Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2014:36

Zaaknummer

L 332 - 2013

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Door ondanks herhaalde verzoeken en toezeggingen na te laten de gevraagde financiële bescheiden over te leggen heeft verweerder de deken belemmerd in zijn toezichthoudende taak. Gelet op eerdere tuchtrechtelijke maatregelen volgt schorsing van een maand.

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar gegrond; onvoorwaardelijke schorsing 1 maand.

Uitspraak

 

Beslissing van 27 januari 2014

     in de zaak L332-2013

naar aanleiding van het bezwaar van:

 

 

deken

 

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 23 oktober 2013 met kenmerk DOK 368, door de raad ontvangen op 24 oktober 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg zijn bezwaar tegen verweerder ter kennis van de raad gebracht.

 

1.2      De griffier van de raad heeft verweerder en de deken bij brief van 28 oktober 2013 opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het bezwaar van de deken op 25 november 2013, waarbij verweerder in de gelegenheid werd gesteld tot uiterlijk 14 dagen voor de zitting schriftelijk te reageren op het bezwaar van de deken.

 

1.3      Het bezwaar van de deken is behandeld ter zitting van de raad van 25 november 2013 in aanwezigheid van mw. mr.X, adjunct-secretaris, namens de deken. Verweerder heeft de raad op 25 november 2013 een faxbericht gestuurd met een verzoek om aanhouding vanwege de lopende schorsing, waarop de griffier verweerder per e-mail heeft bericht dat het feit dat verweerder in de uitoefening van zijn praktijk is geschorst, geen belemmering vormt om ter zitting van de raad te verschijnen, zodat de behandeling van het dekenbezwaar doorgang zou vinden. Verweerder is evenwel niet verschenen. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

 

-       De brief van de deken d.d. 23 oktober 2013 met bijlagen.

 

2          FEITEN

          Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Op 3 juni 2013 heeft in het kader van het pro-actieve toezicht door de Raad van Toezicht een kantoorbezoek plaatsgevonden aan verweerders kantoor. Verweerder heeft bij gelegenheid van dit bezoek toegezegd dat de jaarstukken 2012 uiterlijk op 1 augustus 2013 aan het bureau van de Orde zouden worden toegestuurd. Tevens heeft verweerder toegezegd dat een overzicht van de derdengelden 2011, 2012 en 2013 uiterlijk op 1 augustus 2013 aan het bureau van de Orde zouden worden toegestuurd.

 

2.2      Op 15 juni 2013 heeft de Raad van Toezicht aan verweerder het verslag van het kantoorbezoek gezonden met het verzoek om de gemaakte afspraken tijdig na te komen. Op 23 juli 2013 heeft de Raad van Toezicht een rappel gestuurd aan verweerder met het verzoek om de overeengekomen afspraken uiterlijk 1 augustus 2013 na te komen.

 

2.3      Verweerder heeft de Raad van Toezicht op 31 juli 2013 bericht dat zijn accountant de jaarstukken 2012 in de tweede helft van augustus 2013 zou afronden en dat verweerder de jaarstukken 2012 uiterlijk 1 september 2013 zou inzenden. Op 1 september 2013 heeft verweerder de Raad van Toezicht bericht dat de accountant de jaarstukken 2012 nog niet kon afronden en heeft hij een uitstel verzocht tot 1 oktober 2013 voor inzending van de jaarstukken.

 

2.4      Bij brief d.d. 21 september 2013 heeft de Raad van Toezicht aan verweerder uitstel verleend voor inzending van de jaarstukken 2012 tot 1 oktober 2013 en is tevens aan hem gevraagd om eveneens op uiterlijk 1 oktober 2013 het overzicht van de stichting derdengelden 2011 tot en met 2013 aan de Raad van Toezicht te zenden. Op 2 oktober 2013 berichtte verweerder dat hij de jaarstukken 2012 nog niet kon aanleveren en dat het overzicht van de stichting derdengelden uiterlijk op 16 oktober 2013 aan de Raad zou worden toegestuurd.

 

2.5      Op 4 oktober 2013 heeft de Raad van Toezicht aan verweerder een termijn van vijf dagen verleend om alsnog de jaarstukken 2012 en de stukken ter zake de stichting derdengelden aan te leveren. Op 12 oktober 2013 heeft verweerder de Raad van Toezicht bericht dat hij de jaarstukken 2012 nog niet kon aanleveren en dat hij de stukken ter zake de stichting derdengelden in week 42 zou toesturen.

 

2.6      Op 17 oktober 2013 heeft verweerder de Raad van Toezicht vervolgens medegedeeld dat hij de Raad eind oktober 2013 kon berichten wanneer de jaarstukken 2012 zouden worden opgesteld.

 

2.7      Bij brief d.d. 18 oktober 2013, tevens per fax verzonden, heeft de deken verweerder medegedeeld dat de (concept-)jaarstukken 2012 alsmede de stukken ter zake de stichting derdengelden uiterlijk op 21 oktober 2013 moesten worden aangeleverd, bij gebreke waarvan een dekenbezwaar zou worden overwogen.

 

2.8      Op 21 oktober 2013 heeft verweerder de overzichten van de derdengelden over de periode 2011 tot en met 2013 aangeleverd. Verweerder heeft echter verzuimd de (concept-)jaarstukken 2012 aan te leveren. Op 22 oktober 2013 heeft verweerder de deken bericht dat hij op een zo kort mogelijke termijn zal aangeven op welke termijn de (concept-)jaarstukken definitief kunnen worden afgerond.

 

2.9      Op 23 oktober 2013 heeft de deken een dekenbezwaar ingediend bij de raad.

 

 

3          BEZWAAR

 

3.1     Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat:

          verweerder ondanks verzoek en rappellen in verzuim blijft om de jaarstukken over het jaar 2012 aan te leveren.

 

 

 

 

 

4          VERWEER

 

4.1     V erweerder is niet ter zitting van de raad verschenen. Evenmin heeft verweerder gebruik gemaakt van de gelegenheid om voorafgaand aan de zitting schriftelijk te reageren op het bezwaar van de deken. Derhalve is van verweerder geen verweer bekend.

 

 

 

5          BEOORDELING

 

5.1     In de Advocatenwet is aan de raden van toezicht en daarmede aan de deken onder meer opgedragen een behoorlijke uitoefening van de praktijk te bevorderen en toe te zien op de naleving van de plichten van de advocaat als zodanig, terwijl zij de taken vervullen die hun bij verordeningen zijn opgelegd.

 

5.2     Door na te laten de gevraagde financiële bescheiden over te leggen heeft verweerder de deken belemmerd in zijn toezichthoudende taak. Verweerder heeft de deken herhaaldelijk toezeggingen gedaan, welke hij even zo vaak niet is nagekomen. Kennelijk heeft verweerder zijn kantooradministratie niet op orde. Verweerder heeft de deken bericht dat zijn accountant wegens ziekte niet in staat was geweest om de jaarstukken 2012 af te ronden. Ziekte van een accountant ontslaat een advocaat echter niet van de verplichting om zijn kantooradministratie op orde te houden, noch van de verplichting om aan de deken de gevraagde financiële bescheiden over te leggen. Bovendien was op 3 juni 2013 afgesproken, dat de stukken vóór 1 augustus 2013 aangeleverd zouden worden, terwijl verweerder eerst op 1 september 2013 aangeeft, dat aanlevering niet mogelijk is wegens ziekte van de accountant.

 

5.3     De raad is van oordeel dat verweerder, door ondanks herhaalde verzoeken van de deken na te laten de gevraagde financiële bescheiden over te leggen, niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. De raad zal het bezwaar van de deken dan ook gegrond verklaren.

 

 

 

6          MAATREGEL

 

6.1      Het niet overleggen van de door de deken gevraagde financiële bescheiden valt een advocaat tuchtrechtelijk ernstig aan te rekenen. Immers door niet te reageren op verzoeken van de deken om de financiële bescheiden wordt diens taakuitoefening en daarmee het toezicht op een behoorlijke beroepsuitoefening door advocaten onmogelijk gemaakt.

 

6.2      Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om voorafgaand aan de zitting schriftelijk te reageren op het bezwaar van de deken. Evenmin is verweerder ter zitting van de raad verschenen. Verweerder heeft aldus niet alleen geen enkel relevant verweer ter verklaring voor zijn gedrag naar voren gebracht, het hem tuchtrechtelijk verweten gedrag staat niet op zichzelf. Immers, aan verweerder zijn al eerder tuchtrechtelijke maatregelen opgelegd, zo ook voor het niet informeren van de deken.

 

6.3      Bovendien is nog zeer recent bij beslissing van de raad d.d. 7 oktober 2013 de tenuitvoerlegging gelast van de door het Hof van Discipline bij beslissing van 27 augustus 2012 aan verweerder voorwaardelijk opgelegde schorsing voor de duur van een maand, welke schorsing is ingegaan op 1 november 2013. Voorts is door de raad bij beslissing d.d. 21 oktober 2013 de tenuitvoerlegging gelast van de door de raad bij beslissing van 1 juli 2013 aan verweerder opgelegde voorwaardelijke schorsing voor de duur van een maand, welke schorsing is ingegaan op 1 december 2013.

 

6.4      Gelet op de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder en gelet op de omstandigheid dat verweerder klaarblijkelijk geen enkele lering heeft getrokken uit eerdere zowel door de raad als het Hof van Discipline aan hem opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen, is de raad van oordeel dat thans niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan die van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een maand.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

1.       verklaart het bezwaar gegrond en legt ter zake aan verweerder op de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een maand;

2.       bepaalt dat de opgelegde schorsing ingaat op de veertiende dag nadat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, of, indien verweerder uit anderen hoofde is geschorst in de praktijkuitoefening of niet op het tableau staat ingeschreven, onmiddellijk aan het einde van laatstbedoelde schorsing dan wel direct vanaf de hernieuwde inschrijving op het tableau;

3.       draagt de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg op om de aan verweerder opgelegde maatregel binnen het arrondissement openbaar te maken op de aldaar gebruikelijke wijze.

 

 

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, Th. Kremers, A.A. Freriks, R.G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 januari 2014.

 

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op   28 januari 2014     

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-         verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-              verweerder

-              de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl