Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:38

Zaaknummer

14-37

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat van de tegenpartij. Verweerder heeft bij de door hem ingediende conclusie van antwoord e-mails van zijn hand overgelegd zonder daarbij de reactie van klager op deze e-mails te voegen. Omdat klager zelf in de gelegenheid was zijn reacties over te leggen en dit ook heeft gedaan, is dit verwijt kennelijk ongegrond. Verwijt dat verweerder klager niet direct een afschrift van zijn verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling heeft gestuurd is van onvoldoende gewicht.

Uitspraak

Beslissing van 17 maart 2014

in de zaak 14-37

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de

deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 3 maart 2014 met kenmerk RvT 13-0353/TRC/fd, door de raad ontvangen op 4 maart 2014, en van de daarbij gevoegde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Klager heeft als eiser in verband met een geschil betreffende de verhuur van een woning een vordering ingediend bij de rechtbank Den Haag, sector kanton. Verweerder treedt in deze zaak op voor de huurder, zijnde de gedaagde. Nadat verweerder een conclusie van antwoord had genomen, heeft klager ook een conclusie van antwoord, die gedateerd is op 18 oktober 2013, ingediend.

1.3    Klager heeft in zijn conclusie van antwoord naar aanleiding van punt 2 van de conclusie, die verweerder heeft ingediend, het volgende gesteld:

“2 Eiser ontkent dit. Het voorstel, daar eiser een potentiële huurder had, is in mei gedaan. Echter was gedaagde nog overtuigd dat hij kon betalen en wees dit af. Vervolgens heeft gedaagde dit reeds vervallen voorstel aangegrepen, daar er geen uitzicht was op het inlopen van de huurschuld. Bijgaande e-mails/sms-‘en geven weer dat gedaagde vele malen beloofde te betalen. De gemachtigde van gedaagde heeft niet de antwoorden van eiser ingebracht. (prod 1 t/m 6)”.  

1.4    De hiervoor genoemde producties 1 en 2 bevatten antwoorden van klager op de e-mailberichten van verweerder. Productie 3 tot en met 6 betreft e-mailcorrespondentie en sms-berichten van klager aan de huurder en omgekeerd.

1.5    De rechtbank Den Haag, sector kanton, heeft klager bij brief van 19 september 2013 bericht dat een comparitie na antwoord zal plaatsvinden op 29 oktober 2014 te 14.15 uur. De rechtbank schrijft in deze brief onder meer het volgende aan klager:

“Uitstel van deze terechtzitting wordt in het algemeen niet verleend. Indien u, in verband met absolute verhindering uwerzijds, toch uitstel wilt verzoeken, dan wordt een dergelijk verzoek slechts in behandeling genomen als u de wederpartij op de hoogte hebt gesteld van uw verzoek en als het verzoek vergezeld gaat van een opgave van verhinderdata van beide partijen.

Indien u ter zitting stukken wilt overleggen, verzoeken wij u ervoor te zorgen dat die stukken tenminste één week voor de zittingsdatum ter griffie aanwezig zijn, onder gelijktijdige toezending aan uw wederpartij.”

1.6    Bij brief van 28 oktober 2013 heeft verweerder het volgende aan de rechtbank, sector kanton, geschreven:

“Wegens een oogoperatie morgen om 13:00, is mijn cliënt niet in staat te verschijnen ten behoeve van de comparitie na antwoord, gepland om 14.15. Ik verzoek u daarom vriendelijk een nieuwe datum te bepalen. Mijn excuses voor het ongemak.”

Verweerder heeft zijn brief op 28 oktober 2013 om 15.33 uur per fax  aan de rechtbank verzonden.

1.7    Op 29 oktober 2013 heeft de rechtbank naar aanleiding van het verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling telefonisch contact met klager opgenomen waarna verweerder op diezelfde dag klager om 14.40 uur heeft bericht dat hij telefonisch van de rechtbank heeft vernomen dat de zitting niet doorgaat en dat de rechtbank hem heeft verzocht uiterlijk 1 november a.s. de verhinderdata van partijen door te geven zodat een nieuwe zitting kan worden bepaald.

1.8    Per e-mail d.d. 29 oktober 2013 17.09 uur heeft klager zich bij verweerder beklaagd over het feit dat verweerder hem niet tijdig heeft geïnformeerd over zijn verzoek om uitstel. Voorts heeft klager verweerder bericht dat hij zijn verhinderdata aan de griffie zal doorgeven.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    bij zijn conclusie van antwoord e-mails van zijn hand heeft overgelegd, zonder de reactie van klager op deze e-mails over te leggen

b)    klager niet, althans niet tijdig, op de hoogte heeft gebracht van het verzoek van verweerder om aanhouding van de zaak en hierbij niet aan de geldende voorwaarden heeft voldaan.

Ter toelichting op zijn klacht heeft klager het volgende aangevoerd:

2.2    In verband met de mondelinge behandeling, die was bepaald op 29 oktober 2013, is klager op die dag van Kleef naar Den Haag gereisd. Om 13.30 is klager door de rechtbank gebeld. Telefonisch is hem toen door de rechtbank meegedeeld dat verweerder uitstel van de mondelinge behandeling had gevraagd. De vraag van de rechtbank of klager in kennis was gesteld van het verzoek om uitstel heeft klager met nee moeten beantwoorden.

2.3    Blijkens de brief van de rechtbank van 19 september 2013 kan slechts in bijzondere gevallen uitstel worden verzocht van de mondelinge behandeling.

Indien desalniettemin om uitstel wordt verzocht zal een dergelijk verzoek slechts in behandeling worden genomen indien de wederpartij op de hoogte is gesteld en het verzoek vergezeld gaat met de verhinderdata van alle betrokkenen. Verweerder heeft bij zijn verzoek om uitstel niet de verhinderdata van de betrokkenen gevoegd.

3    VERWEER

3.1    Van verweerder kan niet worden verlangd dat hij ter adstructie van het verweer van zijn cliënt ook stukken overlegt, die voor het verweer niet van belang zijn en/of waarvan de overlegging niet in het belang van zijn cliënt is.

3.2    In de loop van de middag van 28 oktober 2013 meldde de cliënt van verweerder ineens aan verweerder dat hij de zitting op 29 oktober 2013 niet kon bijwonen vanwege een oogoperatie, die hij de volgende dag diende te ondergaan. Het secretariaat van verweerder heeft op zijn verzoek de rechtbank hieromtrent geïnformeerd. Per abuis is er daarbij niet gedacht klager een kopie van de brief aan de rechtbank toe te sturen. Verweerder betreurt dat. Hij betwist echter dat hij daartoe op grond van de gedragsregels gehouden was en dat hem van de gevolgen een verwijt kan worden gemaakt.

3.3    Omdat verweerder bij zijn verzoek om uitstel niet de verhinderdata van partijen had gevoegd en de reden van verhindering niet een evident plotseling opgekomen omstandigheid betrof en hij in zijn brief geen melding had gemaakt van berichtgeving aan klager, ging hij er vanuit dat het verzoek om uitstel zou worden afgewezen dan wel dat de rechtbank, nog diezelfde dag contact met partijen zou opnemen voordat een beslissing zou worden genomen over het verzoek om uitstel, waarna verweerder contact met klager zou hebben opgenomen. Toen de rechtbank geen contact opnam ging verweerder er vanuit dat de rechtbank het verzoek om uitstel zou afwijzen. Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden is klager niet tijdig op de hoogte gesteld van het uitstel van de mondelinge behandeling.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder als advocaat van klagers tegenpartij. Voorop staat dat ook naar vaste rechtspraak van het hof van discipline bij de beoordeling van een klacht over het optreden van een advocaat van de tegenpartij van de klager ervan moet worden uitgegaan, dat die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze, die hem - in overleg met zijn cliënt - passend voor komt en dat deze vrijheid niet ten gunste van de tegenpartij mag worden beknot tenzij de belangen van de tegenpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Dit laatste is de voorzitter niet gebleken.

4.3    Met verweerder is de voorzitter van oordeel dat verweerder niet gehouden was de reactie van klager op zijn e-mails over te leggen.

4.4    De rechtbank heeft klager bij brief 19 september 2013 bericht dat klager nog stukken mocht overleggen. Van deze mogelijkheid heeft klager blijkens de door hem bij zijn conclusie van antwoord van 18 oktober 2013 overgelegde producties gebruik gemaakt. Omdat de reactie van klager op de e-mails van verweerder ter kennis van de rechter zijn gekomen, althans klager zelf de gelegenheid heeft gehad deze aan de rechter toe te sturen, heeft klager geen belang bij het onderhavige klachtonderdeel en daarom is klachtonderdeel a kennelijk ongegrond.

4.5    Verweerder had er verstandig aan gedaan om zijn secretariaat opdracht te geven, direct nadat de brief d.d. 28 oktober 2013 aan de rechtbank per fax was verzonden, per e-mail klager daarvan een afschrift te sturen. Het is echter de vraag of, indien verweerder daarvoor zorg zou hebben gedragen, dit had kunnen voorkomen dat klager tevergeefs naar Den Haag zou zijn gereisd. Dat klager tevergeefs naar Den Haag is gereisd is met name te wijten aan het late tijdstip waarop de cliënt van verweerder aan verweerder heeft laten weten dat hij verhinderd was in combinatie met het feit dat de rechtbank pas op 29 oktober 2013 in de loop van de dag heeft gereageerd op het verzoek om aanhouding.

4.6    Dat de rechtbank uitstel heeft verleend zonder dat klager op de hoogte was gesteld van het verzoek tot uitstel en zonder dat bij het verzoek om uitstel de verhinderdata van partijen waren gevoegd valt verweerder niet te verwijten. Het is aan de rechtbank om te oordelen of al dan niet een uitzondering wordt gemaakt op de voor het verlenen van uitstel geldende regels.

4.7    Omdat het feit dat klager tevergeefs naar Den Haag is gereisd met name te wijten is aan het late tijdstip waarop de cliënt van verweerder verweerder heeft verzocht om uitstel te vragen van de mondelinge behandeling en de wijze waarop de rechtbank dat verzoek heeft behandeld, is de voorzitter van oordeel dat het feit dat verweerder klager niet direct heeft verwittigd van zijn verzoek om uitstel vanuit tuchtrechtelijk oogpunt van onvoldoende gewicht is.

4.8    Het hiervoor gaande brengt met zich mee dat de klachtonderdeel a kennelijk ongegrond is en klachtonderdeel b van onvoldoende gewicht is.

BESLISSING

Klachtonderdeel a is kennelijk ongegrond en klachtonderdeel b is van onvoldoende gewicht.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. A. Huber als griffier op 17 maart 2014.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 18 maart 2014 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten