Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-06-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:194
Zaaknummer
14-86
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat in zijn hoedanigheid als curator. Optreden van verweerder als curator niet zodanig dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad.
Uitspraak
Beslissing van 23 juni 2014
in de zaak 14-86
naar aanleiding van de klacht van:
[ ]klager
tegen:
mr. [ ]
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 27 mei 2014 met kenmerk K 14/10 door de raad ontvangen op 28 mei 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Bij vonnis van 21 augustus 2012 heeft de rechtbank Zutphen op eigen verzoek het faillissement van de eenmanszaak T. te H. (een cafetaria) / mevrouw N. uitgesproken. Verweerder is benoemd tot curator. Klager is de vader van gefailleerde en heeft zijn dochter voorafgaand aan het faillissement financieel ondersteund. Klager is bij brief van 28 augustus 2012 geïnformeerd over het faillissement en is verzocht zijn vordering, onderbouwd met specificaties, bij verweerder in te dienen. Klager en verweerder hebben een aantal malen contact gehad, al dan niet door tussenkomst van derden en/of in aanwezigheid van derden.
1.3 Klager heeft de cafetaria uit het faillissement gekocht. Bij vonnis van 11 november 2013 heeft de rechtbank Gelderland het faillissement omgezet in een schuldsanering. Het salaris van verweerder als curator is door de rechtbank vastgesteld. Als bewindvoerder is benoemd mevrouw H., op het kantoor van verweerder werkzaam. Bij brief van 18 april 2014 heeft de bewindvoerder aan klager een brief gestuurd, waarin klager is geïnformeerd over de omzetting van het faillissement in een schuldsaneringsregeling en is klager gevraagd zijn vordering, onderbouwd met specificaties in te dienen.
1.4 Klager stelt zich op het standpunt dat hij zijn vordering in het faillissement heeft ingediend tijdens een bijeenkomst op het kantoor van verweerder op 7 september 2012. Klager heeft ter onderbouwing van zijn standpunt twee verklaringen overgelegd van de heren R. en F., die tijdens de bespreking aanwezig waren en waaruit zou blijken dat de vordering van klager in het faillissement is ingediend. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de vordering van klager nimmer formeel in het faillissement is ingediend. Verweerder was wel op de hoogte van het feit dat klager een vordering had op zijn dochter, de gefailleerde.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet omdat verweerder:
a) zeer nalatig is geweest in de afhandeling van het faillissement, onder andere omdat hij er meer dan een jaar over heeft gedaan om verslag uit te brengen aan de rechter-commissaris en enkel werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van zijn salaris;
b) de rechtbank heeft geadviseerd de failliet toe te laten tot de schuldsanering en klager daarover niet te informeren;
c) nooit bereikbaar was voor telefonisch overleg en te verzuimen klager te informeren over de stand van zaken in het faillissement;
d) te stellen dat klager geen vordering heeft ingediend.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Kort weergegeven heeft verweerder als volgt aangevoerd.
3.2 Naar aanleiding van de onder a. geformuleerde klacht heeft verweerder aangevoerd dat de afwikkeling van een faillissement het nodige tijdsverloop met zich brengt. Tijdens het faillissement is verslag uitgebracht aan de rechtbank op de gebruikelijke wijze. Verweerder betwist dat hij louter uit eigenbelang, om zijn salaris op te drijven, werkzaamheden heeft verricht. De rechtbank stelt uiteindelijk het salaris van de curator vast.
3.3 Naar aanleiding van de onder b. geformuleerde klacht heeft verweerder aangevoerd dat hij zich heeft uitgelaten dat gefailleerde haar medewerking heeft verleend aan de afwikkeling van het faillissement. Het is aan de rechtbank te beslissen om een faillissement om te zetten in een schuldsaneringsregeling. De beslissing tot omzetting is door de rechtbank aan klager toegestuurd.
3.4 Naar aanleiding van de onder c. geformuleerde klacht heeft verweerder aangevoerd dat hij regelmatig contact heeft gehad met de heer J. die klager en diens echtgenote heeft geadviseerd over de aankoop van de cafetaria. Verweerder heeft de heer J. geïnformeerd over de stand van zaken in het faillissement. De verslagen van de curator aan de rechtbank zijn openbaar en had klager in kunnen zien.
3.5 Naar aanleiding van de onder d. geformuleerde klacht heeft verweerder aangevoerd dat hij klager bij brief van 28 augustus 2012 heeft geïnformeerd over het faillissement van zijn dochter. Verweerder is er mee bekend dat klager heeft geïnvesteerd in de onderneming van zijn dochter, doch klager heeft nimmer een voldoende gespecificeerde vordering ingediend. Het feit dat klager ouder is van de gefailleerde heeft geen invloed op zijn positie as schuldeiser.
4 BEOORDELING
4.1 Op de klacht kan met toepassing van art. 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.
4.2 Het gaat in dit geval om het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van curator in een faillissement. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline valt de advocaat, ook bij optreden niet als advocaat, onder het tuchtrecht, voor zover zijn handelen het vertrouwen in de advocatuur schaadt. Dit is de maatstaf waaraan het handelen van verweerder dient te worden getoetst. Daartoe overweegt de raad als volgt.
4.3 Klachtonderdeel a.
Klager heeft tegenover de betwisting van verweerder zijn stellingen onvoldoende onderbouwd om de conclusie te rechtvaardigen dat verweerder onvoldoende voortvarend zijn werkzaamheden heeft verricht en enkel met het oogmerk de hoogte van zijn salaris op te krikken werkzaamheden heeft verricht. Dat de rechter-commissaris verweerder in dat verband enig verwijt heeft gemaakt, is niet gebleken. Klachtonderdeel a. is dan ook kennelijk ongegrond.
4.4 Klachtonderdeel b.
De beslissing het faillissement om te zetten in een schuldsaneringsregeling is voorbehouden aan de rechtbank. In dat kader heeft verweerder zich uitgelaten dat gefailleerde haar medewerking aan de afwikkeling van het faillissement heeft gegeven. Verweerder is op grond van zijn ervaringen als curator tot dit oordeel gekomen. Ook al is klager het met dat oordeel niet eens, dat brengt nog niet met zich mee dat verweerder daardoor klachtwaardig zou hebben gehandeld. Verweerder was niet gehouden om klager als schuldeiser of als ouder te informeren over een mogelijke omzetting van het faillissement naar een schuldsaneringsregeling. Klachtonderdeel b. is derhalve eveneens kennelijk ongegrond.
4.5 Klachtonderdeel c.
Tegenover de betwisting van verweerder heeft klager onvoldoende onderbouwd dat verweerder onvoldoende of nooit bereikbaar zou zijn en hem onvoldoende heeft geïnformeerd over de stand van zaken in het faillissement. Terecht heeft verweerder aangevoerd dat de faillissementsverslagen openbaar zijn. Klager had zich door kennisneming van de verslagen op de hoogte van de stand van zaken in het faillissement kunnen stellen. Klachtonderdeel c. is derhalve eveneens kennelijk ongegrond.
4.6 Klachtonderdeel d.
Verweerder erkent er van op de hoogte te zijn dat klager in de onderneming van zijn dochter had geïnvesteerd. Het standpunt van verweerder dat klager geen vordering in het faillissement heeft ingediend, wordt door klager betwist, welke betwisting hij onderbouwt met de verklaring van twee personen. In het licht van de maatstaf op grond waarvan het optreden van verweerder als curator dient te worden beoordeeld, zoals opgenomen onder 4.2 van deze beslissing, kan het standpunt van verweerder, dat een mogelijke vordering van klager onvoldoende gespecificeerd is onderbouwd, niet leiden tot een gegrondverklaring van dit klachtonderdeel. Het is aan verweerder als curator te beoordelen of een vordering voldoende gespecificeerd is onderbouwd en in het geval een beweerdelijk crediteur zich niet kan verenigen met de afwijzende opvatting van de curator, aan de rechtbank. Niet gebleken is dat klager deze weg heeft gevolgd. Dat verweerder desondanks tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld, is niet uit de verf gekomen. Ook dit klachtonderdeel is derhalve kennelijk ongegrond.
BESLISSING
Alle klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond. De klacht wordt derhalve afgewezen.
Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. P.J.G. van den Boom als griffier op 23 juni 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 24 juni 2014 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland
- de deken van de Nederlandse Orde van advocaten