Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:270

Zaaknummer

14-73

Inhoudsindicatie

Deken bezwaar inhoudende dat verweerster niet de gevraagde inlichtingen heeft verstrekt, ondanks herhaald verzoek daartoe en het daardoor de vorige deken en de huidige deken onmogelijk heeft gemaakt om een klacht tegen verweerster op deugdelijke wijze te onderzoeken en op adequate wijze een oplossing voor het geschil te beproeven. Verweerster erkent dat zij de brieven van de deken niet, althans niet tijdig, heeft beantwoord. Het dekenbezwaar is derhalve gegrond. De raad neemt hierbij ook in aanmerking dat de deken de hem in de advocatenwet opgedragen taken (in het kader van het tuchtrecht) niet naar behoren kan vervullen indien de advocaat zijn verplichting verzaakt om aanstonds te reageren op verzoeken van de deken. Door een dergelijke handelwijze wordt de taak van de deken nodeloos en onevenredig bemoeilijkt. De raad legt een berisping op omdat verweerster al eerder is veroordeeld wegens het niet beantwoorden van brieven van de deken.

Uitspraak

Beslissing van 22 september 2014

in de zaak 14-73

naar aanleiding van het dekenbezwaar van:

      mr. X

in zijn hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement A

hierna: de deken

tegen:

mr. Y

advocaat te  B

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 8 mei 2014 door de raad ontvangen op 9 mei 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement A op grond van art. 46f Advocatenwet bezwaren kenbaar gemaakt tegen verweerster.

1.2    Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 7 juli 2014 in aanwezigheid van de deken en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de op de inventarislijst gevoegd bij genoemde brief van de deken vermelde stukken.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van het dekenbezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Bij brief van 19 september 2013 heeft de heer K een klacht ingediend tegen verweerster. Verweerster is de advocaat van de ex-partner van de heer K, met wie de heer K al gedurende lange tijd in een geschil verwikkeld is. De heer K verwijt verweerster kort gezegd dat zij in strijd met een rechterlijk verbod is overgegaan tot beslaglegging op zijn pensioeninkomen en dat zij weigert een bedrag van € 1500, dat aan de heer K toebehoort, terug te storten.

2.3    De voorganger van de deken heeft verweerster bij brief van 25 september 2013 verzocht op de klacht van de heer K te reageren. Bij gebreke van een reactie is verweerster bij brief van 22 oktober 2013 gerappelleerd. Bij brief van 31 oktober 2013 heeft verweerster inhoudelijk gereageerd. Bij brief van 12 november 2013 heeft de voorganger van de deken verweerster verzocht hem uiterlijk op 24 november 2013 te berichten of een oplossing tussen partijen was bereikt. Bij gebreke van een reactie heeft de voorganger van de deken verweerster bij brief van 26 november 2013 verzocht uiterlijk 2 december 2013 haar verhinderdata door te geven voor een bespreking van de klacht met de deken. Opnieuw heeft verweerster toen verzuimd te reageren.

2.4    Bij brief van 6 december 2013 heeft de voorganger van de deken verweerster nogmaals verzocht haar verhinderdata uiterlijk 13 december 2013 door te geven. Pas nadat door het ordebureau telefonisch contact was opgenomen heeft de voorganger van de deken bij fax bericht van 17 december 2013 de verzochte verhinder data ontvangen. Op 16 januari 2014 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de heer K, verweerster en een lid van de raad van toezicht van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland. Het is niet gelukt om een regeling in der minne te treffen.

2.5    Bij brief van 24 januari 2014 heeft de deken verweerster vervolgens verzocht te reageren op de door hem naar aanleiding van de bespreking van 16 januari 2014 ontvangen brief van de heer K. Opnieuw heeft verweerster nagelaten te reageren ook na een rappel van de deken van 13 februari 2014. Bij brief van 19 maart 2014 heeft de deken verweerster voor de laatste maal verzocht te reageren alvorens een dekenbezwaar in te dienen. Verweerster heeft opnieuw nagelaten te reageren. Bij brief van 24 april 2014 heeft de deken het onderhavige dekenbezwaar in concept aan verweerster toegezonden met het verzoek binnen een week te reageren. Verweerster heeft binnen die termijn niet gereageerd.

2.6    Ten aanzien van verweerster zijn in 2013 twee tuchtrechtelijke beslissingen gewezen naar aanleiding van twee gegronde deken bezwaren, waarvan de beslissing van 16 april 2013 betrekking had op het niet beantwoorden van brieven van de deken.

2.7    Na indiening van het dekenbezwaar heeft de deken van verweerster een excuusbrief ontvangen.

3    DEKENBEZWAAR

3.1    Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster niet conform het bepaalde in regel 37 van de gedragsregels voor advocaten de gevraagde inlichtingen heeft verstrekt, ondanks herhaald verzoek daartoe. Door aldus te handelen heeft verweerster het de vorige deken en de huidige deken onmogelijk gemaakt om de klacht van de heer K op deugdelijke wijze te onderzoeken en op adequate wijze een oplossing voor het geschil te beproeven. De deken acht het onacceptabel en uitermate zorgelijk dat een advocaat consequent verzoeken van de deken naast zich neerlegt.

4    VERWEER

4.1    Verweerster erkent dat zij de brieven van de deken eerder had moeten beantwoorden en erkent dat zij daarmee al eerder in een andere zaak in gebreke was gebleven.

5    BEOORDELING

Verweerster erkent dat zij de brieven van de deken niet, althans niet tijdig, heeft beantwoord en dat staat derhalve vast. Ter verdediging heeft verweerster nog naar voren gebracht dat zij een excuusbrief aan de deken heeft gestuurd. Dit doet aan het klachtwaardige karakter van de handelwijze van verweerster echter niets af, te meer daar deze brief is verzonden na indiening van het dekenbezwaar bij de raad.

De raad neemt hierbij ook in aanmerking dat de deken de hem in de advocatenwet opgedragen taken (in het kader van het tuchtrecht) niet naar behoren kan vervullen indien de advocaat zijn verplichting verzaakt om aanstonds te reageren op verzoeken van de deken. Door een dergelijke handelwijze wordt de taak van de deken nodeloos en onevenredig bemoeilijkt. Het dekenbezwaar is derhalve gegrond.

MAATREGEL

Onweersproken is door de deken gesteld dat verweerster bij beslissing van 16 april 2013 door raad van discipline te Amsterdam - dus al eerder - is veroordeeld wegens het niet beantwoorden van brieven van de deken. Derhalve is sprake van een zich voortzettend patroon nadat de tuchtrechter hierover een oordeel had uitgesproken. De raad moet constateren dat verweerster uit deze eerdere veroordeling voor haar recente gedrag geen lering heeft getrokken. In deze omstandigheid ziet de raad aanleiding voor het opleggen van een berisping.

BESLISSING

De raad van discipline:

beoordeelt het dekenbezwaar gegrond. Aan verweerster wordt de maatregel van een berisping opgelegd.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter en de mrs. F.L.M. Broeders, F.A.M. Knüppe, E.A.T.M. Steverink, E.J. Verster, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 september 2014.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 24 september 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Midden- Nederland

en per gewone post aan:

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.