Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-08-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:213

Zaaknummer

R. 4415/14.1

Inhoudsindicatie

In geschil is onder meer of klager op de hoogte was van het feit dat verweerder geen cassatie zou instellen. Volgens verweerder was dat wel het geval. De raad kan op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter zitting niet vaststellen dat de stelling van verweerder niet waar is. Voorts is niet aannemelijk geworden dat verweerder het dossier niet aan klager heeft teruggegeven. Klacht in zoverre ongegrond. Uit de stukken blijkt wel dat verweerder een toevoeging voor klager heeft aangevraagd maar dat die aanvraag buiten behandeling is gesteld omdat verweerder niet reageerde op het verzoek van Raad voor Rechtsbijstand om nadere informatie en/of bescheiden. Nu er echter van uit moet worden gegaan dat klager moet hebben geweten dat verweerder voor hem geen cassatie zou instellen, is klager door de op zichzelf genomen onzorgvuldige handelwijze van verweerder, niet in zijn belang geschaad. Klacht ook in zoverre ongegrond.

Uitspraak

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 3 januari 2014 met kenmerk K349 2013 bm/ak, door de raad ontvangen op 3 januari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 juni 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft klager bijgestaan in een hoger beroep procedure. Het Gerechtshof Den Haag heeft in die zaak op 23 augustus 2011 arrest gewezen.

2.3 Klager heeft verweerder gevraagd cassatie in te stellen.

2.4 Op 27 september 2011 is door verweerder een toevoeging aangevraagd. De Raad voor Rechtsbijstand heeft op 23 november 2011 om nadere gegevens en/of bescheiden gevraagd. Bij besluit van 27 januari 2012 heeft de Raad voor Rechtsbijstand de toevoegingsaanvraag buiten behandeling gesteld omdat niet alle gevraagde gegevens en/of bescheiden waren ontvangen.

2.5 Door verweerder is geen cassatie ingesteld.

2.6 Op 15 juli 2013 is verweerder door klager aansprakelijk gesteld. Klager heeft van verweerder een bedrag van € 7.896,42 ter compensatie van zijn schade geëist.

2.7 Bij brief met bijlagen van 30 september 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a. klager nimmer heeft laten weten dat hij geen cassatie voor hem zou instellen.

b. het dossier niet aan klager heeft teruggegeven.

c. een toevoeging heeft aangevraagd terwijl hij geen cassatie wilde instellen en vervolgens niet heeft gereageerd op verzoeken van de Raad voor Rechtsbijstand om de toevoegingsaanvraag uit te breiden.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

 Ten aanzien van de klachtonderdelen a en b

5.1 De klachtonderdelen a en b lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.2 In relatie tot onderdeel a stelt verweerder dat hij op 29 augustus 2011 in aanwezigheid van zijn kantoorgenoot mr. W. een brief aan klager heeft overhandigd, waarin hij klager meedeelt geen cassatie voor hem te kunnen instellen. Een kopie van deze brief heeft verweerder overgelegd. In relatie tot onderdeel b voert verweerder aan dat hij op 28 september 2011 alle dossiers aan klager heeft overhandigd, en hem nogmaals heeft meegedeeld dat hij geen cassatie zou instellen en hem ook niet langer in andere zaken zou bijstaan. Ook heeft verweerder, zo stelt hij, dit in een brief van 28 september 2011 aan klager bevestigd en die brief toen aan klager overhandigd. Ook dit gebeurde volgens verweerder in aanwezigheid van zijn kantoorgenoot mr. W, die hij uitdrukkelijk had gevraagd om erbij te zijn en die ook dit schriftelijk heeft bevestigd.

5.3 De kantoorgenoot van verweerder heeft schriftelijk als volgt verklaard [anonimisering RvD]:

  “Hierbij verklaar ik Mr W. naar aanleiding van de klachtbrief van 30 september jl. van de Heer Z. als volgt.

  Omdat wij ons steeds meer zorgen gingen maken over het gedrag van de heer Z. heeft Mr K. mij verzocht aanwezig te zijn bij zowel de overhandiging van het arrest van 23 augustus 2011 en de brief van 29 augustus 2011 alsmede bij de overhandiging van alle nog lopende dossiers van de Heer Z. aan de Heer Z. op 28 september 2011 (dit gebeurde eveneens aan de hand van een begeleidende brief), hetgeen is geschied. De dossiers en de brieven werden in persoon overhandigd omdat de Heer Z. geen post in Wassenaar wenste te ontvangen. Veelal ging het contact met de Heer Z. in persoon of via telefoon dan wel de sms.

  Vervolgens is de Heer Z. nog een keer in januari/februari 2012 op ons kantoor aan de Jan van Nassaustraat langsgekomen. Hij was toen heel erg boos op Mr K. omdat deze een toevoeging had aangevraagd in een zaak waarin hij augustus 2011 te kennen had gegeven geen werkzaamheden te zullen verrichten. Ik kan me nog goed herinneren dat de Heer Z. zei dat hij hiervan aangifte bij de politie zou gaan doen. Mr K. heeft nog getracht de Heer Z. te verduidelijken dat het om een administratieve fout ging.”

 5.4  Klager betwist de ontvangst van zowel beide brieven als het dossier.

 5.5.   Uit een sms-bericht van 30 september 2011 van klager aan verweerder in samenhang met de brief van klager aan de deken van 13 november 2013 blijkt wel, dat hij in elk geval de brief van 13 november 2013 heeft ontvangen, zodat in ieder geval zijn betwisting, dat hij die brief heeft ontvangen, geen stand houdt. Immers in het sms bericht van 13 november 2013 schrijft hij: Ik zou je dan ook graag willen verzoeken mij wat hoger beroep betreft alsnog bij te staan” en in zijn  brief van  aan de deken van 13 november 2014 schrijft hij: “Met mijn SMS van 30 september 2011 trachtte ik hem, vooral als reactie op zijn brief van 28 september 2011, moed in te spreken.”

 5.6. Op grond van dit een en ander moet ervan worden uitgegaan, dat klager zowel de brief van 29 augustus 2011 als de brief van 28 september 2011 en de dossiers heeft ontvangen en dus moet hebben geweten dat verweerder geen cassatie in zou stellen en dat deze hem het dossier heeft teruggegeven. Het tegendeel heeft klager niet aannemelijk gemaakt. De klachtonderdelen a en b zijn dan ook ongegrond. 

Ten aanzien van klachtonderdeel c

 5.7.  Uit de stukken blijkt dat verweerder op 27 september 2011 een toevoeging voor klager heeft aangevraagd. Die aanvraag is buiten behandeling gesteld omdat verweerder niet reageerde op het verzoek van de Raad voor Rechtsbijstand om nadere informatie en/of bescheiden. Verweerder heeft gesteld dat hij niet op het verzoek om nadere informatie heeft gereageerd, omdat hij geen cassatie zou instellen en in de veronderstelling verkeerde dat de nieuwe advocaat van klager zich vanzelf zou melden bij de Raad voor Rechtsbijstand.

 5.8.  Het had van zorgvuldigheid getuigd als verweerder wel op het verzoek had gereageerd, maar de enkele omstandigheid dat hij dit niet heeft gedaan  levert  - nu ervan uit moet worden gegaan dat klager moet hebben geweten dat verweerder geen cassatie zou instellen - nog geen tuchtrechtelijk verwijt op, aangezien klager daardoor niet in zijn belang is geschaad. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

 5.9.  Ten overvloede merkt de raad op dat een oordeel over een eventuele schadevergoeding is voorbehouden aan de civiele rechter. De raad heeft daarin geen rol.

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, plaatsvervangend voorzitter, mrs. M. Aukema, A.J.N. van Stigt, P.S. Kamminga en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 augustus 2014.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 26 augustus 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl