Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-10-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:241
Zaaknummer
OB 366 - 2013
Inhoudsindicatie
Indien bij de totstandkoming van een echtscheidingsconvenant sprake is van benadeling van een der partijen, is het de taak van een advocaat zich ervan te vergewissen of de benadeelde de aan het convenant voor hem of haar verbonden negatieve gevolgen heeft begrepen en daarmee uitdrukkelijk instemt.
Inhoudsindicatie
klacht gegrond, berisping
Uitspraak
Beslissing van 6 oktober 2014
in de zaak OB 366-2013
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 29 november 2013 met kenmerk 48/13/159K, door de raad ontvangen op 2 december 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 augustus 2014 in aanwezigheid van klaagster en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken dd. 29 november 2013, met bijlagen
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Het huwelijk tussen klaagster en haar ex-echtgenoot is op 25 april 2007 ontbonden. Partijen zijn in 2008 opnieuw met elkaar gehuwd. Het tweede huwelijk tussen partijen werd op 12 juli 2011 ontbonden. Verweerder heeft klaagster tijdens beide echtscheidingsprocedures bijgestaan.
2.2 Klaagster en haar ex-echtgenoot hebben tweemaal een echtscheidingsconvenant gesloten. In het eerste convenant is vastgelegd dat overgegaan zou worden tot verevening van pensioenrechten bij echtscheiding. In het tweede convenant heeft klaagster afgezien van verevening van pensioenrechten.
3 klacht
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerder klaagster er niet expliciet op heeft gewezen dat het afzien van verevening van de pensioenrechten bij de tweede scheiding van dezelfde partner tevens betrekking had op de pensioenrechten die tijdens het eerste huwelijk waren opgebouwd.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft klaagster en haar ex-echtgenoot bijgestaan bij beide echtscheidingen tussen partijen. Tijdens de behandeling van de tweede echtscheiding heeft veel overleg met partijen plaatsgevonden, naar aanleiding waarvan de conceptstukken werden aangepast. Partijen zijn er mondeling en schriftelijk op gewezen dat er sprake was van benadeling van klaagster, indien zij zou afzien van verevening van pensioenrechten.
4.2 Verweerder heeft partijen in 2013 op kantoor uitgenodigd om de stukken te herzien. Vanwege verstoorde verhoudingen tussen partijen is geen gewijzigde overeenkomst opgesteld. Verweerder heeft onverplicht en zonder erkenning van schuld een financiële tegemoetkoming aangeboden van
€ 300, - indien er een aanvullende notariële akte diende te worden opgesteld.
5 BEOORDELING
5.1 Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is gebleken dat verweerder klaagster niet expliciet heeft geïnformeerd over de gevolgen van het tweede convenant ten aanzien van de pensioenverevening. Het had, mede gelet op het grote financiële belang van klaagster, op de weg van verweerder gelegen om klaagster er nadrukkelijk op te wijzen dat het eerste convenant was komen te vervallen en dat de bepalingen van het tweede convenant, waaronder de afstand van klaagster van haar rechten op pensioenverevening, zich uitstrekte over beide huwelijksperiodes.
5.2 Van een advocaat mag worden verwacht dat hij op de hoogte is van de consequenties van de bepalingen van een convenant. Indien er sprake is van benadeling van een der partijen, dient hij de benadeelde partij hierover te informeren, daarbij aangevend waaruit het nadeel voor die partij bestaat. Gelet op het grote belang van klaagster had van verweerder mogen worden verwacht dat hij klaagster erop had gewezen, dat zij ook afstand deed van de tijdens de eerste huwelijksperiode opgebouwde pensioenrechten. Indien bij de totstandkoming van een echtscheidingsconvenant sprake is van benadeling van een der partijen, is het de taak van een advocaat zich ervan te vergewissen of de benadeelde de aan het convenant voor hem of haar verbonden negatieve gevolgen heeft begrepen en daarmee uitdrukkelijk instemt. Door enkel te stellen dat klaagster door het tweede convenant werd benadeeld, heeft verweerder het risico in het leven geroepen dat klaagster hieruit begreep dat de benadeling enkel bestond uit haar afstand op partneralimentatie en de tijdens het tweede huwelijksperiode opgebouwde pensioenrechten. Het valt verweerder tuchtrechtelijk aan te rekenen dat hij de gevolgen van het tweede convenant onvoldoende inhoudelijk met klaagster heeft besproken.
6 MAATREGEL
6.1 De raad is van oordeel dat, gelet op de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen en de negatieve financiële gevolgen die dit voor klaagster heeft meegebracht, niet kan worden volstaan met een lichtere dan de hierna op te leggen maatregel.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht gegrond en legt ter zake aan verweerder op de maatregel van berisping.
Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen , voorzitter, mrs. L.R.G.M. Spronken, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans en J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 oktober 2014 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 7 oktober 2014
per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door
- klaagster
- de deken van de orde van advocaten te Oost-Brabant
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl