Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-10-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:254

Zaaknummer

L 165 - 2014

Inhoudsindicatie

Tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door tot tweemaal toe geen memorie van grieven in te dienen en door niet inhoudelijk te reageren op klagers klachtbrief. Geen maatregel vanwege opleggen schrapping in parallel behandeld dekenbezwaar.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond. Geen maatregel

Uitspraak

Beslissing van 13 oktober2014

     in de zaak L165-2014

naar aanleiding van de klachtvan:

 

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 12 juni 2014 met kenmerk DOK346heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

 

1.2      Bij brieven d.d. 14 juli 2014 zijn partijen opgeroepen om ter zitting te verschijnen op 1 september 2014, te 15.30 uur. Bij brief d.d. 15  juli 2014 is aan partijen bericht dat het tijdstip van de mondelinge behandeling was gewijzigd naar 13.00 uur.

1.3      Ter zitting van 1 september 2014te 13.00 uur is klager, vergezeld van zijn gemachtigde, verschenen. Verweerder is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      Verweerder is eerst om 15.00 uur, derhalve nadat de mondelinge behandeling reeds was gesloten, in het gerechtsgebouw verschenen. De zittingsgriffier heeft daags na de zitting telefonisch contact opgenomen met verweerder. Verweerder heeft aan haar medegedeeld dat hij niet op de hoogte was van het gewijzigde aanvangstijdstip. Verweerder heeft voorts aangegeven per omgaande per telefax zijn visie onder de aandacht van de raad te zullen brengen. De raad heeft evenwel geen bericht van verweerder ontvangen.

1.5      De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken d.d. 12 juni 2014 met bijlagen.

 

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerder heeft klager bijgestaan in diverse geschillen en gerechtelijke procedures, waaronder een procedure tegen wederpartij P. en een procedure tegen wederpartij D.

 

2.2      In de procedure tegen wederpartij P. heeft verweerder de zaak op 29 januari 2013 aangebracht bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch. Op grond van artikel 2.10 van het met ingang van 1 januari 2013 van toepassing zijnde pilot-rolreglement heeft het hof een termijn van zes weken verleend voor het indienen van de memorie van grieven, derhalve tot de rolzitting van 12 maart 2013. Omdat verweerder op die datum geen memorie van grieven had ingediend, heeft hij daarvoor overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.11 van het rolreglement eenmaal een uitstel gekregen van vier weken tot de rolzitting van 9 april 2013. Ook op die rolzitting heeft verweerder evenwel geen memorie van grieven ingediend. Om die reden is ambtshalve akte van niet-dienen verleend en is de zaak verwezen naar de rol van 23 april 2013 voor fourneren.

 

2.3      Bij brief d.d. 22 april 2013 heeft verweerder bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de rolrechter om ambtshalve akte van niet-dienen te verlenen en heeft hij het hof verzocht om hem nog een uitstel te verlenen tot 7 mei 2013voor het nemen van de memorie van grieven. Dit verzoek is afgewezen met een beroep op artikel 2.11 van het rolreglement, waarin uitdrukkelijk is bepaald dat slechts eenmaal een uitstel wordt verleend. Bij brief d.d. 6 mei 2013 heeft verweerder bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van het verzoek om uitstel. Bij faxbericht d.d. 13 mei 2013 heeft het hof verweerder bericht dat er geen aanleiding bestond om de rolbeslissing te herzien.

 

2.4      In de procedure tegen wederpartij D. heeft verweerder, omdat hij op 12 maart 2013geen memorie van grieven had ingediend,eveneens een uitstel van vier weken gekregen tot de rolzitting van 9 april 2013. Ook in deze procedure heeft verweerder verzuimd om een memorie van grieven in te dienen.

 

2.5      Klager heeft verweerder aansprakelijk gesteld voor het niet indienen van een memorie van grieven in de procedures tegen P. en D.

 

2.6      Klager is op 23 juli 2013 in staat van faillissement verklaard.

 

2.7      Klager heeft bij brief d.d. 4 september 2013 aan verweerder kenbaar gemaakt dat hij diverse klachten had over verweerders optreden. Op die brief heeft verweerder niet gereageerd.

 

2.8      Bij brief d.d. 25 september 2013 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de dekenvan de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg. Op 31 januari 2014 heeft in de dekenkamer de mondelinge behandeling plaatsgevonden van de klacht. Verweerder heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat hij binnen een week aan zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar een brief zou sturen waarin hij de aansprakelijkheidskwestie opnieuw aan de orde zou stellen. Zowel klager als de deken zoueen kopie van deze brief ontvangen. Omdat de ontvangst van een kopie van de brief uitbleef heeft de deken verweerder bij brief d.d. 17 februari 2014 verzocht om zijn toezegging alsnog binnen vijf dagen na te komen. Verweerder is zijn toezegging niet binnen de door de deken gestelde termijn nagekomen. Eerst bij brief d.d. 3 april 2014 heeft verweerder zijn brief van diezelfde datum aan zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar doorgestuurd aan de deken. In die brief heeft verweerder aangegeven dat hij geen standpunt heeft ingenomen met de betrekking tot de vraag of hij aansprakelijk is. Verweerder heeft niet inhoudelijk op klagers klachtengereageerd.

 

 

3          KLACHT

 

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat hij:

           

1.    tot tweemaal toe in een namens klager gevoerde appelprocedure niet of te laat een memorie van grieven heeft ingediend;

 

2.    niet reageert op klagers klachtbrief van 4 september 2013.

             

4          VERWEER

 

4.1     Verweerder heeft niet inhoudelijk op de klachten gereageerd, zodat van verweerder geen verweer bekend is.

 

 

 

5          BEOORDELING

 

5.1      Klachtonderdeel 1

Op basis van de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht staat vast dat verweerder in de bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch tegen klagers wederpartij P. aanhangig gemaakte procedure heeft verzuimd om een memorie van grieven in te dienen. Uit de brief van de griffie van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch d.d. 23 april 2013 blijkt immers dat, nadat aan verweerder een uitstel was verleend voor het indienen van de memorie van grieven tot 9 april 2013, het gerechtshof ambtshalve akte van niet-dienen heeft verleend omdat verweerder had verzuimd om een memorie van grieven in te dienen.

 

5.2      Uit het overgelegde roloverzicht d.d. 21 maart 2013 blijkt voorts dat in de bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch tegen klagers wederpartij D. aanhangig gemaakte procedure eveneens aan verweerder een uitstel is verleend voor het nemenvan de memorie van grieven tot 9 april 2013. Als niet door verweerder weersproken staat vast dat hij ook in deze procedure heeft verzuimd om een memorie van grieven te nemen.

 

5.3      Door in een tweetal appelprocedures geen memorie van grieven in te dienen, heeft verweerder naar het oordeel van de raad tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Het eerste onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

 

Klachtonderdeel 2

5.4      Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder niet inhoudelijk heeft gereageerd op klagers brief d.d. 4 september 2013, hetgeen hij wel had behoren te doen. Door niet inhoudelijk te reageren op klagers klachtbrief heeft verweerder naar het oordeel van de raad tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Ook dit onderdeel van de klacht staat derhalve vast. 

 

5.5     De raad komt tot de slotsom dat de klacht in beide onderdelen gegrond moet worden verklaard.

 

 

6        MAATREGEL

          6.1     I n de zaak met kenmerk L195-2014, waarin vandaag eveneens uitspraak wordt gedaan, is naar aanleiding van een door de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg ingediend dekenbezwaar geoordeeld dat aan verweerder de maatregel van schrapping moet worden opgelegd.

          6.2     De raad is van oordeel dat kan worden volstaan met de in de zaak L195-2014 opgelegde maatregel, zodat de raad in de onderhavige zaak afziet van het opleggen van een maatregel.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in beide onderdelen gegrond en laat het opleggen van een maatregel achterwege.

 

Aldus gegeven doormr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, Th. Kremers, A.A. Freriks, R.G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 oktober 2014.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

Deze beslissing is in afschrift op  14 oktober 2014  

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klager

-       verweerder

-       de deken in het arrondissementLimburg

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-                    verweerder

-                    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda.

 

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl