Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:346

Zaaknummer

14-165A

Inhoudsindicatie

Gegrond dekenbezwaar. Verweerder heeft de belangen van zijn cliënten ernstig geschaad door aangenomen opdrachten niet uit te voeren, niet te communiceren met zijn cliënten en zonder berichtgeving zijn kantoor te sluiten. Verweerder heeft niet meegewerkt in het dekenonderzoek naar de klachten. Samenhang met 14-205A, 12-206A, 12-207A en 12-208A. Schrapping.

Uitspraak

Beslissing van 16 december 2014

in de zaak 14-165A

naar aanleiding van het bezwaar van:

de deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Amsterdam

tegen:

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 24 juni 2014 (met kenmerk 4014-0442), door de raad ontvangen op 26 juni 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam het dekenbezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Het dekenbezwaar is tezamen met de klachten van vier klagers (in de zaken 14-205A, 14-206A, 14-207A en 14-208A) behandeld ter zitting van de raad van 14 oktober 2014 in aanwezigheid van de deken en diens stafmedewerker mr. J. ten Hoope. Verweerder is, ondanks zijn oproeping per aangetekende brief en zijn telefonische aankondiging aan de griffie om ter zitting te verschijnen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad en van de in die brief genoemde stukken, alsmede van de beslissing van de raad in de zin van artikel 60b Advocatenwet d.d. 14 juli 2014 en van het verslag d.d. 9 oktober 2014 van de zaakwaarnemer over de praktijk van verweerder.

2 HET BEZWAAR

2.1 Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder, in strijd met artikel 46 Advocatenwet:

a)  niet heeft gereageerd op verzoeken van de deken om een reactie op de klachten van de vier onder 1.2 genoemde klagers en daardoor het tuchtrechtelijk onderzoek ernstig heeft gefrustreerd;

b)  het vertrouwen in de advocatuur in zeer ernstige mate heeft geschaad tegenover de vier in 1.2 genoemde klagers en niet die zorg heeft betracht die jegens zijn cliënten in acht diende te worden genomen.

2.2 Ter toelichting op het bezwaar stelt de deken dat verweerder inmiddels zijn kantoor heeft gesloten zonder de lopende dossiers over te dragen of zijn cliënten te informeren. Ook daarmee geeft verweerder blijk geen oog te hebben voor de belangen van zijn cliënten. Verweerder voldoet overigens niet aan artikel 2 lid 3 Advocatenwet, door te hebben nagelaten de sluiting van zijn kantoor door te geven aan de secretaris van de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten, en door aldus geen kantoorvestiging meer in Nederland te hebben.

3 FEITEN

3.1 Voor de beoordeling van de klacht en het dekenbezwaar kan, nu verweerder het bezwaar en de daaraan ten grondslag gelegde feiten en stellingen niet heeft betwist, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Verweerder heeft niet gereageerd op correspondentie van de deken aan verweerder ten aanzien van de in 1.2 genoemde vier klachten en het onderhavige dekenbezwaar.

3.3 Het kantoor van verweerder is uitgeschreven uit het Handelsregister en het e-mailadres van verweerder is niet langer bruikbaar. Verweerder heeft zijn kantoorpand verlaten.

3.4 Bij beslissingen van dezelfde datum als de onderhavige zijn de vier klachten van de cliënten van verweerder gegrond verklaard. Deze zagen elk op niet verrichten van (toegezegde) werkzaamheden en het niet-informeren van cliënten.

3.5 Verweerder is op 14 juli 2014 op grond van artikel 60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang geschorst in de uitoefening van zijn praktijk. Deze beslissing is in kracht van gewijsde gegaan.

4 BEOORDELING

4.1 Naar aanleiding van het dekenbezwaar onder a) overweegt de raad dat uit het dossier en ook uit hetgeen ter zitting is verklaard, blijkt dat verweerder niet heeft gereageerd op de herhaalde verzoeken om informatie of opheldering van de deken. Dit is in strijd met gedragsregel 37 en reeds daarom tuchtrechtelijk laakbaar. Dit onderdeel van het bezwaar is dan ook gegrond.

4.2 Daarbij komt nog dat de handelwijze en opstelling van verweerder tijdens en na afloop van de tegen hem gevoerde procedures, te weten de procedure op grond van artikel 60b Advocatenwet, het onderhavige dekenbezwaar en de onder 1.2 genoemde klachtzaken, in strijd is met de wijze waarop een advocaat zich behoort op te stellen jegens de deken, de tuchtrechter en de door de tuchtrechter benoemde functionarissen.

4.3 Ten aanzien van onderdeel b) van het bezwaar overweegt de raad als volgt. Uit het dossier en uit hetgeen ter zitting is verklaard, leidt de raad af dat verweerder de hem toevertrouwde belangen in zeer ernstige mate heeft verwaarloosd. Verweerder heeft nooit gecorrespondeerd met de vier klagers in de onder 1.2 genoemde klachtzaken of anderszins actief contact met hen opgenomen met informatie over de behandeling van hun dossiers.

4.4 Daarbij komt dat verweerder zijn kantoor heeft gesloten zonder zijn zaken - waaronder die van deze klagers - behoorlijk af te wikkelen. Zodoende is ook onderdeel b) van het bezwaar gegrond.

4.5 Ten overvloede constateert de raad dat verweerder zijn kantoor heeft gesloten zonder ook overigens - waaronder in administratieve zin (onder meer ter voldoening aan artikel 2 lid 3 Advocatenwet) - het neerleggen van zijn praktijk behoorlijk te regelen.

5 MAATREGEL

5.1 Uit het voorgaande volgt dat het bezwaar in zijn geheel gegrond is. Vast is komen te staan dat verweerder de regels heeft overtreden die voor alle advocaten gelden met betrekking tot de manier waarop de belangen van cliënten moeten worden behartigd en wijze waarop de cliënt op de hoogte moet worden gehouden van de aanpak en de voortgang van de werkzaamheden. Dat, gevoegd bij de ernst van het bezwaar, rechtvaardigt op zich zelf al een zware maatregel.

5.2 Het bezwaar van de deken staat niet op zich zelf. Er zijn immers ook klachten van individuele klagers, die in de vandaag genomen beslissingen allemaal geheel gegrond zijn verklaard. De klachten zijn bekend onder de nummers 14-205A, 12-206A, 12-207A en 12-208A. Daarnaast is verweerder al eerder tuchtrechtelijk veroordeeld, waarbij hem een voorwaardelijke schorsing van drie maanden is opgelegd (zie hof van discipline 4 februari 2013, ECLI:NL:TAHVD:2013:128) en is hij op 14 juli 2014 voor onbepaalde tijd geschorst op grond van artikel 60b Advocatenwet, wegens het niet nakomen van toezeggingen, het niet adequaat bijstaan van zijn cliënten, het niet adequaat reageren op aansprakelijkstellingen door cliënten en het niet bereikbaar zijn voor cliënten (zie raad van discipline Amsterdam 14 juli 2014, ECLI:NL:TADRAMS:2014:177).

5.3 Het beeld dat uit al deze klachten en het bezwaar oprijst, laat zien dat de gedragingen van verweerder geen incidenten betreffen maar passen in een structureel patroon van volstrekt onvoldoende besef van verantwoordelijkheid en zorgvuldigheid in de wijze waarop hij zijn kantoor organiseert en met betrekking tot de belangen van cliënten. Zo laat verweerder na de door hem aangenomen opdrachten van zijn cliënten uit te voeren en correspondeert of communiceert hij niet of nauwelijks met zijn cliënten. Ook heeft hij niet meegewerkt aan het dekenonderzoek naar al deze klachten.

5.4 Dat patroon schept tevens een beeld van een advocaat die zich niet bewust is van de verplichtingen die passen bij de kernwaarden van de advocatuur. Doordat hij de kernwaarden wezenlijk veronachtzaamt tast hij het aanzien van de advocatuur aan.

5.5 De raad constateert dat verweerder stelselmatig artikel 46 van de Advocatenwet heeft geschonden, in het bijzonder de normen omtrent de zorg voor de cliënt en wat een behoorlijk advocaat betaamt, zoals die zijn uitgewerkt in de gedragsregels. De raad rekent verweerder dit alles zwaar aan, juist omdat van een advocaat mag worden verwacht dat hij zich aan de voor hem geldende regels houdt. Juist van een advocaat mag worden verwacht dat de belangen van zijn cliënt bij hem in goede handen zijn. Zowel het een als het ander raakt de kern van het beroep van advocaat. Verweerder heeft het vertrouwen van cliënten ernstig beschaamd en is ernstig tekort geschoten in de zorg die hij hun verschuldigd was. Daarmee hebben zijn gedragingen het vertrouwen in de advocatuur in het algemeen schade toegebracht.

5.6 Verweerder heeft geen inzicht getoond in het laakbare van zijn handelwijze. Evenmin geeft zijn gedrag aanleiding om verbetering in de toekomst te verwachten, integendeel. Het feit dat verweerder zijn plicht mee te werken aan de onderzoeken door de deken structureel heeft verzaakt en het feit dat hij zonder deugdelijke reden, althans zonder bericht, niet op de zitting van de raad van 14 oktober 2014 is verschenen, rechtvaardigt de vrees dat geen verbetering zal optreden.

5.7 De misstappen van verweerder hebben schade toegebracht aan het vertrouwen in de advocatuur van het publiek in het algemeen en dat van zijn cliënten in het bijzonder. Verweerder heeft geen inzicht getoond in zijn fouten, heeft niet van zijn eerdere tuchtrechtelijke veroordeling geleerd en heeft niet aangetoond dat enige verbetering en wijziging in zijn opstelling is te verwachten. De raad komt dan ook tot de conclusie dat het niet verantwoord is dat verweerder nog langer als advocaat de praktijk uitoefent.

  BESLISSING

De raad van discipline:

 - verklaart het dekenbezwaar gegrond;

 - legt aan verweerder op de maatregel van schrapping van het tableau, ingaande

  op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing;

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2014 door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. J.H.P. Smeets, mrs B.J. Sol, K. Straathof, en B. Roodveldt, leden, bijgestaan door mr. L.H. Rammeloo als griffier.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 16 december 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda.

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

 076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

 Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl