Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-10-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2014:260
Zaaknummer
ZWB 20 - 2014
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Verweerder diende memorie van grieven in zonder goedkeuring van klager. Na bezwaar klager heeft verweerder bij het Hof akte van rectificatie ingediend en alsnog door klager zelf opgestelde memorie ingediend. Klager heeft aldus geen nadeel ondervonden. Door klager gestelde betalingsafspraak niet vast komen staan.
Inhoudsindicatie
Klacht (ged) gegrond, geen maatregel.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing van 27 oktober 2014
in de zaak ZWB 20 - 2014
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 29 januari 2014 met kenmerk K13-046, door de raad ontvangen op 30 januari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 september 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 29 januari 2014 met de daarbij behorende bijlagen.
2 FEITEN
Bij de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:
2.1 Op 7 februari 2013 heeft klager verweerder verzocht hem bij te staan in een procedure tegen X, die diende in hoger beroep bij het gerechtshof. Verweerder heeft het dossier opgevraagd bij de vorige advocaat van klager en heeft zich op 14 februari 2013 gesteld (tegen de rol van 19 februari 2013). Verweerder heeft uitstel verzocht en verkregen voor het indienen van de memorie van grieven, voor de duur van zes weken.
2.2 Op 19 februari 2013 hebben klager en verweerder de zaak met elkaar besproken. Tijdens dit gesprek zijn afspraken gemaakt over het honorarium van verweerder. Afgesproken is dat klager een voorschot van € 2.000,00 exclusief BTW aan verweerder zou betalen en dat het uurloon van verweerder € 140,00 exclusief BTW zou bedragen. Op 1 maart 2013 heeft klager het voorschot voldaan.
2.3 Tijdens het gesprek op 19 februari 2013 zijn tevens afspraken gemaakt over de aanpak van de procedure. Verweerder zou de memorie van grieven in concept opstellen. Indien klager het daar niet mee eens zou zijn, zou verweerder een door klager zelf geschreven memorie indienen, welke verweerder wel zou mogen ontdoen van de door klager gebruikte schuttingtaal. Op 16 maart 2013 ontving klager van verweerder een brief waaruit bleek dat hij op 15 maart 2013 de door hem zelf geschreven memorie van grieven al had ingediend bij het gerechtshof, dit zonder de instemming van klager met de tekst. Klager heeft de memorie die verweerder had geconcipieerd niet vooraf gezien.
2.4 Klager kon zich niet vinden in de door verweerder opgestelde memorie van grieven en heeft verweerder verzocht om in de plaats daarvan de door hem zelf opgestelde memorie, na verwijdering van schuttingtaal, in te dienen bij het hof. Op 17 maart 2013 heeft verweerder aan dat verzoek gehoor gegeven door een akte van rectificatie bij het hof in te dienen waarbij de memorie van de hand van verweerder werd vervangen door die van klager, welke akte door het hof is geaccepteerd.
2.5 Bij e-mail van 16 maart 2013, fax van 26 maart 2013 en brief van 1 april 2013 heeft klager zich met de onderhavige klacht tot de deken gewend.
3 De Klacht
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. Verweerder niet klagers concept van de memorie van grieven heeft ingediend maar een door hem zelf gewijzigde versie daarvan, waarvoor klager geen toestemming had gegeven en die klager niet tevoren in concept had gekregen;
2. Verweerder de betalingsafspraken met klager heeft geschonden door reeds in de loop van de procedure tussentijds te declareren en niet pas na het eindarrest.
4 VERWEER
4.1 Verweerder betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Voor wat betreft de memorie van grieven merkt verweerder op dat de door klager zelf opgestelde memorie van grieven niet ongewijzigd bij het hof kon worden ingediend. Verweerder ontkent met klager te hebben afgesproken dat hij dat zou doen. Verweerder heeft enkel met klager afgesproken dat de door klager opgestelde memorie van grieven als uitgangspunt zou worden gehanteerd voor een door verweerder op te stellen concept en dat heeft hij ook gedaan. Verweerder heeft het concept van klager aangevuld met de nodige juridische argumenten en ontdaan van schuttingtaal. Verweerder heeft het door hem opgestelde concept niet op voorhand aan klager toegezonden omdat daar geen tijd meer voor was. Daarnaast stelt verweerder dat klager geen belang meer heeft bij zijn klacht op dit onderdeel aangezien verweerder een akte rectificatie bij het hof heeft ingediend en daarmee de door hem opgestelde memorie van grieven heeft teruggetrokken en heeft vervangen door het concept dat klager zelf had opgesteld. Uiteindelijk is dus de memorie van grieven die door klager zelf is opgesteld bij het hof ingediend en heeft verweerder naar die wens van klager gehandeld.
4.2 Voor wat betreft het tweede klachtonderdeel betwist verweerder dat hij met klager de afspraak heeft gemaakt dat hij pas na het eindarrest zou declareren. Verweerder legt een opdrachtbevestiging van 20 februari 2013 over waarin staat dat er een tarief is afgesproken van € 140,00 per uur en waarin tevens staat dat is afgesproken dat een voorschot van € 2.000,00 in rekening zou worden gebracht. Dit voorschot is in rekening gebracht en is door klager ook voldaan. Verweerder heeft vervolgens steeds periodiek gefactureerd en mocht dat ook doen want hij heeft met klager nooit afgesproken dat pas bij het einde van de procedure zou worden gedeclareerd.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel 1
5.1 Klager klaagt erover dat hij van verweerder geen concept van de memorie van grieven heeft ontvangen voordat verweerder deze bij het hof heeft ingediend. Voorop staat dat de advocaat bij het behandelen van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid moet bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is.
5.2 Uit de stukken en uit hetgeen ter zitting is besproken blijkt dat klager met verweerder heeft afgesproken dat verweerder in eerste instantie zelf een memorie van grieven zou opstellen en dat hij daarbij de reeds door klager zelf opgestelde memorie als uitgangspunt zou nemen. Klager mocht verwachten dat verweerder, zoals bij processtukken tussen advocaat en cliënt gebruikelijk, het concept aan hem zou voorleggen op zodanig tijdstip dat klager er nog op kon reageren voordat de memorie bij net hof werd ingediend. Het verweer dat daarvoor geen tijd was, faalt. Het is de verantwoordelijkheid van de advocaat om er - behoudens overmacht, waarvan niet is gebleken - voor te zorgen dat een processtuk in concept gereed is op een tijdstip waarop de cliënt het nog kan beoordelen en wijzigingsvoorstellen kan doen, voordat het bij de rechter wordt ingediend. Omdat verweerder daar niet voor heeft gezorgd, is de klacht gegrond
5.3 Tijdens de mondelinge behandeling is overigens gebleken dat verweerder, direct nadat klager zijn ongenoegen over de memorie had geuit, zijn memorie heeft teruggetrokken met een akte rectificatie waarmee hij alsnog de memorie die klager zelf had opgesteld bij het hof heeft ingediend, wat het hof heeft geaccepteerd. Verweerder heeft daarmee alsnog conform de wens van klager gehandeld en het indienen van de niet door klager goedgekeurde memorie is zonder gevolgen is gebleven. Dit maakt de klacht niet ongegrond maar is wel reden om aan de gegrondbevinding geen maatregel te verbinden.
Ad klachtonderdeel 2
5.4 Partijen verschillen erover van mening wanneer verweerder zijn werkzaamheden mocht declareren. Klager stelt dat partijen hadden afgesproken dat verweerder - behoudens het voorschot - pas na het eindarrest van het hof zijn declaratie zou sturen. Verweerder betwist dat deze afspraak is gemaakt. Aldus staan de verklaringen van partijen tegenover elkaar en kan de tuchtrechter geen oordeel uitspreken zonder bewijslevering, waarvoor de klachtprocedure zich in declaratiekwesties niet leent. De raad kan de klacht op dit onderdeel slechts gegrond verklaren wanneer verweerder, los van hetgeen tussen partijen is afgesproken, heeft gedeclareerd op een wijze die een advocaat niet betaamt.
5.5 Van de volgens klager gemaakte afspraak blijkt niet uit de opdrachtbevestiging van verweerder. Deze vermeldt slechts dat een voorschot in rekening zal worden gebracht en dat een uurtarief van € 140,00 zal worden gehanteerd. De uitleg van verweerder dat dit meebrengt dat dit tarief periodiek in rekening mag worden gebracht, is redelijk omdat deze wijze van declareren in de advocatuur gebruikelijk is. Ongebruikelijk is dat pas na het eindarrest wordt gedeclareerd omdat daarmee de financiering van de procedure en het verhaalsrisico vrijwel geheel bij de advocaat komen te liggen. Indien partijen die afspraak zouden hebben gemaakt, had het voor de hand gelegen dat een van hen dit schriftelijk had bevestigd. Dat is niet gebeurd. Er zijn dus geen aanwijzingen dat het verweerder niet vrij stond om te declareren zoals hij heeft gedaan.
5.6 Dit klachtonderdeel is ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart klachtonderdeel 1 gegrond en klachtonderdeel 2 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef, J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 oktober 2014 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 28 oktober 2014
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door :
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
en voor zover de klacht ongegrond/niet-ontvankelijk is verklaard tevens door:
- klager
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl.
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl