Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-07-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:194

Zaaknummer

R. 4569/14.154

Inhoudsindicatie

Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerster onjuist is opgetreden en daardoor de belangen van klager heeft geschaad of mogelijk schaadt. Klager stelt dat verweerster er niet in geslaagd is succes te behalen, maar heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dan wel is uit de stukken gebleken dat verweerster te kort is geschoten in haar bijstand.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Met betrekking tot de proceskosten en het griffierecht kan uit de stukken worden opgemaakt dat klager is bijgestaan op basis van een toevoeging. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat de eigen bijdrage en het griffierecht niet door klager zijn betaald. De aan klager toegekende proceskosten komen toe aan de advocaat ter vergoeding van de kosten rechtsbijstand. Dit geldt dan ook voor het door de advocaat voor klager betaalde griffierecht.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline, hierna de voorzitter,  heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 9 juli 2014 met kenmerk K081 2014, door de raad ontvangen op 10 juli 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Klager is op 14 oktober 2011 door het Juridisch Loket naar de praktijk van verweerster verwezen.

1.2 Verweerster heeft klager van oktober 2011 tot januari 2014 bijgestaan in een tweetal kwesties.

1.3 Allereerst heeft verweerster klager bijgestaan naar aanleiding van klagers problemen met de belastingdienst en het UWV naar aanleiding van een bruto nabetaling van een arbeidsongeschiktheidsuitkering door het UWV.

1.4 Voorts heeft verweerster klager bijstand verleend met betrekking tot terugvordering van huur- en zorgtoeslag (van de Belastingdienst/Toeslagen) en een eerder aan klager toegekende bijstandsuitkering door de gemeente Rotterdam.

1.5 Ter zake het beroep tegen de ongegrondverklaringen van de bezwaren tegen genoemde terugvorderingen is een derde dossier aangemaakt.

1.6 Op 24 oktober 2013 heeft de mondelinge behandeling ter zitting bij de Rechtbank Den Haag plaatsgevonden in de beroepsprocedure.

1.7 Op 14 november 2013 heeft de Rechtbank uitspraak gedaan en het beroep gegrond  en de bezwaren van klager respectievelijk niet-ontvankelijk en ongegrond verklaard.

1.8 Verweerster heeft 22 november 2013 deze uitspraak naar klager verzonden, met het verzoek met verweerster contact op te nemen.

1.9 Op 13 januari 2014 heeft klager telefonisch contact opgenomen met verweerster met het verzoek tot sluiting van het dossier over te gaan.

1.10 Op 15 januari 2014 heeft verweerster bevestigd tot sluiting van het dossier over te gaan.

1.11 Bij brief van 8 maart 2014 heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.

 

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij met haar bijstand gedurende twee jaar geen resultaat voor hem heeft weten te bereiken.

 Tevens verwijt klager verweerster dat zij de aan klager in het vonnis van de rechtbank toegekende bedragen van in totaal € 944,-- niet aan hem heeft uitbetaald, maar ‘in haar eigen administratie’ heeft ‘gestoken’.

 

3. BEOORDELING

3.1 Voorop dient te staan dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

3.2 Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daar aan te stellen eisen.

3.3 Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerster onjuist is opgetreden en daardoor de belangen van klager heeft geschaad of mogelijk schaadt. Klager stelt dat verweerster er niet in geslaagd is succes te behalen, maar heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dan wel is uit de stukken gebleken dat verweerster te kort is geschoten in haar bijstand. Op een advocaat rust een inspanningsverplichting en geen resultaatsverplichting. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat door haar interventie de aanslag Inkomstenbelasting 2010 met een groot bedrag is verminderd. De procedure tot terugvordering van de toeslagen heeft niet geleid tot vermindering van het terug te vorderen bedrag, maar de Rechtbank heeft klager wel (gedeeltelijk) in het gelijk gesteld, waardoor de belastingdienst is veroordeeld in de proceskosten en het griffierecht.

3.4 Met betrekking tot de proceskosten en het griffierecht kan uit de stukken worden opgemaakt dat klager is bijgestaan op basis van een toevoeging. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat de eigen bijdrage en het griffierecht niet door klager zijn betaald. De aan klager toegekende proceskosten komen toe aan de advocaat ter vergoeding van de kosten rechtsbijstand. Dit geldt dan ook voor het door de advocaat voor klager betaalde griffierecht.

3.5 De gedragingen van verweerster zijn, gemeten naar genoemde maatstaf, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

3.6 Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4. BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

  

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 16 juli 2014.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 17 juli 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s Gravenhage (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.