit advies.

-    Verweerster heeft klager niet tijdig uitgenodigd om de gevolgen van het arrest van het gerechtshof L. van 9 maart 2010 en de mogelijkheid van het instellen van cassatieberoep te bespreken, waardoor de uitspraak onherroepelijk is geworden. Kennelijk heeft verweerster wel contact gehad met de cassatieadvocaat maar zij heeft dit niet tevoren met klager besproken.

-    Verweerster heeft zonder voorafgaand overleg met klager op alle mogelijke zaken van zijn ex echtgenote  beslag laten leggen waardoor hoge deurwaarderskosten zijn ontstaan.

-    Verweerster heeft niet gereageerd op de brief van klager van 10 mei 2011.

b)    verweerster, ondanks haar wetenschap van de verslechterende financiële situatie van klager, rechtsbijstand heeft verleend op betalende basis zonder voorafgaand onderzoek te doen naar eventuele alternatieve mogelijkheden van financiële bijstand voor klager (een voorwaardelijke toevoeging dan wel verwijzing naar een andere advocaat). Bovendien heeft verweerster klager niet gewezen op de almaar oplopende kosten van rechtsbijstand die niet meer in verhouding stonden tot het belang van de procedure terwijl verweerster aantoonbaar twee maal € 500,00 heeft berekend voor dezelfde werkzaamheden. Ook heeft zij kosten in rekening gebracht voor telefoongesprekken en e mailberichten die niet ter zake deden (dit betreft rekeningen van 22 februari 2007 en 2 april 2007). Bovendien heeft verweerster het schrijven van een brief in een tuchtzaak in rekening gebracht voor een bedrag van € 1.000,00.

 

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Ten aanzien van de kwaliteit van de dienstverlening voert verweerster het navolgende aan. Het is niet ongebruikelijk om in een procedure voor meer ankers te gaan liggen. Omdat de benadeling meer dan 25% betrof is artikel 3:196 BW van toepassing. Op een verdeling is artikel 6:228 BW weliswaar niet van toepassing, maar het was mogelijk dat dat anders zou zijn indien een beroep zou worden gedaan op vernietiging van de overeenkomst van huwelijkse voorwaarden.

4.2    Verweerster neemt bewust geen bedragen op in de omschrijving van de eis in de dagvaarding in verband met de berekening van het griffierecht.

4.3    Ten aanzien van de pensioenverevening voert verweerster aan dat de toenmalige advocaat van klager mr. B. de pensioenorganisatie had moeten aanschrijven na inschrijving van de echtscheiding op 18 januari 2006 in de registers van de Burgerlijke Stand; klager had echter zelf van pensioenverevening afgezien. Op dat moment was verweerster nog niet bij de zaak betrokken. Na vernietiging van de huwelijkse voorwaarden herleefde het recht van klager op pensioen maar toen was de termijn van twee jaar al verstreken. Verweerster heeft alsnog geprobeerd om verevening te doen plaatsvinden maar dat verzoek is afgewezen. Het recht van klager is blijven bestaan zodat klager een zelfstandige vordering op zijn ex-echtgenote heeft op het moment dat zij 65 jaar wordt.

4.4    Verweerster heeft bij de eerste bespreking haar twijfels geuit over de haalbaarheid van de procedure omdat zij nog niet eerder een procedure tot vernietiging van de huwelijkse voorwaarden had gevoerd. Verweerster heeft die procedure uiteindelijk wel gevoerd en met goed gevolg. De begeleider van klager was bij meerdere besprekingen aanwezig en was op de hoogte van het verloop van de procedure. Juist op grond van de psychische gesteldheid van klager heeft het hof klager in het gelijk gesteld.

4.5    Omdat het arrest in het voordeel van klager was heeft verweerster geen advies tijdens de cassatietermijn hoeven te geven. Cassatie is enkel aan de orde geweest omdat de ex echtgenote van klager in cassatie wilde gaan. Aan de orde is geweest dat op basis van het arrest d.d. 9 maart 2010 alle vermogensbestanddelen van de gemeenschap opnieuw moesten worden verdeeld. Besproken is dat bij de ex-echtgenote van klager zou worden geïnformeerd of zij aan een nieuwe verdeling wilde meewerken en zo niet dat dan beslag zou worden gelegd. Het contact met de cassatieadvocaat betrof de inhoud van de dagvaarding. Klager heeft van de correspondentie een afschrift gekregen en was daarmee volledig op de hoogte.

4.6    In de weken en maanden na het arrest is veelvuldig gecorrespondeerd met klager over het leggen van beslag en op welke goederen. Uiteindelijk heeft klager bij e-mailbericht van 12 mei 2010 toestemming gegeven om beslag te leggen. In opdracht van klager is op 25 juni 2010 nog aanvullend maritaal beslag gelegd.

4.7    Op 2 maart 2011 heeft verweerster opdracht gekregen haar werkzaamheden per direct te staken. Een andere advocaat zou de behandeling van de zaak overnemen. Contact met klager leek derhalve niet meer zinvol.

Ad klachtonderdeel b)

4.8    Verweerster heeft klager uitdrukkelijk er op gewezen dat zij geen zaak op basis van toevoeging deed. Dit is bevestigd in een e-mailbericht van o.a. 8 december 2008. Desondanks is klager nog jaren bij haar gebleven.

4.9    Verweerster ontkent dat zij geen oog heeft gehad van het belang van de zaak tegenover de kosten die haar werkzaamheden meebrachten. In de loop van de procedures had de boekhouder van klager zelf geconstateerd dat de omvang van de gemeenschap van goederen € 822.101,63 bedroeg.

4.10    Bij gebrek aan wetenschap ontkent verweerster dat zij tweemaal € 500,00 in rekening heeft gebracht voor dezelfde werkzaamheden.

4.11    Klager was op de hoogte van hetgeen hem werd gedeclareerd. Alle declaraties werden bovendien gecontroleerd door de vrijwillige bewindvoerder van klager. Uit de rekening van 26 februari 2007 blijkt dat het telefoongesprek van 22 februari 2007 betrekking had op de zitting. Op 22 februari 2007 is er vijf uur gewerkt aan de pleitnota en het bestuderen van het dossier. Op 28 februari 2007 heeft verweerster op verzoek van klager de pleitnota van klager aangepast. Per ongeluk is in plaats van 28 februari 2007 de datum van 22 februari 2007 ingevoerd.

4.12    Verweerster betwist dat zij een bedrag van € 1.000,00 in rekening heeft gebracht voor een brief in een tuchtzaak.

 

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel betreffende de kwaliteit van de dienstverlening is de raad van oordeel dat niet gebleken is dat deze beneden de maat is en dat de belangen van klager onzorgvuldig zijn behandeld. Verweerster heeft gemotiveerd aangegeven waarom zij, subsidiair, een beroep op dwaling heeft gedaan. Met verweerster is de raad van oordeel dat een zorgvuldige wijze van procederen met zich meebrengt dat, indien er meer gronden zijn om het gevorderde toegewezen te krijgen, die niet onbenut moeten blijven. Verweerster heeft aangegeven dat zij primair de vordering heeft gebaseerd op artikel 3:196 BW “benadeling van meer dan 25%” maar subsidiair op dwaling. Niet gebleken is dat deze aanpak onjuist was.

5.2    Het door verweerster gestelde met betrekking tot het feit dat zij geen concreet bedrag heeft gevorderd vanwege de daarmee samenhangende hoogte van het griffierecht, is aannemelijk en niet klachtwaardig. Dit heeft immers geen enkel nadelig effect gehad op het verloop en de uitkomst van de procedure.

5.3    Hetzelfde geldt voor het verwijt met betrekking tot de pensioenverevening. Toen dat aan de orde kwam bij de inschrijving van de echtscheiding in de registers van de Burgerlijke Stand op 18 januari 2006 was de zaak nog bij mr. B. in behandeling en niet bij verweerster. Na de vernietiging van de huwelijkse voorwaarden door het hof bij arrest van 9 maart 2010 was de daarvoor geldende termijn van twee jaar al verlopen. Verweerster heeft desalniettemin, zoals zij onbetwist heeft gesteld, geprobeerd alsnog verevening te laten plaatsvinden. Dit is niet gelukt. Dat is echter niet aan verweerster te wijten.

5.4    Klager verwijt verweerster dat zij in feite een hopeloze zaak heeft willen doorzetten. Verweerster heeft dit betwist. Verweerster heeft aangegeven dat zij haar twijfels had over de haalbaarheid van de procedure en dat zij nog niet eerder een dergelijke procedure tot vernietiging van de huwelijkse voorwaarden had gevoerd. De procedure is uiteindelijk succesvol afgelopen. Derhalve valt niet in te zien welk verwijt verweerster hier treft.

5.5    Het verwijt dat verweerster contact heeft gehad met een cassatieadvocaat, hetgeen zij tevoren niet met klager zou hebben besproken, treft evenmin doel. Verweerster heeft hieromtrent aangevoerd dat cassatie niet aan de orde kwam omdat de procedure in hoger beroep met succes was afgelopen voor klager. Over cassatie is slechts gesproken omdat de ex-echtgenote van klager in cassatie wilde gaan. Het contact met de cassatieadvocaat betrof enkel de inhoud van de dagvaarding. Verweerster heeft aangevoerd dat klager een afschrift  van de correspondentie heeft gekregen en met de gang van zaken volledig op de hoogte was. Niet gebleken is dat zulks niet geval was.

5.6    Het verwijt ten aanzien van de hoge deurwaarderskosten vanwege beslaglegging is evenmin op zijn plaats. Er moest immers opnieuw verdeling plaatsvinden en, als de ex echtgenote van klager daaraan niet zou willen meewerken, is het aangewezen om tot maatregelen, zoals het leggen van beslag, over te gaan. Klager heeft bovendien, zoals verweerster onbetwist heeft gesteld, hiervoor toestemming gegeven.

5.7    Het verwijt dat verweerster niet meer heeft gereageerd op de brief van klager van 10 mei 2011 is gemotiveerd uiteengezet. Immers op 2 maart 2011 heeft verweerster opdracht gekregen haar werkzaamheden onmiddellijk te staken. Een andere advocaat zou de behandeling overnemen. Niet valt in te zien waarom verweerster dan nog contact moest onderhouden met klager, temeer nu klager niet heeft aangegeven wat hij van verweerster wilde weten.

Ad klachtonderdeel b)

5.8    Dit klachtonderdeel heeft betrekking op diverse financiële aangelegenheden. Ten aanzien van het verwijt dat verweerster klager niet heeft gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp toen klagers financiële situatie verslechterde, is de raad van oordeel dat zulks niet is komen vast te staan. Verweerster heeft aangevoerd dat zij geen zaken op basis van een toevoeging behandelt en dat zij klager daarop onder meer in een e-mailbericht van 8 december 2008 (nogmaals) heeft gewezen en hem ook op de mogelijkheid heeft gewezen om een andere advocaat in de arm te nemen. Dit is door klager niet betwist. Klager heeft dat kennelijk bewust niet gedaan. Daarvan kan verweerster geen verwijt worden gemaakt.

5.9    Ten aanzien van het verwijt omtrent het belang van de zaak in verhouding tot de kosten die de werkzaamheden van verweerster met zich meebrachten, is de raad van oordeel dat zulks niet is komen vast te staan. Klager heeft dit verwijt niet nader onderbouwd terwijl verweerster, zoals uit overige stukken ook blijkt, heeft aangegeven dat de gemeenschap van goederen op enig moment een omvang had van € 822.101,63.

5.10    Het verwijt omtrent het tweemaal declareren van € 500,00 voor dezelfde werkzaamheden is evenmin komen vast te staan. Ook is niet komen vast te staan dat verweerster kosten in rekening heeft gebracht voor telefoongesprekken en e-mailberichten die niet ter zake deden. Ook deze stelling is door klager niet onderbouwd. Hetzelfde geldt voor de stelling dat verweerster voor het schrijven van een enkele brief in een tuchtzaak € 1.000,00 in rekening heeft gebracht. Verweerster heeft dit gemotiveerd weersproken en klager heeft zijn stellingen niet nader onderbouwd. De klacht is dan ook in al haar onderdelen ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. P.L.G. Buisman, F. Klemann, W.H. Kesler, G.E.J. Kornet, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 november 2014.

 

griffier                                                                              voorzitter                            

 

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl