Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-07-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:200

Zaaknummer

13-260A + 13-261A + 13-262A

Inhoudsindicatie

“Verzetzaak. Klacht tegen advocaat in hoedanigheid van curator. Niet is gebleken dat verweerder als curator het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Verzet ongegrond.”

Uitspraak

Beslissing van 15 juli 2014

in de zaken 13-260A, 13-261A en 13-262A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 11 oktober 2013 op de klacht van:

de heer

klager

tegen:

1. mevrouw mr.

2. de heer mr.

3. mevrouw mr.

advocaten te

verweerders

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 10 september 2013 met kenmerk 40-13-0641, door de raad ontvangen op 13 september 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 11 oktober 2013 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Bij de verzending van deze beslissing aan klager, op 11 oktober 2013, is een onjuist adres gebruikt. Op 25 oktober is de beslissing aan het juiste adres van klager gezonden.

1.3 Bij brief van 6 november 2013 door de raad ontvangen op 7 november 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 20 mei 2014 in aanwezigheid van klager, vergezeld door zijn echtgenote, en verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 6 november 2013.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven in dat de voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard, doordat de voorzitter voorbij is gegaan aan de relevantie van de door klager genoemde feiten en omstandigheden.

4 BEOORDELING

4.1 Naar de raad ter zitting reeds heeft besloten, is het verzet tijdig ingesteld. De verzending aan het juiste adres van klager heeft immers eerst op 25 oktober 2013 plaatsgevonden. Het verzetschrift is binnen veertien dagen na die datum binnengekomen. Verweerders hebben zich overigens ook niet op standpunt gesteld dat klager niet in zijn verzet kan worden ontvangen. De raad komt dus toe aan een beoordeling van de gronden van het verzet.

4.2  De klachten richten zich tot verweerders in hun hoedanigheid van curator. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, zoals die van curator, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Het criterium waaraan het handelen van een advocaat die optreedt in een andere hoedanigheid wordt getoetst, is echter een beperkter criterium dan dat waaraan het handelen van een advocaat als zodanig wordt getoetst. Getoetst wordt namelijk slechts of de advocaat zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad. Voor het handelen van een advocaat als curator brengt deze maatstaf mee dat niet snel van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen sprake zal zijn. Dit komt onder meer omdat een curator bij de uitoefening van zijn taak uiteenlopende, soms tegenstrijdige belangen moet behartigen en dat hij bij het nemen van zijn beslissingen, die vaak geen uitstel kunnen lijden, ook rekening behoort te houden met belangen van maatschappelijke aard. Verder speelt een rol dat de curator zijn taak uitoefent onder toezicht van de rechter-commissaris en dat het in de eerste plaats aan de rechter-commissaris is om te beslissen of het handelen van de curator zich binnen de wettelijke kaders afspeelt. Tot slot speelt een rol dat het aan de civiele rechter is om te beslissen in civielrechtelijke geschillen waarin een curator in die hoedanigheid betrokken raakt. Voor de tuchtrechter is daarbij in beginsel geen rol weggelegd. Slechts wanneer een curator in een civielrechtelijk geschil een standpunt zou innemen dat in redelijkheid niet verdedigbaar is, zou sprake kunnen zijn van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

4.3 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Weliswaar hadden verweerders op bepaalde momenten als curator ook andere keuzes kunnen maken, dat maakt nog niet dat sprake van handelen dat het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Dergelijk handelen is in deze zaak niet door de raad geconstateerd. Klager heeft met verweerders een aantal civielrechtelijke geschillen. Het is – als gezegd – niet aan de tuchtrechter om te oordelen of het standpunt van de curator in die geschillen juist is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake nu niet is gebleken dat de standpunten die de curatoren in die geschillen hebben ingenomen niet pleitbaar zijn. Voorts hebben de curatoren bij hun optreden een aantal beleidskeuzes gemaakt, zoals ten aanzien van de inhoud van het voorstel tot schikking dat aan klager is voorgelegd. Niet kan worden gezegd dat de curatoren daarbij over de tuchtrechtelijke schreef zijn gegaan. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden derhalve niet slagen en heeft de voorzitter deze klachtonderdelen terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.4 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. G.J. Pulles, A.G. van Marwijk Kooy, J.H.P. Smeets, C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. N.M.K. Damen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juli 2014.

 

Griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 juli 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.