Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-11-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:384

Zaaknummer

73/13

Inhoudsindicatie

Terecht heeft de voorzitter geoordeeld dat het optreden van een advocaat als curator moet worden beoordeeld aan de hand van de vraag of de deze zich zodanig heeft gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur daardoor is ondermijnd. In het onderhavige geval is daarvan niet gebleken omdat de advocaat/curator waar nodig machtiging c.q. toestemming van de Rechter-Commissaris heeft gevraagd. In verzet zijn geen argumenten naa voren gekomen die de raad anders doen oordelen dan de voorzitter heeft gedaan. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 14 november 2014

in de zaak 73/13

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 26 juli 2013 op de klacht van:

 

mevrouw [    ]

klaagster

 

tegen:

1.    mr. [    ]

2.    mr. [    ]

beide advocaat te Groningen

verweerders

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 1 juli 2013 met kenmerk 2013KNN 007, door de raad ontvangen op 2 juli 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 26 juli 2013 heeft de  voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 31 juli 2013 is verzonden aan klaagster.

1.3    Bij per fax verzonden brief van de gemachtigde van klaagster van 13 augustus 2013,  heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 12 september 2014 in aanwezigheid van klaagster en verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van

-    de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-    het verzetschrift van klaagster d.d. 13 augustus 2013;

-    een brief van klaagster d.d. 27 augustus 2014 met bijlagen.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerders in hun hoedanigheid van curator vanaf de eerste dag de publiciteit hebben gezocht hetgeen ertoe heeft geleid dat bedrijven, gelieerd aan klaagsters bedrijf dat in staat van faillissement is komen te verkeren, enorme schade hebben geleden doordat klanten van de bedrijven het vertrouwen in die bedrijven verloren hadden. Bovendien hebben verweerders ook anderszins verwijtbaar gehandeld in hun hoedanigheid van curator door onterecht hoge kosten te maken, de rechter-commissaris stelselmatig verkeerd te informeren, geen debiteuren te innen en voorts te weigeren om klaagster op haar verzoek stukken te verstrekken. Ook hebben zij de crediteurenlijst niet geschoond en hebben zij  ten onrechte geen bezwaar gemaakt tegen de terugvordering van reeds bestede voorschotsubsidies en een vordering van de belastingdienst van € 584.000,--. Bovendien hebben verweerders de administratie van de failliete onderneming niet onderzocht. Wel hebben zij kosten gemaakt en in rekening gebracht aan de failliete boedel die daar niet thuishoorden en stukken verstrekt aan derden, hetgeen heeft geleid tot het privé faillissement van klaagster. Ook hebben ze ten onrechte teveel tijd in rekening gebracht in het faillissement en zijn verschenen op een zitting waar hun aanwezigheid zinloos was omdat zij geen partij waren in die procedure.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

verweerders opzettelijk en stelselmatig de rechter-commissaris in het faillissement verkeerd hebben geïnformeerd over de verkoop van een pand van klaagster in Oostenrijk en de te verwachten opbrengst. Het laten doorgaan van de executoriale verkoop is misbruik van recht geweest. Bovendien hebben verweerders volgehouden dat de verkoopopbrengst van het pand in Oostenrijk nog niet was afgewikkeld. Dit is onjuist. Klaagster heeft op 24 oktober 2012 een gerechtelijk stuk ontvangen van de rechtbank in Z. in Oostenrijk, gedateerd op 15 oktober 2012, waarin staat dat de verdeling van de verkoopopbrengst is afgewikkeld. Bovendien hebben verweerders de administratie van de failliete onderneming niet ingezien. Deze bevond zich in de kantoorruimte van klaagster en is daar sedert 2005 opgeslagen en nooit door verweerders opgevraagd of ingezien. Verweerders hebben echter wel de indruk gewekt dat ze de administratie hebben onderzocht. De voorzitter heeft met deze stellingen geen dan wel te weinig rekening gehouden in zijn beslissing. Voor het overige verwijst klaagster in het algemeen naar brieven aan de deken van onder meer 10 januari 2013 en 4 maart 2013.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerders hebben hun verweer, zoals neergelegd in de brieven aan de deken, gehandhaafd. Ter zitting hebben ze nog aangevoerd dat zij in overeenstemming hebben gehandeld met de zogenaamde Maclou norm. Zij hebben niet zelf derden benaderd over het faillissement; ook niet het plaatselijke dagblad. Dit dagblad volgt het bedrijf van klaagster echter op de voet. De pers heeft nog steeds belangstelling voor het faillissement. Verweerders ontkennen dat zij de pers tevoren hebben ingelicht over de te nemen maatregelen. Verweerders zijn juist terughoudend in hun commentaar. Omdat klaagster aan verweerders had meegedeeld dat er privégoederen in de panden van de failliete onderneming aanwezig waren en zij bang was voor verdwijning daarvan, is beveiliging ingeschakeld voor twee werven. De beveiliging is door de rechter-commissaris goedgekeurd. Er is gekozen voor het bedrijf dat ook de beveiliging doet voor een bekende voetbalvereniging omdat dit snel in actie kon komen en voordelig hulp kon bieden. 

4.2    Ten aanzien van het pand in Oostenrijk hebben verweerders aangevoerd dat klaagster weigerde inzage te geven in de financiering van de woning. Het kort gedingvonnis waarover klaagster spreekt is in hoger beroep vernietigd. Voor alle maatregelen in verband met de executoriale verkoop is de rechter-commissaris benaderd en deze heeft vooraf toestemming gegeven.

4.3    Ten aanzien van de verwijten betreffende de debiteuren en de crediteuren, hebben verweerders aangevoerd dat deze zaken aan de orde zijn gekomen in de procedure ter zake van de bestuurdersaansprakelijkheid en dat deze aansprakelijkheid door het hof bij arrest in augustus 2011 is bevestigd.

4.4    Ten aanzien van de administratie hebben verweerders aangevoerd dat de administratie door hen is beoordeeld en dat de bedrijfsadviseurs hierover hebben geadviseerd. Ook in de procedure over de bestuurdersaansprakelijkheid is de administratie aan de orde gekomen. De toestand van de administratie maakt onderdeel uit van de argumenten in die procedure. Daarvoor moest de administratie wel bestudeerd zijn.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt allereerst vast dat het hier gaat om het optreden van verweerders in een andere hoedanigheid dan die van advocaat. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline blijft het advocatentuchtrecht ook gelden voor een advocaat die in een andere hoedanigheid optreedt. Indien hij zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt (dan wel misdraagt) dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Naar die maatstaf dient het optreden van verweerder te worden beoordeeld zoals de voorzitter terecht heeft overwogen.

5.2    De raad komt vervolgens niet tot een ander oordeel dan de voorzitter. Klaagster heeft geen andere argumenten aangevoerd dan reeds in de procedure bij de voorzitter aan de orde zijn gekomen en heeft in haar verzetschrift en ter zitting in algemene termen verwezen naar die stukken. Het onderzoek in verzet heeft dan ook niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter van de raad, waarmee de raad zich verenigt.

5.3    Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. P.L.G. Buisman, W.H. Kesler, G.E.J. Kornet, F. Klemann, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 november 2014.

 

griffier                                                                                               voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerders

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.