Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-11-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:273

Zaaknummer

ZWB 18 - 2014

Inhoudsindicatie

Vrijheid als advocaat van de wederpartij niet overschreden.

Inhoudsindicatie

De uitlating “gestoord” is als grievend aan te merken. Niet aannemelijk dat het nodig was zich aldus over klager uit te laten, derhalve nodeloos grievend.

Inhoudsindicatie

Of de wederpartij al dan in aanmerking dient te komen voor een toevoeging is ter beoordeling van de Raad voor Rechtsbijstand; hoe de toegevoegde advocaat zijn taak invult is aan hem. Geen klachtrecht ter zake.

Inhoudsindicatie

Klacht gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk niet-ontvankelijk.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van 10 november 2014

in de zaak ZWB 18-2014

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                     

                     

 

     

     klager

 

 

                      tegen:

 

 

                                      

 

                      verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 28 januari 2014 met kenmerk K 13-097 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 29 september 2014 in aanwezigheid van klager . Verweerder is ter zitting, hoewel daartoe bij brief d.d. 19 augustus 2014 opgeroepen, zonder bericht van verhindering niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van de deken d.d. 28 januari 2014, met bijlagen.

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerder trad op als advocaat van de huurder van een woning die klager als eigenaar verhuurde. Klager wilde dat de cliënt van verweerder de woning verliet, omdat deze diende te worden gerestaureerd.

2.2      Verweerder vorderde namens zijn cliënt in kort geding herbouw van een door zijn cliënt van klager gehuurde schuur, welke schuur door klager was gesloopt. De mondelinge behandeling van het kort geding heeft op 26 augustus 2013 plaatsgevonden. Klager vorderde in reconventie ontruiming door de cliënt van verweerder van de gehuurde woning.

2.3      Verweerder heeft tijdens deze mondelinge behandeling klager als          “gestoord” aangeduid, welke uitlating verweerder na interventie van de          voorzieningenrechter heeft teruggenomen.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.      verweerder in de plaats van het behartigen van het belang van zijn cliënt - door vervangende woonruimte voor hem te (helpen) regelen - klager heeft lastiggevallen met brieven vol leugens;

2.      verweerder klager ter terechtzitting van 26 augustus 2013 “geheel gestoord” heeft genoemd;

3.      verweerder niets voor zijn klant heeft gedaan maar wel op kosten van de overheid uurtjes heeft geschreven en daardoor misbruik gemaakt van overheidsgeld.

 

4          VERWEER

4.1      Het stond verweerder vrij in overleg met zijn cliënt de aanpak van de zaak te bepalen. Klager kan verweerder niet voorschrijven hoe hij dient te handelen. Een advocaat bepaalt de aanpak van een zaak in overleg met zijn cliënt. Verweerder heeft daarbij de belangen van klager niet nodeloos geschaad.

4.2      Het was verweerder uit eigen ervaring bekend dat het geen zin had met klager een gesprek over de onderliggende problematiek te voeren.

4.3      Verweerder heeft klager inderdaad “gestoord” genoemd. Deze uitlating was een onbedoelde reactie op hetgeen klager tijdens de zitting meldde over de persoon van verweerder en zijn cliënt. Dit incident is na de interventie van de voorzieningenrechter gesloten.

 

5          BEOORDELING

5.1      De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort ervan te worden uitgegaan dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, maar mag ook niet worden misbruikt door de belangen van de wederpartij nodeloos te schaden. Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is van dit laatste niet gebleken. Dat klager zich niet kon verenigen met de aanpak van de zaak door verweerder betekent op zich niet dat verweerder de grens heeft overschreden van hetgeen hem als advocaat van de wederpartij vrijstond. De belangen van de ene procespartij zijn  nu eenmaal naar hun aard tegengesteld aan die van de andere, en verweerder heeft niet meer gedaan dan de belangen van die ene partij (zijn cliënt) te dienen op de wijze die hem passend voorkwam. Het eerste klachtonderdeel is ongegrond.

5.2      Als door verweerder erkend staat vast dat hij ter zitting van de voorzieningenrechter op 26 augustus 2013 klager “gestoord” heeft genoemd en dat hij deze uitlating eerst na interventie van de voorzieningenrechter heeft teruggenomen. Van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht dat hij zich steeds in zakelijke bewoordingen uitlaat en dat hij zich met name over de wederpartij van zijn cliënt niet nodeloos grievend uitlaat. De uitlating “gestoord” is als grievend aan te merken. Nu verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat het nodig was zich aldus over klager uit te laten, moet het ervoor worden gehouden dat verweerder zich nodeloos grievend tegenover klager heeft uitgelaten. De raad neemt daarbij in aanmerking dat verweerder voldoende andere mogelijkheden tot zijn beschikking stonden om in gepaste bewoordingen het standpunt van zijn cliënt naar voren te brengen. Het tweede oordeel van de klacht is gegrond. Bij de ernst van de normschending past de hierna te noemen maatregel

5.3      Het klachtrecht is niet in het leven is geroepen voor een ieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. Voorzover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. De Raad voor Rechtsbijstand beoordeelt of door de overheid gefinancierde rechtshulp (“toevoeging”) wordt verleend. Als daartoe is beslist, komt aan de wederpartij van de toegevoegde advocaat geen klachtrecht toe over de wijze waarop deze advocaat aan de behartiging van de belangen van zijn cliënt invulling heeft gegeven. Klager kan derhalve in het derde klachtonderdeel niet worden ontvangen.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

 

verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond;

 

verklaart klachtonderdeel 2 gegrond en legt ter zake aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op;

 

verklaart klager niet ontvankelijk in klachtonderdeel 3.

 

 

Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen , voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, A.L.W.G. Houtakkers, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 november 2014 .

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

Deze beslissing is in afschrift op 11 november 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerder

 

en per e-mail aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-

       Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager

-        de deken van de orde van advocaten te Zeeland-West-Brabant

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

 

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

 

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl