Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-09-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:222
Zaaknummer
OB 288 - 2013
Inhoudsindicatie
Verzet 7 weken na verzending voorzittersbeslissing ingediend. Termijnoverschrijding niet verschoonbaar.
Inhoudsindicatie
Verzet niet ontvankelijk.
Uitspraak
Beslissing van 8 september 2014
in de zaak OB 288 - 2013
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter
van de raad van discipline van 17 oktober 2013
op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 11 april 2013 heeft klager bij de voorzitter van de raad van discipline een klacht tegen verweerder ingediend. De voorzitter van de raad heeft de klacht bij beslissing van 2 mei 2013 verwezen naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant teneinde de klacht te onderzoeken en af te handelen. De raad van discipline heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant van 26 september 2013 met kenmerk 48/13/089K, door de raad ontvangen op 27 september 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1.2 Bij beslissing van 17 oktober 2013 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 22 oktober 2013 is verzonden aan klager.
1.3 Bij brief van 11 december 2013, door de raad ontvangen op 13 december 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 De ontvankelijkheid van het verzet zou worden behandeld ter zitting van de raad van 6 januari 2014. De gemachtigde van klager heeft bij die zitting de raad gewraakt. Bij beslissing van 29 april 2014 is door de wrakingskamer het wrakingsverzoek afgewezen. De ontvankelijkheid van het verzet is vervolgens behandeld ter zitting van de raad van 30 juni 2014 in aanwezigheid van de twee gemachtigden van klager. Klager en verweerder zijn niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van:
- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- het verzetschrift van klager d.d. 11 december 2013;
- de wrakingsbeslissing van 29 april 2014 en de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;
- de nagekomen brief van klager van 24 juni 2014 met de daarbij behorende volmachten van klager aan zijn beide gemachtigden.
2 FEITEN
Voor de onderliggende feiten wordt verwezen naar de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van 17 oktober 2013, onder 1.1 en 1.2.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht zoals omschreven door de (plaatsvervangend) voorzitter houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerder in zijn hoedanigheid van deken een klacht tegen mr. X niet op de juiste wijze heeft behandeld.
De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de beslissing van de voorzitter geen stand kan houden omdat de inventarislijst onvolledig is, de inventarislijst is opgebouwd uit stukken die behoren tot andere zaken die hier niet ter discussie staan en is gebaseerd op onrechtmatig bewijs dat tegen beter weten in manipulatief is ingediend, alsmede omdat relevante zaken in de beslissing onjuist zijn weergegeven dan wel zijn weggelaten.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft op het verzet niet inhoudelijk gereageerd.
5 BEOORDELING
5.1 De onderliggende klacht is op 27 september 2013 door de raad ontvangen. Artikel 46g Advocatenwet bepaalt dat de voorzitter van de raad klachten die hij beoordeelt als kennelijk niet-ontvankelijk of als kennelijk ongegrond, binnen 30 dagen na ontvangst schriftelijk kan afwijzen. In het onderhavige geval is de beslissing van de voorzitter van de raad op 17 oktober 2013 gegeven en op 22 oktober 2013 aan klager toegezonden. In die beslissing staat dat verzet kan worden ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift, waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering moeten worden omschreven. De termijn voor het indienen van verzet bedraagt 14 dagen. Deze termijn begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van deze termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk. Het voorgaande betekent dat, nu de beslissing van de voorzitter op 22 oktober 2013 is verzonden, het verzet uiterlijk op 5 november 2013 had moeten worden ingediend. Klager heeft zijn verzet echter pas op 11 december 2013 ingediend. Het verzet is door de raad pas ontvangen op 13 december 2013. Het verzet is derhalve te laat ingediend.
5.2 Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van klager zelf al aangegeven dat hij zich realiseerde dat het verzet te laat is ingediend. Klager verzoekt de raad echter om de termijnoverschrijding door de vingers te zien omdat klager wegens vakantie en een ongelukkige samenloop van omstandigheden niet eerder in staat was om verzet in te dienen.
5.3 De raad komt tot het oordeel dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De beslissing is verzonden op 22 oktober 2013. Klager is, zo zegt hij zelf, op vakantie gegaan op 2 november 2013. Klager had derhalve al voor zijn vertrek het verzet kunnen indienen. Na de zitting in de klachtzaak tegen mr. X die kennelijk op 28 oktober 2013 bij de raad van discipline te Arnhem plaatsvond, resteerden klager nog een aantal dagen alvorens hij wegging. Bovendien is klager teruggekeerd van vakantie op 12 november 2013. Het verzet is pas op 11 december 2013, derhalve bijna een maand later, ingediend. Voor deze termijnoverschrijding wordt geen reden gegeven, anders dan dat klager met zijn consultant de beslissing van de voorzitter heeft bestudeerd en zijn verzetschrift heeft opgesteld. Nu klager na 7 weken in plaats van binnen 2 weken verzet heeft ingesteld, is zulks niet tijdig gebeurd, zodat hij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzet.
BESLISSING
De raad van discipline:
wijst het verzet als niet-ontvankelijk af.
Aldus gewezen door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas, A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 september 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 9 september 2014
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.