Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-02-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:17

Zaaknummer

ZWB 178 - 2013

Inhoudsindicatie

 

In overleg met klager is besloten om een deelgeschilprocedure te starten. Klager kon zich niet verenigen met het advies van verweerder om te schikken. Verweerder heeft klager gewezen op de procesrisico’s, waarna hij overeenkomstig de wens van klager de rechtbank om uitspraak heeft gevraagd. Toen de rechtbank het verzoek in de deelgeschilprocedure van klager had afgewezen zag verweerder geen mogelijkheden meer om met succes in rechte een schadevergoeding te vorderen. Het staat verweerder vrij zich op grond hiervan terug te trekken.

Klachten over niet doorbetaling van een gedeelte van de betaling van de verzekeraar in verband met de kosten van verweerder na 5 jaar niet -ontvankelijk.

Klacht gedeeltelijk ongegrond, gedeeltelijk niet-ontvankelijk

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

Beslissing van 3 februari 2014

in de zaak ZWB 178-2013

naar aanleiding van de klacht van:

 

A.               

 

klager

 

tegen:

 

 

B.

                                       

                                        verweerder

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 3 juni 2013 met kenmerk K12-150, door de raad ontvangen op 4 juni 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 december 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van de deken d.d. 3 juni 2013, met bijlagen;

-     de brief van klager d.d. 14 november 2013, met bijlagen.

 

 

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Op 16 september 1999 is klager een verkeersongeval overkomen. Klager  heeft zich in 1999 tot verweerder gewend met het verzoek hem bij te staan in de letselschadezaak.

2.2      Klager vorderde in 2006 een schadevergoeding in verband met door hem ondervonden psychische klachten. De wederpartij weigerde tot volledige vergoeding van de gevorderde schade over te gaan omdat er volgens de psychiatrische rapportage geen medisch causaal verband aantoonbaar was tussen het ongeval en de psychische klachten. Klager wenste niet in te gaan op schikkingsvoorstellen van de wederpartij.

2.3      Verweerder heeft in 2010 op grond van de nieuwe wet deelgeschilprocedure letselschadezaken bij verzoekschrift het deelgeschil betreffende het causaal verband tussen de medische (psychische) klachten van klager en het hem overkomen ongeval aan de rechtbank voorgelegd. Verweerder had een concept dagvaarding als bijlage aan het verzoekschrift gehecht. De op 17 januari 2011 geplande zitting ging niet door. Verweerder heeft klager hiervan bij brief d.d. 14 januari 2011 op de hoogte gesteld. De zitting vond vervolgens plaats op 14 maart 2011. Klager ging niet akkoord met een door de wederpartij ter zitting gedaan schikkingsvoorstel.

2.4      Op 23 mei 2011 heeft klager zich beklaagd over het optreden van verweerder bij het kantoor van verweerder. Op 4 augustus 2012 heeft klager een klacht bij de deken ingediend.

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder slecht bereikbaar was, afspraken niet nakwam en klager niet op de hoogte hield van de ontwikkelingen in zijn zaak.

2.    verweerder de belangen van klager tijdens de zitting van 14 maart 2011 niet goed heeft behartigd;

3.    verweerder geen rekening heeft gehouden met de wens van klager om een procedure te beginnen toen de onderhandelingen met de wederpartij op niets uit bleken te lopen.

4.    verweerder aan klager te veel heeft gedeclareerd - ook gelet op zijn onjuiste aanpak van de zaak - terwijl hij bij klager de indruk had gewekt dat hij niets hoefde te betalen, omdat de verzekeraar van de wederpartij zijn kosten zou dekken;

5.    verweerder niet het geheel door de verzekeraar ten behoeve van klager aan zijn kantoor betaalde bedrag aan klager heeft doorbetaald.

           Klager heeft ter toelichting op zijn klacht het volgende naar voren gebracht:

 3.2     Onder andere heeft verweerder klager slechts bij enkele dagen tevoren ontvangen brief laten weten dat de (eerste) terechtzitting in januari 2011 niet doorging, en heeft hij zich onbereikbaar gehouden om klager uit te leggen wat de reden daarvan was. Verweerder heeft klager beloofd dat enkele dagen voor de nader in maart 2011 bepaalde terechtzitting een bespreking zou plaatsvinden, maar die bespreking heeft niet plaatsgevonden.

 3.3     Verweerder heeft gezwegen waar hij naar de rechter op stellingen van de wederpartij had moeten reageren en heeft nagelaten belangrijke feiten (zoals de arbeidsontheffing die klager tweemaal heeft gekregen) naar voren te brengen. Verweerder heeft zijn schouders opgehaald in antwoord op vragen van de rechter.

 3.4     Verweerder heeft gesteld dat het causaal verband tussen de klachten van klager en het ongeval onvoldoende duidelijk was, maar heeft geen inspanningen verricht om daarover (medische) informatie in te winnen.

 3.5 De verzekeraar heeft uiteindelijk € 12.632 betaald aan verweerder, waarvan klager slechts € 11.136 heeft ontvangen, zodat hij nog € 1.500 van verweerder tegoed heeft.

 

4          VERWEER

4.1      Door de inwerkingtreding per 1 juli 2010 van de Wet deelgeschilprocedure letselschadezaken enz., werd de mogelijkheid geboden het deelgeschil over het causaal verband en de toerekening van de volgens klager bestaande psychische klachten voor te leggen aan de rechtbank. Verweerder heeft op grond hiervan bij verzoekschrift het deelgeschil aan de rechtbank voorgelegd.

4.2      Toen ter zitting bleek dat de wederpartij bereid was tot een aanmerkelijk verhoogd schikkingsvoorstel heeft verweerder om schorsing van de zitting verzocht. Verweerder heeft klager tijdens de schorsing voorgehouden dat het, gelet op de beide negatieve psychiatrische expertises, wellicht verstandig was om op het aanmerkelijk verhoogde schikkingsvoorstel in te gaan. Klager heeft ervoor gekozen dat niet te doen.

Ad klachtonderdeel 1

4.3      Verweerder heeft in het belang van klager om uitstel van de zitting d.d. 11 januari 2011 verzocht, aangezien hij geen contact met klager kon krijgen en hij er niet zeker van was dat klager in verband met mogelijk verblijf in Marokko bij de zitting aanwezig kon zijn. Met klager hebben diverse gesprekken plaatsgevonden, waaronder een voorbespreking voorafgaande aan de behandeling door de kantonrechter in maart 2011.

 

Ad klachtonderdeel 2

4.4      Klager heeft zich vooraf akkoord verklaard met de inhoud van het verzoekschrift. Verweerder heeft er alles aan gedaan om de zaak tot een goed einde voor klager te brengen. Het gegeven van arbeidsontheffing was voor de beoordeling van het verzoekschrift niet van belang. De beoordeling ten aanzien van de causaliteit tussen schade en ongeval is een andere dan de vraag of iemand arbeidsongeschikt is in de zin van het sociaal verzekeringsrecht.

Ad klachtonderdeel 3

4.5      De zaak van klager kenmerkte zich door een gebrek aan relevante medische ondersteunende informatie, niet omdat er geen inspanningen waren verricht om deze te verkrijgen, maar juist omdat het resultaat van die inspanningen teleurstellend was, in het bijzonder door twee opeenvolgende voor klager negatieve psychiatrische expertises. Verweerder heeft niet geweigerd een procedure te starten, getuige de door verweerder opgestelde concept dagvaarding. Klager heeft zelf aangegeven dat deze niet mocht worden uitgebracht. In overleg met klager is vervolgens geopteerd voor de laagdrempelige deelgeschilprocedure, die vanaf 1 juli 2010 tot de mogelijkheden ging behoren.

Ad klachtonderdeel 4

4.6      De aan de deelgeschilprocedure verbonden kosten zijn niet aan klager in rekening gebracht.

Ad klachtonderdeel 5

4.7      De verzekeraar heeft in totaal een hoger bedrag betaald dan het door klager genoemde bedrag. De kosten van verweerder konden in verband met de erkenning van aansprakelijkheid rechtstreeks met de verzekeraar van de aansprakelijke partij worden afgewikkeld. Het bedrag ad € 1.500, - is bij wijze van voorschot door de verzekeraar aan het kantoor van verweerder betaald. Dit bedrag is inmiddels volledig opgesoupeerd.

 

5          BEOORDELING

5.1      Dat verweerder slecht bereikbaar was, afspraken niet nakwam en klager niet op de hoogte hield van de ontwikkelingen in zijn zaak is niet komen vast te staan. Het is begrijpelijk dat een advocaat niet altijd direct voor zijn cliënten bereikbaar is. Dat verweerder structureel onbereikbaar was voor klager, is door klager niet met concrete feiten onderbouwd en evenmin uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is verklaard gebleken. Wel is uit de overgelegde correspondentie gebleken dat de zitting d.d. 11 januari 2011 is uitgesteld op verzoek van verweerder, omdat klager niet bereikbaar was en verweerder het van belang achtte dat klager bij de zitting aanwezig was.

5.2      Klager en verweerder verschillen van mening over het verloop van de zitting op 14 maart 2011. Klager heeft niet met concrete feiten aangetoond dat verweerder zijn belangen onvoldoende heeft behartigd. Verweerder heeft het ertoe geleid dat de zitting werd geschorst ten behoeve van de bespreking van een schikkingsvoorstel van de wederpartij. Verweerder achtte het verstandig hierop in te gaan, maar klager wenste een uitspraak van de rechtbank. Het moge zo zijn dat klager niet kon instemmen met het advies van verweerder, maar dat betekent niet dat verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt. Verweerder heeft overeenkomstig de wens van klager de rechtbank om uitspraak verzocht, welke uitspraak voor klager negatief is uitgevallen. Ook hiervan valt verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.  

5.3      Uit de aan de raad overgelegde stukken is gebleken dat verweerder klager steeds op de hoogte heeft gehouden van de ontwikkelingen en mogelijkheden in zijn zaak. Uiteindelijk is in overleg met klager besloten om een deelgeschilprocedure te starten. Klager kon zich niet verenigen met het advies van verweerder om te schikken. Verweerder heeft klager gewezen op de procesrisico’s, waarna hij overeenkomstig de wens van klager de rechtbank om uitspraak heeft gevraagd. Toen de rechtbank het verzoek in de deelgeschilprocedure van klager had afgewezen zag verweerder geen mogelijkheden meer om met succes in rechte een schadevergoeding te vorderen. Tegen de uitspraak van de rechtbank in de deelgeschilprocedure bestond geen mogelijkheid van hoger beroep. Verweerder had aldus geen mogelijkheden meer. Het stond hem derhalve vrij om zijn werkzaamheden voor klager te beëindigen en hem voor eventuele nieuwe procedures naar een andere advocaat te verwijzen.

5.4      De raad zal op grond van het bovenstaande de onderdelen 1, 2 en 3 ongegrond verklaren.

5.5      De klachtonderdelen 4 en 5 hebben betrekking op de wijze van declareren door verweerder. In de deelgeschilprocedure zijn aan klager geen kosten in rekening gebracht, zodat klager voor zover deze onderdelen van de klacht op deze werkzaamheden betrekking hebben hierbij geen belang heeft. Voor zover de klacht betrekking heeft op de betaling door de verzekeraar van het bedrag ad € 12.632 aan verweerder, waarvan ten onrechte een bedrag ad € 1.500, - zou zijn aangewend voor de betaling van de werkzaamheden van verweerder, kan klager evenmin in deze klachtonderdelen worden ontvangen, aangezien deze betaling heeft plaatsgevonden in 2007 en klager hierover pas in augustus 2012 bij de deken heeft geklaagd. Hoewel in het tuchtrecht geen algemene termijnen voor verjaring of verval van het recht tot het indienen van een klacht bestaan, brengt de rechtszekerheid voor de advocaat met zich mee dat verrichte gedragingen na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie zullen worden gesteld. Nu klager met het indienen van de onderdelen 4 en 5 van de klacht vijf jaar heeft gewacht, is ten aanzien van deze klachtonderdelen geen sprake van indiening binnen een redelijke termijn, op grond waarvan de raad klager in deze klachtonderdelen niet-ontvankelijk zal verklaren.

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart klager niet-ontvankelijk in de onderdelen 4 en 5 van de klacht;

 

verklaart de onderdelen 1, 2 en 3 ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door : mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 3 februari 2014 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 februari 2014

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-

       Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voor zover de klacht ongegrond dan wel niet-ontvankelijk is verklaard tevens door:

-      klager

-        de deken van de orde van advocaten te Zeeland West-Brabant

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl