Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-10-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2014:308

Zaaknummer

R. 4300/13.207

Inhoudsindicatie

De raad komt geen bevoegdheid toe over de hoogte van declaraties te oordelen. Voor de vraag of klager ontvankelijk is, is niet relevant wie uiteindelijk de declaraties betaalt; klager is opdrachtgever en debiteur. Van excessief declareren is de raad niet gebleken. Klacht in zoverre ongegrond. Verweerder had klager wel moeten wijzen op de begrotingsprocedure. Dat hij dat niet heeft gedaan kan hij niet aan klager tegenwerpen. Schending gedragsregel 27. Klacht in zoverre gegrond.

Uitspraak

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 1 september 2013 met kenmerk K107 2013 bm/ksl, door de raad ontvangen op 3 september 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 augustus 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 In de periode september 2011 tot en met maart 2012 heeft verweerder klager bijgestaan in een geschil aangaande de bestuursfunctie van klager bij de Stichting K. 2.3 Bij aanvang van de zaak heeft verweerder aan klager een voorschot van € 3.000,- inclusief btw in rekening gebracht. Dit voorschot is met de latere declaraties verrekend.

2.4 In maart 2012 heeft de vader van klager schriftelijk aan verweerder laten weten dat de door hem in rekening gebrachte bedragen behoorlijk aan het oplopen waren. Op dat moment was door verweerder een bedrag van € 3.800,- aan honorarium in rekening gebracht. Een zitting had nog niet plaatsgevonden.

2.5 In reactie op het schrijven van de vader van klager liet verweerder hem weten dat rekening moest worden gehouden met nog eens 12 uur werkzaamheden ten behoeve van de aankomende zitting, het schrijven van de pleitnota, reistijd en dergelijke.

2.6 Eind maart 2012 is klager overgestapt naar een andere advocaat. Deze heeft de zaak afgewikkeld en klager voor zijn werkzaamheden een bedrag van € 1.360,- aan honorarium in rekening gebracht.

2.7 Bij brief met bijlagen van 24 maart 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij klager een onredelijk hoog bedrag in rekening heeft gebracht voor zijn werkzaamheden. De gefactureerde bedragen staan volgens klager niet in verhouding tot de daarvoor verrichte werkzaamheden. 

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 De raad stelt voorop dat aan hem geen bevoegdheid toekomt om over de hoogte van de declaraties van verweerder te oordelen. Voor zover klager daarover bedoelt te klagen, is hij niet-ontvankelijk.

5.2 Klager is wel ontvankelijk voor zover hij met zijn stellingen bedoelt te betogen dat sprake is van excessief declareren en/of schending van gedragsregel 27. De redelijke termijn is niet overschreden en klager heeft wel degelijk zelf een belang. Hij is immers opdrachtgever en debiteur van verweerder. Wie uiteindelijk de declaraties betaalt, is in dit verband niet relevant.

5.3 Van excessief declareren is de raad niet gebleken en de klacht is in zoverre ongegrond.

5.4 De vraag is of klager verweerder verwijt gedragsregel 27 te hebben  geschonden en daarover bedoelt te klagen. Verweerder meent van niet omdat klager dat niet met zoveel woorden stelt. De raad oordeelt anders. In gedragsregel 27 is neergelegd dat in het geval de cliënt bezwaar maakt tegen een declaratie, de advocaat verplicht is hem te wijzen op de ter zake bestaande regelingen en dus (ook) op de begrotingsprocedure. Verweerder heeft dit nagelaten. Klager was niet van bestaan en inhoud van gedragsregel 27 op de hoogte. Verweerder had hem daarop moeten wijzen. Dat hij dat niet heeft gedaan kan hij niet aan klager tegenwerpen. Naar het oordeel van de raad omvat de klacht derhalve tevens het verwijt dat verweerder gedragsregel 27 heeft geschonden. Dit klachtonderdeel acht de raad gegrond.

 

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

 

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht ten aanzien van de schending van gedragsregel 27 gegrond en legt op de maatregel van een waarschuwing.

- verklaart de klacht voor het overige niet-ontvankelijk althans ongegrond.

 

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2014.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 28 oktober 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl