Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-04-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2014:97
Zaaknummer
14-068A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht van echtgenoot van partij, tegen advocaat van de wederpartij over gebruik van persoonlijke informatie en onnodig grievende uitlatingen kennelijk ongegrond. Samenhang met voorzittersbeslissing inzake 14-069A.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing van 11 april 2014
in de zaak 14-068A
naar aanleiding van de klacht van:
de heer
klager
tegen:
mr.
advocaat te Amsterdam
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 11 maart 2014 met kenmerk 4014-0006, door de raad ontvangen op 13 maart 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Klager is werknemer van een commanditaire vennootschap (hierna: "de CV"). Klagers echtgenote is de beherend vennoot van de CV. Haar drie zusters zijn de commanditaire vennoten. Twee zusters hebben een geschil met de beherend vennoot over de bedrijfsvoering van de CV. Zij worden daarin bijgestaan door verweerder.
1.3 In het kader van dit geschil heeft verweerder informatie over klager, in het bijzonder over diens arbeidsongeschiktheid, overgelegd.
1.4 In een e-mail van 10 december 2012 aan de advocaat van de beherend vennoot heeft verweerder geschreven: "Kunt u mij uitleggen wat voor poppenkast dit is?"
1.5 De beherend vennoot heeft eveneens een klacht ingediend tegen verweerder, welke klachtzaak bij de raad van discipline in behandeling is onder nummer 14-069A. Gelijktijdig met deze voorzittersbeslissing wordt ook in die klachtzaak een voorzittersbeslissing gewezen.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) hij gebruik heeft gemaakt van privacygevoelige informatie van klager;
b) hij onnodig grievende uitlatingen over klager heeft gedaan.
2.2 Ter toelichting op de klacht stelt klager dat verweerder informatie betreffende zijn ziekteverzuim, waaronder adviezen van de arbo-arts en andere correspondentie die betrekking heeft op het verzuim van klager als werknemer van de CV, in de procedure tussen de vennoten heeft overgelegd. Ook heeft verweerder het ziekteverzuim van klager als "poppenkast" betiteld en daarmee klagers ziekte gebagatelliseerd en diens naam aangetast.
3 VERWEER
3.1 Verweerder erkent de informatie in het geding te hebben gebracht. Hij stelt daartoe gerechtigd te zijn geweest omdat klagers echtgenote, als beherend vennoot van de CV, deze informatie aan de commanditaire vennoten (de cliënten van verweerder) heeft verstrekt. De informatie was relevant voor de procedure, omdat die mede ziet op de bedrijfsvoering door de beherend vennoot van de CV.
3.2 Volgens verweerder doelde de vraag "kunt u mij uitleggen wat voor poppenkast dit is?" niet op het ziekteverzuim van klager. Deze vraag, in een email aan de advocaat van de beherend vennoot, zag op het feit dat klager werknemer is van de CV waarvan zijn echtgenote beherend vennoot is, de ziekte van klager werkgerelateerd zou zijn, het voornemen bestond een mediationtraject over klagers ziekte te houden, terwijl dit traject dan tussen klager en diens echtgenote (als zijn werkgever) gevoerd zou worden. Aldus stelt verweerder dat het gebruik van het woord "poppenkast" de situatie beschrijft, zoals zijn cliënten die ervaren. Hij betwist dat deze woordkeuze onnodig grievend zou zijn.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter constateert dat klager geen partij is in het geschil tussen de beherend vennoot en de cliënten van verweerder. Klager is werknemer van de CV en de echtgenoot van de beherend vennoot, de wederpartij van verweerders cliënten.
4.2 Klachtonderdeel a) betreft het verwijt aan verweerder dat hij informatie over klagers ziekteverzuim heeft overgelegd. Verweerder erkent deze de informatie te hebben gebruikt in de procedure die hij voor zijn cliënten voert. Deze erkenning betekent naar het oordeel van de voorzitter echter nog niet dat verweerder daarmee jegens klager klachtwaardig heeft gehandeld. Een advocaat is tegenover de eigen cliënt tot geheimhouding gehouden, maar heeft tegenover anderen in beginsel geen verplichting tot geheimhouding.
4.3 Dit laatste zal slechts onder bijzondere omstandigheden anders kunnen zijn, bijvoorbeeld in de situatie dat verweerder tegenover de ander de vertrouwelijkheid van die gegevens heeft toegezegd. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is niet gebleken.
4.4 Onbetwist door klager, heeft verweerder gesteld de informatie te hebben verkregen van zijn cliënten, die de informatie op hun beurt weer hebben verkregen van de beherend vennoot (de echtgenote van klager). Ook daaruit blijkt niet dat verweerder aan klager of anderen vertrouwelijkheid heeft toegezegd.
4.5 Zodoende is klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond.
4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel b), over de woordkeuze in verweerders e-mail aan de advocaat van de beherend vennoot (in het bijzonder de zinsnede "kunt u mij uitleggen wat voor poppenkast dit is?"), overweegt de voorzitter als volgt.
4.7 Hoewel klager niet de wederpartij is van verweerders cliënten (dat is immers zijn echtgenote, de beherend vennoot) ziet de voorzitter in dit geval aanleiding om bij de beoordeling van dit klachtonderdeel aan te haken bij de maatstaf die het hof van discipline - de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht - hanteert voor de advocaat van de wederpartij. Deze maatstaf houdt in dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut en wordt onder meer beperkt doordat de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal wat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
4.8 Niet gebleken is dat verweerder met voornoemde uitlating in zijn mail aan de advocaat van de beherend vennoot de bovengenoemde tuchtrechtelijke grenzen heeft overschreden. Uit de gehele mail, in samenhang met de daaraan voorafgaande mails tussen de vennoten van de CV, valt op te maken dat de door verweerder gebruikte term "poppenkast" ziet op het (door verweerders cliënten bekritiseerde) voornemen dat klager met zijn echtgenote een mediationtraject zou ingaan over klagers werkgerelateerde ziekteverzuim.
4.9 Binnen de context van het geschil tussen de commanditaire vennoten en de beherend vennoot geeft deze (impliciete) stellingname over het mediationtraject het standpunt van verweerders cliënten weer en kan deze uitlating niet als onnodig grievend worden gekwalificeerd.
4.10 Aldus is de voorzitter niet gebleken dat verweerder de hiervoor onder 4.7 omschreven tuchtrechtelijke maatstaf heeft geschonden, voor zover deze maatstaf al in volle omvang van toepassing is op de handelwijze van verweerder ten opzichte van klager. Klachtonderdeel b) is daarom eveneens kennelijk ongegrond.
4.11 Uit het voorgaande volgt dat de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond moet worden verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 11 april 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 11 april 2014 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.