Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:352

Zaaknummer

14-194A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat over kwaliteit dienstverlening gegrond. Verweerder nam onder meer geen regie in de zaak, heeft onduidelijkheid laten bestaan over financiële consequenties rechtsbijstand en heeft onvoldoende duidelijk en voortvarend met klaagster gecommuniceerd. Berisping.

Uitspraak

Beslissing van 16 december 2014

in de zaak 14-194A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 15 juli 2014 met kenmerk 4013-1032, door de raad ontvangen op 18 juli 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 oktober 2014 in aanwezigheid van klaagster. Verweerder is met voorafgaand bericht niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken met bijlagen 1 tot en met 20.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster heeft in maart 2013 contact opgenomen met verweerder en hem verzocht haar belangen te behartigen bij het verkrijgen van de door klaagster gewenste kinderalimentatie van haar ex-echtgenoot. Verweerder heeft met dit verzoek ingestemd.

2.3 Verweerder heeft geen toevoeging voor klaagster aangevraagd. Op 22 april 2013 heeft verweerder een "NOTA beginnende werkzaamheden" gestuurd van € 302,50, welke door klaagster is betaald.

2.4 Op 23 april 2013 en 21 juni 2013 heeft verweerder brieven aan de ex-echtgenoot van klaagster gestuurd zonder deze eerst in concept naar klaagster te sturen.

2.5 Op 28 mei 2013 heeft verweerder aan klaagster het op 12 mei 2013 door hem ontvangen antwoord van de ex-echtgenoot van klaagster doorgestuurd.

2.6 In augustus 2013 trekt verweerder zich terug als advocaat van klaagster wegens gebrek aan vertrouwen.

2.7 Bij brief van 4 september 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij ten onrechte heeft gesteld dat het aanvragen van een toevoeging te veel tijd zou vergen en ook niet gehonoreerd zou worden;

b) hij ondanks verzoeken van klaagster de brieven aan de ex-echtgenoot van klaagster niet vooraf ter inzage heeft gegeven;

c) hij slecht heeft gecommuniceerd en slecht bereikbaar was;

d) hij in eerste aanvang een heel andere voorstelling van zaken heeft gegeven dan later haalbaar bleek te zijn;

e) hij niet bekend was met de verandering in de wet die gevolgen zou hebben voor de wijze van berekening van kinderalimentatie.

f) hij met zijn trage en vage manier van werken de geloofwaardigheid van klaagster ten opzichte van haar ex-echtgenoot heeft ondermijnd;

g) hij de zaak maandenlang heeft laten slepen zonder een verzoek bij de rechtbank neer te leggen, waardoor klaagster over die periode kinderalimentatie is misgelopen;

h) hij heeft geweigerd klaagster haar dossier (inclusief de bescheiden van haar ex-echtgenoot) ter inzage te geven om een narekening te laten doen;

i) hij het verzoek onder h) als een teken van wantrouwen heeft opgevat waarna hij klaagster als cliënt in de steek heeft gelaten.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdelen a), b) en g)

4.1 Klachtonderdelen a), b) en g) lenen zich voor gezamenlijke behandeling, nu zij er in de kern op neerkomen dat verweerder klaagster vooraf en tijdens zijn dienstverlening onvoldoende geïnformeerd zou hebben over de (financiële) afspraken, een plan van aanpak en te volgen strategie.

4.2 De raad stelt in het algemeen voorop dat een advocaat gehouden is een hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende voorwaarden schriftelijk te bevestigen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt – zeker ook over de financiële voorwaarden van de advocaat – is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Voorts heeft te gelden dat de advocaat belangrijke afspraken, gezamenlijk genomen beslissingen en soms ook een gegeven advies of informatie, schriftelijk dient vast te leggen. Indien de advocaat dit verzuimt, komt het bewijsrisico daaromtrent op hem te rusten. Dat verweerder aan klaagster een opdrachtbevestiging heeft gestuurd, waarin hij de aan hem verschafte opdracht, financiële afspraken en de gekozen strategie bevestigt, is niet komen vast te staan. Een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat had deze onderwerpen vooraf met zijn cliënt besproken. Daarna had hij één en ander schriftelijk aan zijn cliënt bevestigd. Het ontbreken van een zodanige bevestiging valt verweerder aan te rekenen.

4.3 Bij de beoordeling van klachtonderdeel a) neemt de raad tot uitgangspunt dat de advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden, en dat hij verplicht is met zijn cliënt bij het begin van de zaak en telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat, te overleggen of er reden is om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen, tenzij hij goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt niet in aanmerking kan komen daarvoor. Zoals gezegd geldt daarbij dat de advocaat, wanneer hij een opdracht aanvaardt, de financiële consequenties daarvan met zijn cliënt dient te bespreken en inzicht te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee hij zal declareren.

4.4 Klaagster heeft onbetwist gesteld dat zij gebruik wenste te maken van gefinancierde rechtsbijstand. Uit het dossier is gebleken dat verweerder geen toevoeging voor klaagster heeft aangevraagd. Verweerder heeft, in strijd met de hierboven genoemde norm, evenmin onderzocht of zij hiervoor in aanmerking kwam. Het is de raad niet gebleken dat verweerder er van uit mocht gaan dat klaagster niet voor gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking kwam. Klaagster en verweerder hebben geen afspraken gemaakt over de (hoogte van de) financiële vergoeding voor verweerder. Daarmee heeft hij de financiële consequenties van zijn rechtsbijstand geheel onbepaald gelaten voor klaagster en hierover onduidelijkheid laten bestaan. Het lag op de weg van verweerder om zorg te dragen voor adequate vastlegging van de financiële afspraken. Klachtonderdeel a) is derhalve gegrond.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b) geldt het volgende. Het past niet binnen de door verweerder ten aanzien van de belangen van klaagster te betrachten zorgvuldigheid om correspondentie aan de ex-echtgenoot van klaagster zonder voorafgaande goedkeuring van klaagster aan de wederpartij te sturen. Dit geldt temeer nu de raad het aannemelijk acht dat verweerder vooraf geen duidelijke strategie met klaagster heeft besproken. Behalve de inhoud is ook de toon van dergelijk berichten een relevant aspect waarover verweerder klaagster haar visie had moeten laten geven, ook als in de beleving van verweerder niet expliciet was afgesproken dat de brief eerst in concept aan verweerster zou worden voorgelegd. Overigens blijkt uit het dossier dat klaagster na de eerste brief uitdrukkelijk aan verweerder heeft gevraagd in het vervolg concepten eerst aan haar toe te sturen. Verweerder had aan deze instructie van klaagster gehoor moeten geven. Klachtonderdeel b) is dan ook gegrond.

4.6 Klachtonderdeel g) betreft een algemeen verwijt dat verweerder de zaak onnodig heeft laten voortslepen zonder het bereiken van enig resultaat. Uit de correspondentie die in het dossier is aangetroffen blijkt dat verweerder in de zes maanden waarin hij klaagster heeft bijgestaan zeer beperkt werkzaamheden heeft verricht en heeft verzuimd de regie van de zaak in handen te nemen. Klachtonderdeel g) is derhalve eveneens gegrond.

Ad klachtonderdelen c), d), e)

4.7 Klachtonderdelen c), d) en e) lenen zich voor gezamenlijke behandeling, nu zij in de kern allen zien op het verwijt dat verweerder onvoldoende met klager zou hebben gecommuniceerd.

4.8 De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen en dat van een advocaat verwacht mag worden dat hij zijn cliënt op de hoogte houdt van zijn werkzaamheden ten behoeve van die cliënt. Van een advocaat mag verwacht worden dat hij reageert op berichten van zijn cliënt.

4.9 De raad stelt vast dat verweerder berichten van de wederpartij niet (direct) doorstuurde en regelmatig pas na meerdere pogingen van klaagster op haar e-mails reageerde. Ook werden gemaakte afspraken niet schriftelijk bevestigd. Zo blijkt uit het dossier dat verweerder vooraf en tijdens zijn dienstverlening met klaagster niet schriftelijk heeft gecommuniceerd over zijn analyse en verwachtingen van de zaak. Ondanks een verzoek hiertoe van de deken heeft verweerder eveneens verzuimd in deze tuchtprocedure stukken toe te sturen waaruit blijkt dat hij een gedegen berekening kinderalimentatie aan klaagster heeft verstrekt. Hierdoor is niet komen vast te staan dat hij klaagster voldoende over haar kansen op een bepaald bedrag aan kinderalimentatie heeft voorgelicht, respectievelijk geadviseerd. Het feit dat er onduidelijkheid heeft kunnen ontstaan over de verwachtingen van klaagster, wordt verweerder aangerekend.

4.10 Op grond van het bovenstaande zijn klachtonderdelen c), d) en e) gegrond.

Ad klachtonderdeel f)

4.11 De raad heeft op basis van het dossier niet kunnen vaststellen dat het handelen van verweerder ertoe heeft geleid dat de geloofwaardigheid van klaagster ten opzichte van haar ex-echtgenoot sterk is ondermijnd. Klachtonderdeel f) is dan ook niet gegrond.

Ad klachtonderdeel h)

4.12 Uit het dossier blijkt dat verweerder heeft geweigerd aan klaagster inzage te verschaffen in (een deel van) haar dossier. Verweerder voert aan dat hij voor het doorsturen van de financiële stukken van de ex-echtgenoot eerst toestemming moest verkrijgen van de ex-echtgenoot. Deze opvatting is onjuist. Verweerder had op eerste verzoek van klaagster (dan wel van haar nieuwe advocaat) alle tot haar dossier toebehorende stukken aan haar dienen over te dragen. Klachtonderdeel h) is derhalve gegrond.

Ad klachtonderdeel i)

4.13 De raad overweegt ten aanzien van klachtonderdeel i) dat het een advocaat vrij staat om de werkzaamheden te beëindigen indien de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. Gezien de ontstane slechte verhouding tussen klaagster en verweerder is het niet onbegrijpelijk dat verweerder hiertoe heeft besloten. Klachtonderdeel i) is derhalve ongegrond.

5 MAATREGEL

5.1 De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen. Uit het dossier en uit hetgeen ter zitting is verklaard leidt de raad af dat verweerder de hem toevertrouwde belangen van klaagster ernstig heeft verwaarloosd. Verweerder nam geen regie in de zaak, bood klaagster geen (financiële) duidelijkheid en heeft onvoldoende duidelijk en voortvarend met klaagster gecommuniceerd.

5.2 De raad is van oordeel, mede gelet op de bovenstaande, en de houding van verweerder in deze tuchtprocedure waaruit blijkt dat hij het laakbare van zijn handelen niet inziet, dat de maatregel van een berisping passend en geboden is.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdelen a), b) c), d), e), g) en h) gegrond;

- verklaart klachtonderdelen f) en i) ongegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van een berisping op.

 

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. J.M. van de Laar, M.W. Schüller, K. Straathof, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. N.M.K. Damen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 16 december 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl