Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-06-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:143

Zaaknummer

12-294H + 12-295H

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaten wegens traagheid bij waarneming zaak kantoorgenoot ongegrond. Ontbreken van objectieve spoed.

Uitspraak

Beslissing van 10 juni 2014

in de zaken 12-294H en 12-295H

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

1. mr.

2. mr.

advocaten te

verweerders

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 2 oktober 2012 met kenmerk td/md/601, door de raad ontvangen op 3 oktober 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem (thans: arrondissement Noord-Holland) de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De behandeling van de klacht is aanvankelijk op verzoek van klager uitgesteld. Nadat de behandeling met instemming van klager was bepaald op 15 oktober 2013, heeft klager kort voor de zitting een verzoek tot wraking van de voorzitter van de raad ingediend. Dit verzoek is bij beslissing van de raad van 14 januari 2014 ongegrond verklaard. Vervolgens is opnieuw een behandeling bepaald.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 april 2014 in aanwezigheid van verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad, alsmede van de stukken genummerd 1 t/m 31 vermeld op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Een kantoorgenoot van verweerders, mr. W., heeft klager bijgestaan in een procedure tot revindicatie van een paard, in verband waarmee mr. W. bij dagvaarding van 31 mei 2012 een procedure aanhangig heeft gemaakt voor de rechtbank Arnhem.

2.3 Tussen klager en diens wederpartij (hierna: “X”) zijn onderhandelingen opgestart die hebben geresulteerd in een concept voor een vaststellingsovereen¬komst. Onderdeel van de daarin opgenomen regeling was dat de overdracht van het paard op 14 juli 2012 zou plaatsvinden en dat X de overeengekomen koopsom vóór 13 juli 2012 via de derdenrekening van het kantoor van mr. W. zou voldoen.

2.4 Bij e-mail van 26 juni 2012 aan klager heeft mr. W. laten weten dat hij tot 16 juli 2012 buiten kantoor zou zijn en dat verweerster sub 2 bereikbaar was voor spoedgevallen.

2.5 Op 27 juni 2012 heeft klager verweerster sub 2 een

e-mail gezonden, waarin hij heeft geschreven dat partijen het volgens hem op alle punten eens waren en dat hij graag de overeenkomst zou ontvangen. 

2.6 De volgende dag heeft klager verweerster sub 2 twee maal per e-mail (verzonden om 8:54 uur en om 16:34 uur) gerappelleerd.

2.7 Op 28 juni 2012 zond de advocaat van X verweerster sub 2 per e-mail een brief met als bijlage het concept van de vaststellingsovereenkomst. In dat concept stond dat het aankoopbedrag van € 1.500,- voor 13 juli 2012 moest zijn bijgeschreven op de derdengeldenrekening van mr. W. In het concept moest het nummer van die derdenrekening nog worden ingevuld. Verweerster sub 2 heeft deze brief met bijlage ter beoordeling doorgezonden aan verweerder sub 1.

2.8 Bij e-mail van 29 juni 2012 aan klager heeft verweerster sub 2 dat concept vast aan klager doorgezonden en geschreven dat haar kantoorgenoot, verweerder sub 1, het concept had bekeken en dat een brief naar klager onderweg was.

2.9 Klager heeft dezelfde dag per e-mail gereageerd en (onder meer) het volgende geschreven:

Ovk is bijna akkoord, alleen ontbreekt er:

(…)

Indien die aanpassing er is ga ik akkoord en kan ik tekenen.

2.10 Bij e-mail van 2 juli 2012 aan verweerder sub 1 heeft klager (onder meer) geschreven:

Ik heb begrepen dat u dit dossier behandelt.

Ook heb ik begrepen dat er een brief naar mij onderweg is, ik wil u verzoeken deze per e-mail te zenden aangezien de post er nog wel eens een weekje over kan doen en de 14e dichterbij komt.

Daarnaast wil ik een aantal dingen bespreken.

OVK

Ik heb de ovk gelezen en kan mij daarin vinden.

Voor wat betreft het tijdstip kunt u inlaten vullen 09.30 uur.

U dient nog het rekeningnummer van uw derdenrekening in te laten vullen.

Na deze aanvullingen wil ik u verzoeken mij zsm in het bezit te stellen van de definitieve ovk.

Betaling € 1.500,00

Het bedrag staat klaar om overgeboekt te worden, ik verneem graag het rekeningnummer van uw derdenrekening.

Ik zal het laten overboeken op het moment dat ik in het bezit ben van een getekend exemplaar van de ovk door [X].

Ik wil u verzoeken dit zsm te regelen, ik weet niet welke bank uw kantoor heeft, maar het kan soms één tot twee dagen duren.

(…)

Tot slot wil ik u verzoeken om het dossier [X] zo spoedig mogelijk af te wikkelen gezien de korte tijd die we nog maar hebben en ik vanaf midden volgende week onbereikbaar ben.

2.11 Op 3 juli 2012 heeft verweerder sub 1 telefonisch aan klager toegezegd dat hij uiterlijk de volgende dag een e-mail van hem zou krijgen.

2.12 Bij e-mails van 4 en 5 juli 2012 heeft klager gerappelleerd en bij e-mail van 6 juli 2012 heeft klager laten weten dat indien verweerder sub 1 niet per omgaande zou reageren, klager de zaak zelf zou afhandelen en nog diezelfde middag contact zou opnemen met de advocaat van [X].

2.13 Bij e-mailbrief van 9 juli 2012 aan klager heeft verweerder sub 1 het rekeningnummer van de derdenrekening van zijn kantoor opgegeven en voorgesteld dat klager telefonisch contact met hem opneemt.

2.14 Bij brief van 9 juli 2012 aan de deken heeft klager de onderhavige klacht ingediend tegen verweerders.

2.15 Bij brief van 20 juli 2012 aan de deken heeft verweerder sub 1 mede namens verweerster sub 2 het volgende geschreven:

In het telefonisch onderhoud van 19 juli 2012 met [klager] heb ik mijn excuses aangeboden voor het verstrijken van een paar dagen voor hij de door mij toegezegde brief had ontvangen.

Hierbij op verzoek van [klager] schriftelijk mijn excuses.

Twee kleine opmerkingen dezerzijds.

In het telefonisch onderhoud heb ik [klager] er op gewezen dat ik niet het risico wil nemen dat een vaststellingsovereenkomst bij een tegenpartij terechtkomt met daarin de passage dat een bedrag op mijn derdenrekening staat bijgeschreven, als dat niet daadwerkelijk het geval is. Alsdan handel ik klachtwaardig en tevens onrechtmatig. Ik wilde het dossier als tweede waarnemer dan ook goed doornemen.

Tevens heb ik [klager] er op gewezen dat hij de kosten rechtsbijstand, waaronder de eigen bijdrage en verschotten, niet had betaald, terwijl mr [W] al ruim 22 uur aan de zaak had besteed, beslag heeft gelegd en een bodemprocedure gestart.

2.16 Bij brief van 27 juli 2012 aan de deken heeft klager laten weten dat het dossier pas kan worden gesloten nadat hij schriftelijke excuses heeft ontvangen van beide verweerders en zonder opmerkingen.

2.17 Na een aantal rappelverzoeken zijdens klager heeft klager bij brief van 31 augustus 2012 aan de deken laten weten geen heil (meer) te zien in diens onderzoek en behandeling door de raad te wensen.

2.18 Bij brief van 5 september 2012 aan de deken heeft verweerster sub 2 haar excuses aan klager aangeboden. Deze brief is op 12 september 2012 aan klager doorgestuurd, die op 14 september 2012 opnieuw heeft laten weten dat hij behandeling door de raad wenst.

3 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerders niet adequaat hebben gehandeld bij de waarneming van de praktijk van hun kantoorgenoot tijdens diens vakantie.

4 BEOORDELING

4.1 De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is de aan hem/haar toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen. Van een advocaat mag verwacht worden dat hij  reageert  op berichten van zijn cliënt. Aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval moet beoordeeld worden of een handelen of nalaten in deze zin tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

4.2 Klager verwijt verweerders dat zij te traag hebben gereageerd op verzoeken en rappels van klager, terwijl het voor hen duidelijk was dat spoed was geboden, omdat de afwikkeling van de zaak op 14 juli 2012 moest plaatsvinden. De raad overweegt als volgt. De kantoorgenoot van verweerders heeft klager op 26 juni 2012 geïnformeerd dat hij tot 16 juli 2012 afwezig zou zijn en dat verweerster sub 2 voor hem zou waarnemen. Blijkens de e-mail van klager aan verweerster sub 2 van 27 juni 2012 bestond de verwachting dat klager en zijn wederpartij (alsnog) overeenstemming zouden bereiken over een regeling. Ook was bekend dat partijen de bedoeling hadden om de regeling uiterlijk op 14 juli 2012 te effectueren door middel van overdracht van het paard. Na ontvangst van de conceptvaststellings-overeenkomst op 28 juni 2012 heeft verweerster sub 2 deze onmiddellijk ter beoordeling doorgezonden aan verweerder sub 1 en klager daarvan de volgende dag per e-mail in kennis gesteld. Nu verweerster sub 2 met de verdere afwikkeling van de zaak geen bemoeienis heeft gehad, valt haar naar het oordeel van de raad in het geheel niets te verwijten.

4.3 Van verweerder sub 1 kan volgens de raad niet gezegd worden dat hij – na ontvangst van de conceptvaststellingsovereenkomst – met bekwame spoed heeft gereageerd op de verzoeken van klager. Hij is bovendien een toezegging, gedaan op 3 juli 2012, om uiterlijk de volgende dag te reageren, niet nagekomen. Desalniettemin is de raad van oordeel dat, gegeven de omstandigheden van het geval, geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen zijdens verweerder sub 1. Uit de e-mails van klager aan verweerder sub 1 van 29 juni 2012 en 2 juli 2012 (zie hiervoor, 2.9 en 2.10) blijkt dat volledige overeenstemming was bereikt tussen klager en zijn wederpartij en dat slechts nog het tijdstip van overdracht en het rekeningnummer van de derdenrekening van verweerder sub 1 dienden te worden ingevuld in de conceptvaststellingsovereenkomst. Er was objectief gezien dan ook geen dringende spoed die onmiddellijke actie vereiste. Naar de raad begrijpt, heeft de vertraging uiteindelijk ook geen consequenties gehad. Hoewel het correcter was geweest als verweerder sub 1 eerder had gereageerd, levert de vertraging in dit geval geen tuchtrechtelijk vergrijp op, zeker niet nu verweerder sub 1 klager in een vroeg stadium van de klachtenbehandeling mondeling en schriftelijk zijn excuses voor de vertraging heeft aangeboden.

4.4 Gelet op het bovenstaande is de klacht ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. E.C. Gelok,

A. de Groot, H.C.M.J. Karskens, J.J. Trap, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 juni 2014.

Griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 juni 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl