Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-06-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:175

Zaaknummer

55/13

Inhoudsindicatie

Niet gebleken is dat de deken zich niet objectief heeft opgsteld in de instructiefase. Het feit dat de deken een bemiddelingsgesprek als mediaiongesprek heeft aangeduid is geen blijk van partijdigheid en is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Uitspraak

Beslissing van 20 juni 2014

in de zaak 55/13

naar aanleiding van de klacht van:

 

de heer [    ] zowel pro se, als in zijn hoedanigheid van bestuurder van

[    ] B.V.,

[    ] B.V.,

[    ] B.V. en

vennoot van [    ] v.o.f.

klager

 

tegen:

mr. [    ] in zijn hoedanigheid van voormalig deken van de orde

van advocaten

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 28 mei 2013 met kenmerk 2013KNN 024, door de raad ontvangen op 29 mei 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 april 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier;

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Op 15 juli 2011 heeft klager bij verweerder, destijds deken van de orde van advocaten in het voormalige arrondissement L., een klacht ingediend tegen mr. H., advocaat te B. Op het moment van indiening van de klacht was het onderzoek in die klachtzaak nog niet afgewikkeld.

2.3    Na herziening van de gerechtelijke kaart en de samenvoeging van de toenmalige arrondissementen, G., A. en L., heeft de deken van het nieuwe ontstane arrondissement Noord-Nederland zich beziggehouden met de instructie van de door klager tegen mr. H. ingediende klacht en de onderhavige klachtzaak.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder bij zijn onderzoek van de klacht niet objectief is geweest  en obstructie heeft gepleegd. Bovendien heeft verweerder in zijn hoedanigheid van deken, de klachtzaak tegen mr. H. onjuist aangepakt. Er is geen gesprek gevoerd met klager, maar wel met mr. H. Voorts heeft een gesprek plaatsgevonden tussen verweerder en mr. H. op 28 maart 2012 dat verweerder heeft aangemerkt als ‘mediation’ terwijl klager een voorstel tot mediation, oorspronkelijk afkomstig van mr. H., juist vanwege de gang van zaken uitdrukkelijk had verworpen. De brief van 29 maart 2012 wordt ten onrechte een bevestiging van een mediationgesprek van 28 maart 2012 genoemd. Het is slechts de bevestiging van een klacht/bemiddelings-gesprek dat op 28 maart 2012 heeft plaatsgevonden.

 

4    VERWEER

4.1    Sinds 15 juli 2011 heeft verweerder bemoeienis met de klacht van klager tegen mr. H. Na antwoord en repliek heeft verweerder het dossier bestudeerd en een nadere vraag aan klager gesteld. Hij heeft van beide partijen reacties ontvangen op 21 september respectievelijk 4 oktober 2011. Op 3 november 2011 heeft verweerder klager laten weten dat mr. H. verantwoording wil afleggen over een door hem ontvangen bedrag van € 300.000,00. Omdat mr. H. geheimhouding diende te betrachten heeft hij verantwoording alleen aan verweerder afgelegd en niet aan klager. Bij een stichting staat nog een bedrag geparkeerd van één van de gedupeerden, maar verweerder vertrouwde klager hiermee bekend. Vervolgens heeft verweerder mediation voorgesteld. Het mediationgesprek heeft plaatsgevonden op 28 maart 2012. Daarbij zijn duidelijke werkafspraken gemaakt. Blijkbaar zijn er voor klager daarna meer problemen gerezen. Verweerder heeft klager aangeboden hem behulpzaam te zijn bij het formuleren van de klacht. Van vertraging in de afwikkeling van het klachtdossier van mr. H. is geen sprake. Mr. H. heeft geen aanhoudingen gevraagd. Klager verzuimt aan te geven uit welke concrete gedragingen van de kant van verweerder zou kunnen worden afgeleid dat hij niet objectief is geweest.

 

5    BEOORDELING

5.1    De klacht komt in essentie hier op neer dat klager verweerder verwijt dat hij in zijn toenmalige hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het arrondissement Leeuwarden de instructie van de klachtzaak van klager tegen mr. H. niet objectief heeft uitgevoerd.

5.2    De raad stelt hierbij voorop dat volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline het advocatentuchtrecht blijft gelden voor een advocaat die in een andere hoedanigheid optreedt. Indien hij zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt (dan wel misdraagt) dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem in dat geval een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

5.3    Omdat het gaat om het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van deken, dient zijn optreden aan de hand van bovengenoemde maatstaf te worden beoordeeld. De raad komt tot het oordeel dat niet gebleken is dat verweerder zich zodanig heeft gedragen dan wel misdragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is ondermijnd. Immers, het is de raad niet gebleken dat verweerder zich niet onpartijdig heeft opgesteld. Het feit dat verweerder een apart gesprek heeft gehad met mr. H. betreffende de klachtzaak van klager betekent niet dat hij daarmee partijdig heeft gehandeld. Hij heeft gemotiveerd aangegeven dat het om informatie van de kant van mr. H. ging, waarop diens geheimhoudingsplicht betrekking had, zodat deze informatie niet aan anderen dan de deken (in casu verweerder) kon worden verstrekt. Dit is geen blijk van partijdigheid. Dat geldt evenzeer ten aanzien van het gesprek van 28 maart 2012 dat verweerder heeft  aangeduid als een mediationgesprek. Ook dat is geen teken van partijdigheid omdat het gaat om een benaming c.q. kwalificatie van een gesprek dat op 28 maart 2012 ook daadwerkelijk tussen klager en mr. H heeft plaatsgevonden. De klacht is dan ook ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt de klacht ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. G.W. Brouwer, H.J. Meijer, L.J. van der Veen, P.H.F. Yspeert, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 juni 2014.

 

griffier                                                           voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 23 juni 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl