Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-03-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2014:188
Zaaknummer
R.4299/13.206
Inhoudsindicatie
Verzetzaak. Zowel het verzet als de klacht acht de raad gegrond.
Inhoudsindicatie
Gesteld noch gebleken is dat klager aan verweerster opdracht heeft gegeven voor het maken van een inschatting van de kans van slagen van zijn zaak. De raad gaat ervan uit dat verweerster geen andere opdracht had dan om te bezien of klager in aanmerking kon komen voor gefinancierde rechtsbijstand. Dat verweerster ondanks deze opdracht de zaak inhoudelijk heeft beoordeeld en derden heeft benaderd, komt voor rekening van verweerster. Zij had deze werkzaamheden niet aan klager in rekening mogen brengen.
Inhoudsindicatie
Maatregel: enkele waarschuwing
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 1 september 2013, met kenmerk K033 2013, door de raad ontvangen op 3 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 19 september 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op
20 september 2013 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij brief gedateerd 29 september 2013, ontvangen op 1 oktober 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 20 januari 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop
de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager d.d. 29 september 2013.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:
2.1 Klager heeft zich telefonisch tot verweerster gewend over de mogelijkheid tot schadevergoeding naar aanleiding van schade aan een partij bloembollen in 2009.
2.2 Bij brief van 11 januari 2013 heeft klager verweerster een aantal relevante bescheiden doen toekomen en onder meer geschreven:
“(…)
De reden van benadering tot u is gelegen in het feit dat ik nu wel, een jaar na beëindiging van mijn bedrijfsvoering, mogelijk in aanmerking zou kunnen komen voor een toevoeging.”
2.3 Op 16 januari 2013 heeft een bespreking tussen klager en verweerster plaatsgevonden.
2.4 Verweerster heeft klager daarbij eerst negatief geadviseerd over de juridische mogelijkheden van zijn zaak, waarna verweerster vervolgens aan klager heeft laten weten dat hij niet voor een vergoeding in aanmerking zou komen.
2.5 Verweerster heeft klager een gematigde declaratie gestuurd ad € 340,13.
2.6 Bij e-mail van 19 januari 2013 heeft klager een klacht tegen verweerster bij de deken ingediend.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij heeft nagelaten om klager aan het begin van de bespreking van 16 januari 2013 mee te delen dat hij naar haar oordeel niet voor een toevoeging in aanmerking kwam en dat zij klager inhoudelijk geadviseerd heeft over een eventuele rechtszaak en deze werkzaamheden in rekening heeft gebracht.
3.2 Klager heeft in het verzet naar voren gebracht dat hij duidelijk in zijn brief van 11 januari 2013 verweerster erop gewezen heeft, net zoals in een daaraan voorafgaand telefoongesprek, dat hij eerst wilde weten of gefinancierde rechtsbijstand mogelijk was.
4 VERWEER
4.1 Verweerster wijst erop dat zij klager er al in een telefoongesprek, voorafgaande aan de bespreking, op gewezen heeft dat hij niet in aanmerking zou kunnen komen voor gefinancierde rechtsbijstand. Verweerster heeft klager nooit meegedeeld dat er een ontsnappingsmogelijkheid zou kunnen zijn. Klager heeft verweerster stukken toegestuurd. Verweerster heeft de stukken gebruikt om de zaak inhoudelijk te beoordelen. Klager ging er vanuit dat hij een vordering had van € 100.000,00 op zijn wederpartij. Na het gesprek op 16 januari 2013, waarin verweerster aan klager liet weten dat zijn zaak weinig kans van slagen had, was klager aanvankelijk tevreden over de werkzaamheden. Pas nadien heeft klager zich beklaagd over de declaratie. Verweerster heeft echter de werkzaamheden verricht zoals blijkt uit de bijlagen. Klager kan niet verwachten dat hij haar stukken kan sturen en dat verweerster vervolgens zonder kosten in rekening te brengen werkzaamheden verricht.
5 BEOORDELING
5.1 Klager bestrijdt dat hij verweerster opdracht heeft gegeven om werkzaamheden in zijn zaak te verrichten, anders dan om te beoordelen of hij voor gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking zou komen. Gelet op de inhoud van de brief van 11 januari 2013 gaat de raad ervan uit dat verweerster geen andere opdracht had dan om te bezien of klager in aanmerking kon komen voor gefinancierde rechtsbijstand. Gesteld noch gebleken is dat klager aan verweerster een opdracht heeft gegeven voor het maken van een inschatting van de kans van slagen van zijn zaak. Dat verweerster desondanks de zaak inhoudelijk heeft beoordeeld en derden heeft benaderd, komt voor rekening van verweerster. Zij had deze werkzaamheden niet aan klager in rekening mogen brengen.
5.2 De raad concludeert dat het verzet gegrond is.
5.3 De raad acht de klacht evenzeer gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.
7 BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet gegrond;
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel op van enkele waarschuwing.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, W.P. Brussaard, R. de Haan, J.P. Heinrich, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 maart 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 18 maart 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerster
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT, Breda.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS, Breda.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl