Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:49

Zaaknummer

ZWB 200 - 2013

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door te laat op de rechtbank te verschijnen, waardoor onvoldoende inhoudelijke voorbereiding van de zitting kon plaatsvinden. Van advies om de zaak met gesloten beurzen te schikken kan verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Niet gebleken dat bij klager werkzaamheden dubbel in rekening zijn gebracht. Klacht (deels) gegrond. Waarschuwing.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

Beslissing van 10 maart 2014

     in de zaak ZWB200-2013

naar aanleiding van de klacht van:

 

A.

 

klager

 

tegen:

 

B.

 

verweerder

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 24 juni 2013 met kenmerk K12/13-029heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Ter zitting van 6 januari 2014 zijn klager en verweerder verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-       De brief van de deken d.d. 24 juni 2013 met bijlagen;

-       De ongedateerde brief van klager met bijlagen, door de raad ontvangen op 30 december 2013;

-       De brief van klager d.d. 30 december 2013.

 

2          FEITEN

                      Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klager had een geschil met een touringcarbedrijf. Klager heeft zich in eerste instantie tot D. Rechtsbijstand gewend. Omdat de zaak niet onder de dekking van de polis viel is klager doorverwezen naar D. Bedrijfsjuristen B.V., die de zaak in behandeling heeft genomen. Omdat in klagers zaak moest worden geprocedeerd bij de rechtbank, was het noodzakelijk om een advocaat in te schakelen. In dat verband is verweerder door D. Bedrijfsjuristen B.V. ingeschakeld.

 

2.2      Bij brief d.d. 19 oktober 2011 heeft verweerder de opdracht aan klager bevestigd en vastgelegd dat verweerders werkzaamheden in rekening zouden worden gebracht op basis van een uurtarief van € 145,-- exclusief BTW en 6% kantoorkosten. Deze opdrachtbevestiging is door klager ondertekend geretourneerd. Op 19 oktober 2011 heeft verweerder klager een voorschotnota ten bedrage van € 1.500,-- gestuurd, welke nota door klager is voldaan.

 

2.3      De samenwerking tussen D. Bedrijfsjuristen en verweerder bestond hieruit, dat D. Bedrijfsjuristen de processtukken in concept opstelde. Verweerder stelde de processtukken vervolgens definitief vast en diende deze in bij de rechtbank. Verweerder heeft namens klager conservatoir beslag gelegd en een bodemprocedure aanhangig gemaakt. Verweerder heeft klager vervolgens in rechte bijgestaan.

 

2.4      Een kennismakingsgesprek tussen klager en verweerder heeft niet plaatsgevonden. Wel hebben klager en verweerder elkaar meerdere malen telefonisch gesproken. Klager en verweerder hadden afgesproken om voorafgaand aan de comparitie van partijen de zaak te bespreken. Verweerder was echter pas tien minuten voor de zitting aanwezig zodat een voorbespreking nauwelijks kon plaatsvinden.

 

2.5      Naar aanleiding van het voorlopig oordeel van de rechter heeft verweerder klager geadviseerd om de zaak te schikken met gesloten beurzen. Klager heeft dit advies opgevolgd.

 

 

 

3          KLACHT

 

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat hij:

 

1.         klager onvoldoende heeft bijgestaan in een procedure, onder meer doordat hij zo laat ter zitting kwam dat er geen voorbespreking meer kon plaatsvinden;

2.         klager heeft geadviseerd in te stemmen met een schikking met gesloten beurzen;

3.         aan klager geld in rekening heeft gebracht voor zijn werkzaamheden, terwijl D. Bedrijfsjuristen voor dezelfde zaak eveneens aan klager nota’s heeft gezonden.

 

 

4          VERWEER

 

4.1      Gelet op de door klager ondertekende opdrachtbevestiging moet het voor klager duidelijk zijn geweest dat er twee partijen voor hem aan het werk waren, enerzijds D. Bedrijfsjuristen en anderzijds verweerder. Klager moest dan ook van beide partijen rekeningen verwachten.

 

4.2      Gezien de aard van de zaak en de afstand tussen klagers woonplaats en verweerders kantoor vond verweerder het niet noodzakelijk om klager persoonlijk te spreken. Verweerder heeft klager meerdere malen telefonisch gesproken, ook vlak voor de comparitie van partijen.

 

4.3      Doordat verweerder verlaat was ten gevolge van files, was er helaas niet veel gelegenheid om de zaak nog voorafgaand aan de zitting te bespreken, hetgeen verweerder betreurt. De belangrijkste punten waren echter wel reeds besproken.

 

4.4      Verweerder bestrijdt dat hij klager onvoldoende zou hebben bijgestaan tijdens de zitting. De rechter wendde zich tot klager met feitelijke vragen. Bij juridische vragen heeft verweerder namens klager het woord gevoerd. Verweerder heeft klager, ingegeven door hetgeen door de rechter ter zitting was aangegeven, geadviseerd om de zaak met gesloten beurzen af te doen omdat hij de uitkomst van de procedure voor klager niet gunstig inschatte. Verweerder vreesde, gezien de reconventionele vordering van de wederpartij, zelfs een veroordeling van klager tot betaling van een bedrag aan de wederpartij en een proceskostenveroordeling. Een schikking was voor klager de beste optie. Mede gezien de eigen verklaringen van klager ter zitting, voorzag verweerder bewijsproblemen.

 

 

 

5       BEOORDELING

 

5.1    Klachtonderdeel 1

Verweerder heeft de stelling van klager, dat verweerder klager onvoldoende heeft bijgestaan tijdens de zitting, gemotiveerd weersproken. Verweerder heeft gesteld dat hij klagers belangen ter zitting op de juiste wijze heeft behartigd. De raad is van oordeel dat klager onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan aangenomen zou moeten worden dat verweerder tijdens de zitting kansen heeft laten liggen.

 

5.2     Wel staat op basis van de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht vast dat verweerder eerst tien minuten voor aanvang van de zitting op de rechtbank aanwezig was, ofschoon partijen hadden afgesproken om de zaak voorafgaand aan de zitting voor te bespreken. Mede gelet op het feit dat partijen elkaar nog nooit eerder in persoon, doch enkel telefonisch, hadden gesproken, was het voor klager van groot belang om de zitting in een persoonlijk gesprek met verweerder voor te bespreken. Verweerder had ervoor dienen zorg te dragen dat hij, te meer nu sprake was van een hoge eis in reconventie, voldoende tijdig op de rechtbank aanwezig was. Dat dit niet gebeurde, lag in zijn risicosfeer. Onder de gegeven omstandigheden kan verweerder tuchtrechtelijk worden verweten dat geen inhoudelijke bespreking met klager heeft plaatsgevonden. De raad is dan ook van oordeel dat het eerste onderdeel van de klacht in zoverre gegrond is.

 

5.3     Klachtonderdeel 2

          Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder klager heeft geadviseerd om de zaak met gesloten beurzen te schikken. Klager heeft gesteld dat hij verweerders  advies heeft opgevolgd, hoewel hij het er eigenlijk niet mee eens was. Verweerder heeft gesteld dat hij, mede gelet op het voorlopig oordeel van de rechter, klager heeft geadviseerd om de zaak met gesloten beurzen af te doen omdat hij de uitkomst van de procedure voor klager niet gunstig inschatte.

 

5.4     De raad heeft onvoldoende kennis van de exacte inhoud van het geschil tussen klager en het touringcarbedrijf. De raad is van oordeel dat klager onvoldoende concrete feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht die tot de conclusie leiden dat de kwaliteit van het door verweerder gegeven advies ondermaats was. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

 

5.5     Klachtonderdeel 3

          Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat een jurist van D. Bedrijfsjuristen en verweerder hebben samengewerkt bij de behandeling van klagers dossier. Er waren derhalve goede gronden voor zowel D. Bedrijfsjuristen als voor verweerder om aan klager een nota te zenden voor de door ieder van hen in klagers dossier verrichte werkzaamheden.

 

5.6     Wel acht de raad, gelet op de wijze waarop de opdracht aan klager is bevestigd, voorstelbaar dat bij klager onduidelijkheid is blijven bestaan over de wijze waarop de werkzaamheden tussen D. Bedrijfsjuristen en verweerder zouden worden verdeeld. Evenwel is niet gebleken dat bij klager werkzaamheden dubbel in rekening zijn gebracht. Dit onderdeel van de klacht is naar het oordeel van de raad dan ook ongegrond.

 

5.7     De raad komt tot de slotsom dat klachtonderdeel 1 gedeeltelijk gegrond is en dat de klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond zijn.

 

 

6        MAATREGEL

 

6.1     De raad acht de maatregel van enkele waarschuwing voor het gegrond verklaarde deel van klachtonderdeel 1 passend en geboden.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

 

1.    verklaart klachtonderdeel 1 gedeeltelijk ongegrond en gedeeltelijk gegrond en legt ter zake het gegrond verklaarde deel aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op;

2.    verklaart de klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond.

 

Aldus gegeven door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. A.J. Sol, P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 maart 2014 .

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

Deze beslissing is in afschrift op 11 maart 2014     

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klager

-       verweerder

-       de deken in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-              verweerder

-              de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

en, voor zover de klacht ongegrond is verklaard, tevens door:

-          klager

-                 de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl