Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-06-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:156

Zaaknummer

14-141A

Inhoudsindicatie

“Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat over de hoeveelheid aan een toevoegingszaak bestede uren en over het niet beantwoorden van mails kennelijk ongegrond.”

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van 23 juni 2014

in de zaak 14-141A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 23 mei 2014 met kenmerk 4014-0115, door de raad ontvangen op 26 mei 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager heeft zich in mei 2013 tot verweerder gewend met het verzoek hem rechtsbijstand te verlenen in verband met, volgens klager, smadelijke en onrechtmatige uitlatingen over hem op de website Wikipedia. Klager werd voordien bijgestaan door mr. K. Na het intakegesprek tussen klager en verweerder heeft klager de opdrachtbevestiging van verweerder getekend en heeft verweerder een toevoeging aangevraagd voor klager. De toevoeging is afgegeven, waarna verweerder een declaratie voor de eigen bijdrage zond aan klager. Klager heeft de eigen bijdrage niet betaald.

1.3 In september 2013 deelde de Raad voor Rechtsbijstand verweerder mede dat de toevoeging was ingetrokken naar aanleiding van een door klager ingediend bezwaar.  Met instemming van klager heeft verweerder daarop de eerder aan mr. K. afgegeven toevoeging laten muteren op zijn naam. Verweerder heeft mr. K. gevraagd of klager al eerder de eigen bijdrage had betaald ter zake van die (inmiddels gemuteerde) toevoeging.

1.4 In december 2013 ontving verweerder van klager nadere stukken ter zake van de kwestie tegen Wikipedia.

1.5 In januari 2014 vernam verweerder van mr. K. dat klager EUR 100 aan eigen bijdrage aan mr. K. had betaald.

1.6 In februari 2014 heeft klager aangekondigd een klacht tegen verweerder in te zullen dienen waarna verweerder zich heeft teruggetrokken als klagers advocaat op grond van een vertrouwensbreuk.

1.7 Bij brief van 6 februari 2014 heeft klager zijn klacht bij de deken ingediend.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij teveel uren heeft gedeclareerd op de (op zijn naam gemuteerde) toevoeging, waardoor er voor een opvolgend advocaat geen uren meer resteren om te declareren;

b) hij niet op e-mails van klager heeft gereageerd totdat klager een tuchtklacht dreigde in te dienen.

3 VERWEER

3.1 Verweerder stelt, onder verwijzing naar de gespecificeerde urenstaten van zowel hemzelf als van mr. K. (die hij aan zijn verweerschrift heeft gehecht) dat hij minder uren dan mr. K. aan de zaak van klager heeft besteed en overigens niet buitenproportioneel uren heeft geschreven. Tevens verwijst verweerder naar de systematiek van toevoegingen, op grond waarvan de vergoeding aan de diverse advocaten op één toevoeging naar rato van het aantal door elke advocaat bestede uren aan de zaak wordt verdeeld. Volgens verweerder wordt klager aldus niet benadeeld door de hoeveelheid uren die verweerder aan klagers zaak heeft besteed.

3.2 Verweerder stelt vlot op e-mails van klager te hebben gereageerd, met uitzondering van één e-mail van 23 januari 2014 die hij door een storing bij verweerders webhostingprovider niet heeft ontvangen. Dit betreft een kwestie van overmacht, zodat het niet reageren op die mail geen laakbaar handelen oplevert, aldus verweerder.

4 BEOORDELING

4.1 Met zijn klacht verwijt klager verweerder dat hij heeft gehandeld of nagelaten in strijd met de zorg die hij als advocaat ten opzichte van klager, als zijn cliënt, behoort te betrachten.

Ad klachtonderdeel a)

4.2 Bij de beoordeling van klachtonderdeel a) stelt de voorzitter voorop dat volgens vaste jurisprudentie de tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft om declaratiegeschillen te beslechten. Er dienen andere wegen te worden bewandeld, zoals de civiele, de geschillen- of de begrotingsprocedure. De tuchtrechter kan alleen beoordelen of er sprake is van excessief declareren.

4.3 Op grond van het klachtdossier is de voorzitter niet gebleken van excessief declareren door verweerder. De werkzaamheden die verweerder in de periode mei 2013 tot en met februari 2014 heeft verricht in de kwestie, zoals weergeven op zijn gespecificeerde urenstaat, komen de voorzitter alleszins redelijk voor. Hetzelfde geldt voor de tijd die hij heeft besteed aan de diverse werkzaamheden, eveneens blijkend uit dezelfde urenstaat.

4.4 Daar komt nog bij dat verweerder op basis van een toevoeging rechtsbijstand heeft verleend aan klager en zijn werkzaamheden derhalve vergoed worden door de Raad voor Rechtsbijstand. Bovendien betaalt de Raad voor Rechtsbijstand, bij de financiële afwikkeling van een toevoeging waarbij diverse advocaten werkzaamheden hebben verricht, aan elk van deze advocaten een vergoeding, in evenredigheid met de door elk van hen bestede tijd.

4.5 Dit alles leidt tot het oordeel dat klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond is.

Ad klachtonderdeel b)

4.6 Naar aanleiding van dit klachtonderdeel heeft verweerder, aan de hand van zowel zijn urenstaat als de aan zijn verweerschrift gehechte correspondentie met klager, genoegzaam aangetoond dat hij adequaat heeft gereageerd op e-mailberichten van klager. De feiten waarop klachtonderdeel b) is gebaseerd zijn reeds daarom niet vast komen te staan.

4.7 Ten aanzien van één email (van 23 januari 2014) heeft verweerder  weliswaar erkend niet gereageerd te hebben op klagers e-mail, maar daarbij eveneens genoegzaam aangetoond door overmacht (een technische storing) deze e-mail niet te hebben ontvangen. Overigens levert het niet reageren op één e-mail van een cliënt niet direct tuchtrechtelijk laakbaar handelen op.

4.8 Klachtonderdeel b) is daarmee eveneens kennelijk ongegrond.

4.9 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de klacht in al haar onderdelen, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in al haar klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 23 juni 2014.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 23 juni 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.