Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-01-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2014:8
Zaaknummer
13-213A + 13-214A
Inhoudsindicatie
Klacht advocaten wederpartij gegrond. Verweerders, advocaten van werkgevers, hadden klagers, vakbonden, in het licht van gedragsregel 19 eerder op de hoogte moeten stellen van het kort geding dat zij namens de werkgevers aan het voorbereiden waren dan de avond voor de zitting.
Uitspraak
Beslissing van 14 januari 2014
in de zaak 13-213A en 13-214A
naar aanleiding van de klacht van:
1.
2.
Gemachtigde:
De heer mr.
klagers
tegen:
1. Mevrouw mr. (in de zaak met nummer 13-213A)
2. De heer mr. (in de zaak met nummer 13-214A)
advocaten te Amsterdam
verweerders
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 5 augustus 2013 met kenmerk 1313-0729, door de raad ontvangen op 8 augustus 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 november 2013 in aanwezigheid van vertegenwoordigers van klagers en hun gemachtigde, alsmede verweerder sub 2. Verweerster sub 1 had voorafgaand aan de zitting aan de raad laten weten niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de in paragraaf 1.1 bedoelde brief aan de raad;
- de stukken genummerd 1-8 met bijlagen zoals vermeld in de bij die brief behorende inventarislijst.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klagers zijn vakbonden. In januari 2013 hebben Mediagroep Limburg BV en Grafisch Bedrijf Mediagroep Limburg BV (hierna te noemen: de werkgevers) onderhandeld met klagers over een collectief arbeidsconflict. Op donderdag 17 januari 2013 zijn de onderhandelingen afgebroken.
2.3 Bij brief van dinsdag 22 januari 2013 hebben klagers de werkgevers een ultimatum gesteld: als de werkgevers niet voor vrijdag 25 januari 2013 15:00 uur een schriftelijk akkoord zouden geven op de eisen van klagers, zouden collectieve acties starten.
2.4 De werkgevers hebben verweerders in de avond van woensdag 23 januari 2013 verzocht een concept-kortgedingdagvaarding op te stellen. Donderdag 24 januari 2013, aan het eind van de middag, was de dagvaarding gereed. Verweerders hebben toen telefonisch contact opgenomen met het team Kort Geding van de rechtbank Amsterdam met het verzoek om een behandeling op zeer korte termijn. De griffie liet weten dat de eerste mogelijkheid op vrijdag 25 januari om 11:00 uur was. Verweerders hebben toen gevraagd of de behandeling van het kort geding niet wat later op de dag kon, om zo de gedaagde partijen, klagers, wat meer voorbereidingstijd te gunnen. De griffie heeft het kort geding vervolgens op 13:00 uur bepaald, met als voorwaarden dat de dagvaarding uiterlijk op vrijdag om 11:00 uur aan de gedaagde partijen zou worden betekend en dat er een mededeling zou worden gedaan van de concept-dagvaarding aan de gedaagde partijen.
2.5 Op donderdag 24 januari om 19:08 uur hebben verweerders klagers telefonisch op de hoogte gesteld van het kort geding dat op vrijdag 25 januari om 13:00 uur diende. Ook hebben zij de dagvaarding toen per e-mail aan klagers gestuurd.
2.6 De voorzieningenrechter heeft het kort geding op 25 januari 2013 om 13:00 uur behandeld.
2.7 De advocaat die klagers tijdens het kort geding heeft bijgestaan heeft bij brief van 5 februari 2013 aan verweerders geschreven het onzorgvuldig en in strijd met de gedragsregels te achten dat verweerders niet direct nadat zij van de werkgevers opdracht hadden gekregen een kort geding te starten, klagers daarvan op de hoogte hebben gesteld. Hij heeft verweerders verzocht te bevestigen dat zij in een voorkomend geval de bonden direct zullen informeren zodra zij starten met het opzetten van een kort geding.
2.8 Verweerders hebben aan dit verzoek niet willen voldoen.
2.9 Bij brief met bijlagen van 26 april 2013 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerders.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij klagers eerst hebben geïnformeerd over een tegen hen aan te spannen kort geding nadat de voorzieningenrechter verweerders verlof had verleend om klagers op verkorte termijn te doen dagvaarden, 18 uur voor aanvang van de zitting. Verweerders hadden klagers direct van hun voornemen een kort geding te starten op de hoogte moeten stellen toen zij daartoe opdracht van de werkgevers hadden gekregen.
4 VERWEER
4.1 Verweerders menen niet in strijd met de gedragsregels te hebben gehandeld, omdat zij direct na het verkrijgen van de datum voor het kort geding contact met klagers hebben opgenomen om melding te maken van het kort geding. Volgens hen ligt het op de weg van klagers hun advocaat te informeren als zij werkgevers een ultimatum stellen. Het stellen van een ultimatum kan immers een kort geding uitlokken. Het was bovendien niet zonder risico’s voor de werkgevers om de bonden over een op handen zijnd kort geding te informeren in verband met mogelijke onmiddellijke acties, zo stellen zij. Ook voeren zij aan dat de advocaat van klagers voor hen niet in beeld was ten tijde van het opstellen van de concept-kortgedingdagvaarding, zodat zij reeds daarom met hem geen contact konden opnemen.
5 BEOORDELING
5.1 Zoals is neergelegd in gedragsregel 19 is een advocaat verplicht, alvorens hij overgaat tot het nemen van rechtsmaatregelen, de wederpartij (dan wel diens advocaat) van zijn voornemen kennis te geven, en de wederpartij daarbij in beginsel een redelijke tijd voor beraad te geven. Ook dient een advocaat waar redelijkerwijs mogelijk overleg te voeren met zijn wederpartij over het tijdstip van behandeling van een zaak. De strekking van deze regels is dat het voeren van onnodige gedingen moet worden voorkomen en dat de wederpartij in staat moet worden gesteld – als een geding onvermijdelijk is – zich in rechte naar behoren te verdedigen.
5.2 Verweerders hebben niet betwist dat hun cliënten, de werkgevers, op woensdag 23 januari 2013 aan het eind van de dag hebben besloten op zeer korte termijn een kort geding over het collectieve arbeidsconflict te voeren. Verweerders hadden in het licht van de genoemde regels in de ochtend van 24 januari 2013 telefonisch contact moeten opnemen met klagers om hen op de hoogte te stellen van het kort geding dat zij aan het voorbereiden waren, teneinde hen een redelijke termijn te gunnen om zich te beraden op de vraag of zij het tot een kort geding wilden laten komen. Ook hadden zij toen naar hun verhinderdata moeten vragen. Het feit dat klagers aan verweerders een ultimatum tot vrijdagmiddag 15:00 uur hadden gesteld en collectieve acties hadden aangezegd voor het geval hun eisen niet voor die tijd schriftelijk zouden worden ingewilligd, maakt dat niet anders. Deze omstandigheden brengen weliswaar mee dat klagers reeds op de mogelijkheid van een op korte termijn door de werkgevers te entameren kort geding bedacht konden zijn, maar dat is op zichzelf onvoldoende om een uitzondering op de genoemde regels te rechtvaardigen. Niet ondenkbaar is immers dat de vakbonden het – ondanks het gestelde ultimatum – toch niet op een rechtszaak willen laten aankomen. Nu van enige aanwijzing voor het uitbreken van onmiddellijke acties bij het bekend worden van een op handen zijnd kort geding niet is gebleken, kan de vrees voor dergelijke acties ook niet rechtvaardigen dat verweerders zich niet aan de genoemde regels hebben gehouden.
5.3 De klacht is derhalve gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 De raad is van oordeel dat de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden is.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond
- legt aan verweerster sub 1 en aan verweerder sub 2 de maatregel van een waarschuwing op.
Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. G. Kaaij, S. Wieberdink, B. Roodveldt en A.M. Vogelzang leden, bijgestaan door mr. L.C. Dufour als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 januari 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 14 januari 2014 per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
- verweerders
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerders
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl