Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:203

Zaaknummer

ZWB 372 - 2013

Inhoudsindicatie

Voor de berekening van de in de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (Awb)bedoelde termijnen dient te worden uitgegaan van de datum van indiening van een aanvraag/bezwaar en de datum waarop een  beslissing is gegeven. Advocaat heeft terecht gesteld dat er geen mogelijkheden waren om met succes op grond van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen een dwangsom van de gemeente te eisen.

Inhoudsindicatie

Indien de termijn voor een schriftelijke mededeling aan een cliënt tekort is, is het begrijpelijk dat een advocaat , ter voorkoming van misverstanden, tijdens een telefoongesprek met zijn cliënt een kantoorgenoot, op wie ook de geheimhoudingsplicht rust, getuige wil laten zijn van mededelingen aan die cliënt.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 1 september 2014

in de zaak ZWB 372-2013

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                     

                                        

 

     

     klaagster

 

 

                      tegen:

 

 

 

 

                             

verweerster

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 4 december 2013 met kenmerk K12/13-015, door de raad ontvangen op 5 december 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 juni 2014 in aanwezigheid van verweerster . Klaagster heeft de raad bij brief dd. 30 mei 2014 bericht niet ter zitting te zullen verschijnen. Klaagster heeft bij brief dd. 11 juni 2014, door de raad ontvangen op 13 juni 2014, gereageerd op het advies van de deken. Aan verweerster is voorafgaand aan de mondelinge behandeling een afschrift van deze brief overhandigd. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van de deken dd. 4 december 2013, met bijlagen;

-     de brief van klaagster dd. 30 mei 2014;

-     de brief van klaagster dd. 11 juni 2014.

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerster heeft klaagster bijgestaan in diverse procedures tegen de gemeente X. Klaagster heeft meerdere malen een aanvraag tot toekenning van bijzondere bijstand bij de gemeente X ingediend, op welke aanvragen door de gemeente X afwijzend werd beslist. Verweerster heeft namens klaagster bezwaar gemaakt tegen de  afwijzende beslissingen en beroep ingesteld bij de rechtbank tegen de voor klaagster negatieve beslissingen op bezwaar.

2.2      Op 26 oktober 2012 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen klaagster en verweerster. Tijdens dit gesprek heeft een kantoorgenoot van verweerder via de speaker meegeluisterd.

2.3      Klaagster heeft op 27 oktober 2012 een brief aan verweerster toegezonden. Bij brief dd. 2 november 2012 heeft klaagster verweerster verzocht op haar brief dd. 27 oktober 2012 te reageren. Verweerster antwoordt op 12 november 2012 binnen 7 dagen te zullen reageren. Verweerster reageerde bij brief dd. 21 november 2012.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerster heeft nagelaten dwangsommen te eisen in de zaken van klaagster tegen de gemeente X, waardoor klaagster schade heeft geleden;

2.    verweerster haar beroepsgeheim heeft geschonden door een kantoorgenoot mee te laten luisteren tijdens een telefoongesprek;

3.    verweerster niet reageerde op vragen van klaagster over procedures en zij steeds te laat optrad;

4.    verweerster nonchalant en ongedisciplineerd optrad.

 

4          VERWEER

4.1      De beslissingen op aanvragen van klaagster tot het verlenen van bijzondere bijstand zijn tijdig genomen. Dit geldt eveneens voor beslissingen van de gemeente op bezwaar tegen afwijzende beslissingen en beslissingen van de rechtbank in beroep. Bij de berekening van de termijn dient te worden uitgegaan van de datum van indiening van de aanvraag en de datum waarop de beslissing is gegeven. Klaagster gaat ten onrechte uit van de datum waarop zij het aanvraagformulier heeft ingevuld en de datum waarop de beslissing door haar is ontvangen. Aangezien de beslissingen door de gemeente tijdig waren gegeven, was de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen(Awb) niet van toepassing en was er geen wettelijke grond om de gemeente X in de door verweerster namens klaagster gevoerde procedures in gebreke te stellen en vervolgens een dwangsom te eisen.

4.2      Op maandag 29 oktober 2012 zou een hoorzitting bij de gemeente plaatsvinden. De beoogd opvolgend advocaat mr. Y had verweerster op 26 oktober 2012 laten weten de zaak van klaagster in dat stadium niet over te zullen nemen. Het daaropvolgende telefoongesprek dd. 26 oktober 2012 was de enige gelegenheid voor verweerster om dit aan klaagster mede te delen. Het was te laat om klaagster schriftelijk te informeren. Vandaar de aanwezigheid van een kantoorgenoot als getuige. Verweerster heeft vooraf aan klaagster verzocht of zij instemde met de aanwezigheid tijdens het telefoongesprek van de kantoorgenoot van verweerster, die middels de speaker mee zou luisteren. Klaagster had daartegen geen bezwaar. De kantoorgenoot heeft zich niet gemengd in het gesprek. Verweerster heeft het telefoongesprek bevestigd bij brief van 26 oktober 2012.

4.3      Verweerster heeft steeds uitvoerig gereageerd op verzoeken van klaagster. Zij heeft gereageerd bij brieven dd. 24 juli 2012, 31 juli 2012 en 2 augustus 2012. Op de brief van klaagster dd. 27 oktober 2012 heeft verweerster per brief dd. 21 november 2012 uitvoerig gereageerd. Deze brief is klaagster per gewone en per aangetekende post toegezonden.

4.4      Verweerster heeft klaagster actief bijgestaan en met goedvinden van klaagsters andere instanties benaderd om klaagster te helpen. Verweerster heeft klaagster uitvoerig geadviseerd in procedures. Soms hield het advies in dat het beter was om niet in beroep te gaan. Klaagster vond het moeilijk om dat te accepteren.

 

5          BEOORDELING

5.1      De raad komt op grond van de aan de raad overgelegde stukken evenals verweerster tot de conclusie dat door de gemeente X in alle door klaagster aangehaalde procedures binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn een beslissing op de aanvraag dan wel het bezwaar van klaagster is gegeven. Verweerster stelt terecht dat voor de berekening van die termijn dient te worden uitgegaan van de datum van indiening van een aanvraag/bezwaar en de datum waarop de beslissing is gegeven. Verweerster heeft klaagster terecht voorgehouden dat er voor haar geen mogelijkheden waren om met succes op grond van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen(Awb) een dwangsom van de gemeente te eisen. Van verweerster kan niet worden verwacht dat zij een procedure aanhangig maakt, indien zij geen mogelijkheden ziet deze met succes af te ronden. Ter zake valt verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

5.2      Partijen verschillen van mening of verweerster voorafgaand aan het telefoongesprek de instemming van klaagster heeft gevraagd om haar kantoorgenoot mee te laten luisteren. Wat hiervan ook moge zijn, het valt verweerster tuchtrechtelijk niet aan te rekenen dat zij een kantoorgenoot heeft laten meeluisteren met het telefoongesprek. Enerzijds omdat ook op deze kantoorgenoot als advocaat eveneens een geheimhoudingsplicht rust, anderzijds omdat verweerster geen andere mogelijkheid had om klaagster  nog voor de zitting er van op de hoogte te stellen dat de beoogd opvolgster niet bereid was de zaak  op dat moment over te nemen en haar te wijzen op de consequenties door geen gebruik te willen maken van de diensten van verweerster. Het is begrijpelijk dat verweerster, ter voorkoming van misverstanden, een kantoorgenoot getuige wilde laten zijn van de daartoe strekkende mededelingen aan klaagster, die zij overigens ook nog per brief heeft vastgelegd.

5.3      Verweerster heeft veelvuldig met klaagster gecorrespondeerd en daarbij gebruikelijke termijnen in acht genomen. Weliswaar heeft verweerster op 12 november 2012 aan klaagster geschreven dat zij binnen 7 dagen op klaagsters brief van 27 oktober 2012 zou reageren en deed zij pas op 21 november 2012, dit betekent niet dat verweerster zodanig lang heeft gewacht met het beantwoorden van de brief van klaagster dat dit haar tuchtrechtelijk valt aan te rekenen.

5.4      Klaagster heeft zich vervolgens erover beklaagd dat verweerster nonchalant en ongedisciplineerd optrad. Klaagster heeft dit onderdeel van de klacht niet met concrete voorbeelden onderbouwd en in het aan de raad overgelegde dossier zijn hiervoor geen aanwijzingen te vinden. De raad zal de klacht op grond van al het bovenstaande in alle onderdelen ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

 

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

Aldus gegeven door , mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. A.A. Freriks, R.G.A.M. Theunissen, Th. Kremers en W.H.N.C. van Beek, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 september 2014 .

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

Deze beslissing is in afschrift op 2 september 2014

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klaagster

-        verweerster

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-

       Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klaagster

-        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl