Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-02-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:82

Zaaknummer

14-28

Inhoudsindicatie

Klacht dat advocaat heeft geweigerd een procedure aanhangig te maken. Omdat verweerder dat op goede gronden heeft gedaan is het verwijt kennelijk ongegrond. Hetzelfde geldt voor het verwijt dat verweerder onvoldoende voortvarend te werk is gegaan. Er is geen sprake van een tuchtrechtelijk verwijtbaar lang tijdsverloop.

Uitspraak

Beslissing van 28 februari 2014

in de zaak 14-28

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 10 februari 2014 met kenmerk RvT 13-0328/TRC/fd, door de raad ontvangen op 11 februari 2014, en van de daarbij gevoegde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Klaagster heeft, toen zij in Amersfoort woonde, geruime tijd overlast ondervonden onder meer bestaande uit knallen van vuurwerk en/of luchtbuksen, intimidatie, schieten door de brievenbus met laserpennen en het toebrengen van schade aan de door haar gehuurde woning. De door klaagster ondervonden overlast was dusdanig ernstig dat zij in juni 2012 is verhuisd. Zij heeft zich in februari 2013 tot verweerder gewend omdat zij van oordeel is dat de verhuurder van de destijds door haar gehuurde woning, hierna te noemen de verhuurder, een verhuiskostenvergoeding aan haar diende te betalen in verband met de door haar ondervonden overlast.

1.3    In maart en april 2013 heeft klaagster haar buren van destijds benaderd ter verkrijging van bewijs van de ondervonden overlast.

1.4    Bij brief van 3 juli 2013 heeft verweerder zich tot de verhuurder van klaagster gewend met het verzoek een verhuiskostenvergoeding aan haar toe te kennen.

1.5    Per e-mail d.d. 29 juli 2013 heeft de verhuurder aan verweerder bericht dat klaagster nog een bedrag ad ± € 2.600,- aan huur verschuldigd is en het verzoek om een verhuiskostenvergoeding afgewezen.

1.6    Dit e-mailbericht heeft verweerder op 27 augustus 2013 met klaagster besproken waarna hij bij brief van 13 september 2013 nogmaals aan de verhuurder heeft bericht dat klaagster ernstige overlast heeft ondervonden waardoor haar woongenot in ernstige mate werd aangetast hetgeen de verhuurder valt aan te rekenen en dat daarom een tegemoetkoming van de verhuurder kan worden verlangd. Hij verzoekt de verhuurder het in de e-mail d.d. 29 juli 2013 ingenomen standpunt te heroverwegen.

1.3    Bij brief van 13 september 2013 heeft verweerder klaagster bericht dat hij van mening is dat het niet onredelijk is dat de verhuurder een tegemoetkoming in de verhuiskosten van klaagster betaalt, maar dat hij verwacht dat de verhuurder daartoe niet bereid zal zijn omdat klaagster een huurachterstand heeft. Hij betwijfelt daarom of zijn brief enig resultaat zal hebben, maar hij heeft gemeend de brief toch te moeten versturen opdat in elk geval is geprobeerd schadevergoeding voor klaagster te verkrijgen.

1.4    Bij brief van 15 oktober 2013 heeft klaagster verweerder verzocht op korte termijn een procedure tegen de verhuurder aanhangig te maken.

1.5    Bij brief van 21 oktober 2013 heeft verweerder klaagster bericht dat zij, om haar verhuurder met succes aan te kunnen spreken, moet aantonen dat de verhuurder in gebreke is gebleven doordat hij niet het rustig woongenot aan haar heeft verstrekt en dat klaagster verweerder documentatie heeft overhandigd, die grotendeels bestaat uit aantekeningen van klaagster zelf, die niet worden ondersteund door verklaringen van medebewoners en ook niet door processen-verbaal van de politie en dat het daarom de vraag is of klaagster over voldoende bewijs beschikt van de door haar gestelde overlast en dat het daarnaast zo is dat de verhuurder niet steeds overlast door derden kan voorkomen. Voorts heeft verweerder klaagster in deze brief bericht dat de verhuurder een tegenvordering bij de rechter kan indienen omdat klaagster een huurachterstand heeft en dat zij het risico loopt dat de schadevergoeding wordt verrekend met de huurachterstand en dat zij tevens wordt veroordeeld de proceskosten van de verhuurder te betalen. Daarom ontraadt verweerder klaagster een civiele procedure tegen de verhuurder aanhangig te maken.

1.6    Op 23 oktober 2013 heeft de verhuurder verweerder telefonisch laten weten dat de verhuurder beslist niet zal ingaan op het verzoek tot betalen van een verhuiskostenvergoeding.

KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    heeft geweigerd een procedure aanhangig te maken tegen de woningbouwcorporatie, die aan klaagster een woning verhuurde, ter verkrijging van een financiële compensatie wegens overlast die klaagster heeft ondervonden van derden

b)    onvoldoende voortvarend te werk is gegaan voor klaagster.

Ter toelichting op haar klacht heeft klaagster het volgende aangevoerd:

2.2    In februari 2013 heeft zij zich tot verweerder gewend. Het heeft tot begin juli 2013 geduurd voordat verweerder voor het eerst een brief heeft geschreven aan de woningbouwcorporatie.

2.3    De overlast die klaagster en haar hond hebben ondervonden was zodanig ernstig dat zij zijn getraumatiseerd.

2.4    Klaagster heeft wel degelijk bewijs van de door haar ondervonden overlast aan verweerder verstrekt bestaande uit aangiftes bij de politie betreffende vernielingen en schade aan het dak en foto’s van lijfelijke beschadiging van haarzelf en een rapportage van de huisartsenpost van november 2011.

2    VERWEER

2.1    Verweerder heeft klaagster direct toen zij zich tot hem had gewend laten weten dat het niet eenvoudig was om een verhuiskostenvergoeding van de verhuurder te krijgen omdat zij niet beschikte over concrete bewijzen waaruit blijkt wie de schade heeft veroorzaakt.

2.2    Verweerder heeft klaagster tijdens het gesprek op 27 augustus 2013 meegedeeld dat een gerechtelijke procedure naar zijn mening geen redelijke kans van slagen heeft en dat hij wel bereid is nog een indringende brief aan de verhuurder te schrijven, maar dat hij het daarbij wil laten.

3    BEOORDELING

3.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

3.2    Klaagster verwijt verweerder dat hij heeft geweigerd een procedure aanhangig te maken tegen de verhuurder.

3.3    Verweerder heeft klaagster direct toen zij zich tot hem wendde gewaarschuwd dat het niet eenvoudig is schadevergoeding en/of een verhuiskostenvergoeding van de verhuurder te verkrijgen. Vervolgens heeft verweerder – nadat hij zich tot tweemaal toe schriftelijk tot de verhuurder had gewend – klaagster bij brief van 13 september 2013 ontraden een gerechtelijke procedure tegen de verhuurder aanhangig te maken omdat hij de kans dat het bewijs van de overlast ontoereikend zou worden geacht groot achtte en klaagster het risico liep te worden veroordeeld de proceskosten van de verhuurder te moeten voldoen.

3.4    De voorzitter is van oordeel dat verweerder er juist aan heeft gedaan klaagster te wijzen op de risico’s van een eventuele procedure.

3.5    Verweerder droeg als advocaat de volledige verantwoordelijkheid voor de behandeling van de zaak. Van een verplichting van verweerder jegens klaagster om een procedure aanhangig te maken is geen sprake, integendeel, de verantwoordelijkheid van verweerder bracht met zich mee dat hij slechts een procedure aanhangig diende te maken indien hij ervan overtuigd was dat er voldoende kans was op een voor klaagster positief resultaat.

3.6    Omdat verweerder gemotiveerd aan klaagster heeft laten weten waarom hij een procedure niet voldoende kansrijk achtte is het verwijt dat hij geen procedure aanhangig heeft gemaakt kennelijk ongegrond.

3.7    Klaagster heeft zich in februari 2013 tot verweerder gewend waarna zij heeft getracht meer bewijs te vergaren van de door haar ondervonden overlast door contact op te nemen met haar buren. Vervolgens heeft verweerder op 3 juli 2013 een brief aan de verhuurder geschreven. Op deze brief heeft de verhuurder bij e-mail van 29 juli 2013 afwijzend gereageerd welk e-mailbericht verweerder op 27 augustus 2013 met klaagster heeft besproken waarna verweerder op 13 september 2013 nogmaals een brief aan de verhuurder heeft geschreven. Aldus is de voorzitter van oordeel dat geen sprake is van een zodanig tijdsverloop dat dat tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Daarom is ook het verwijt dat verweerder niet voldoende voortvarend te werk is gegaan, welk verwijt klaagster niet heeft gemotiveerd, kennelijk ongegrond.

BESLISSING

Beide onderdelen van de klacht van klaagster tegen verweerder zijn kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. A. Huber als griffier op 28 februari 2014.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 3 maart 2014 per aangetekende post verzonden aan:

-    klaagster

en per gewone post aan:

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten