Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-11-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:301

Zaaknummer

14-072A

Inhoudsindicatie

Klachten over traagheid eigen advocaat bij de behandeling van een kantonprocedure ongegrond. Verweerder was na verkregen uitstel in verband met schikkingsonderhandelingen niet gehouden alsnog vóór de oorspronkelijke roldatum een conclusie van antwoord in te dienen, alleen omdat klager dit bij nader inzien wenste.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

Beslissing van 4 november 2014

in de zaak 14-072A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 11 maart 2014 met kenmerk 4013-1270, door de raad ontvangen op 13 maart 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Beide partijen zijn opgeroepen voor de zitting van de raad van 9 september 2014 teneinde op de klacht te worden gehoord, doch – met kennisgeving vooraf – niet verschenen. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de hiervoor genoemde brief van de deken;

- de stukken genummerd 1 tot en met 8, genoemd in de brief van de deken.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager heeft een geschil met een IT-bedrijf, hierna aan te duiden als A BV, over het opleveren van een website. De website is volgens klager niet tijdig en niet naar behoren opgeleverd. Verweerder heeft A BV in mei 2013 op verzoek van klager aangemaand “de situatie te herstellen” en over te gaan tot “volledige levering van een compleet product” conform de offerte. In juni 2013 heeft A BV van klager betaling van het volledige overeengekomen bedrag geëist, hoewel de website toen nog niet conform de offerte was opgeleverd.

2.3 A BV heeft klager op 27 september 2013 gedagvaard voor de kantonrechter Amsterdam tot betaling van een hoofdsom van EUR 5.082 ter zake openstaande facturen, plus rente en kosten. De aangezegde zittingsdag was 16 oktober 2013. In verband daarmee heeft klager op 2 oktober 2013 wederom de bijstand van verweerder als advocaat ingeroepen. Verweerder heeft de opdracht bij brief van 3 oktober 2013 bevestigd aan klager in de volgende bewoordingen:

"Onder de werkzaamheden valt in ieder geval het opstellen van een conclusie van antwoord (inclusief reconventionele vordering) alsmede het bijwonen van de comparitie bij de kantonrechter. Hier zal ongeveer 10 uren voor noodzakelijk zijn."

2.4 Voorts zijn de financiële voorwaarden vermeld, waaronder het uurtarief van EUR 225 en de betaling van een voorschot van EUR 1.000.

2.5 Klager heeft zich dezelfde dag akkoord verklaard met de opdrachtbevestiging.

2.6 Na ontvangst van het voorschot heeft verweerder klager per e-mail laten weten dat hij zich zou stellen in de procedure. In verband daarmee heeft de secretaresse van verweerder bij klager een afschrift van de dagvaarding opgevraagd. Per interne e-mail heeft de secretaresse van verweerder aan verweerder bericht dat de roladministratie van zijn kantoor voor advocaatstelling zou zorgen. Zij heeft per e-mail van 8 oktober 2013 aan klager bericht dat verweerder zich zou gaan stellen.

2.7 Verweerder heeft op 14 oktober 2013 intern, bij de roladministratie van zijn kantoor, navraag gedaan of hij was gesteld in de zaak, waarop bevestigd werd dat dit per post en fax was gebeurd.

2.8 Bij e-mail van 15 oktober 2013 berichtte klager verweerder dat hij zelf de rechtbank had gebeld en te horen had gekregen dat er nog geen advocaat was gesteld. Verweerder heeft dezelfde dag per e-mail geantwoord dat hij dit vreemd vond, dat hij wel was gesteld volgens zijn secretaresse en dat hij het zou uitzoeken. Verweerder heeft op 16 oktober 2013 een rolbericht ontvangen waaruit bleek dat hij zich had gesteld en dat de zaak was verwezen naar de rol van 13 november 2013 voor conclusie van antwoord aan de zijde van klager.

2.9 Klager heeft verweerder 6 november een lijst met schadeposten ten belope van in totaal EUR 750.000 gestuurd voor een reconventionele vordering in de kantonzaak en aan verweerder gevraagd op welke datum gereageerd moest worden. Verweerder heeft klager hierop bericht dat de conclusie op 15 november 2013 genomen moest worden en voorts:

"Een eis van 750.000,- zoals beschreven in jouw schema zal niet worden toegewezen vrees ik."

2.10 Op maandagochtend 11 november 2013 heeft verweerder klager per e-mail gevraagd of hij de volgende ochtend tijd had om langs te komen op kantoor om de conclusie van antwoord te bespreken. Verweerder vermeldde voorts dat hij de conclusie van te voren zou toezenden. Klager antwoordde aanvankelijk dat hij de volgende dag om 11.00 uur kon langskomen. Later is het tijdstip op klagers verzoek gewijzigd in 14.00 uur.

2.11 Verweerder heeft klager vervolgens, nog dezelfde dag (11 november 2013), telefonisch voorgesteld om, gelet op de geringe hoogte van de vordering van A BV, nog eenmaal met de wederpartij bij elkaar te komen en te trachten de zaak in der minne op te lossen. 's Middags om 13.54 uur heeft de advocaat van A BV per e-mail aan verweerder laten weten dat zijn cliënt instemt met een aanhouding van vier weken ter rolle van 13 november 2013 en enkele data voorgesteld voor een bespreking. Verweerder heeft deze e-mail kort na ontvangst doorgestuurd aan klager.

2.12 Met instemming van klager heeft verweerder aan het einde van de werkdag aan de advocaat van A BV bericht wanneer de bespreking kon plaatsvinden. Verweerder heeft daarbij voorts laten weten dat hij een aanhouding van vier weken zou vragen in verband met onderhandelingen en de betreffende e-mail doorgestuurd aan klager.

2.13 Diezelfde avond liet klager verweerder per e-mail weten dat hij (toch) geen schikkingsonderhandelingen wenste. Klager heeft de advocaat van A BV, buiten verweerder om, bericht dat hij de bespreking annuleerde. Voorts heeft hij verweerder de volgende ochtend, op 12 november 2013, bericht dat hij die middag de conclusie in concept wenste te ontvangen, waarna hij deze na eventuele aanpassingen zou terugsturen, zodat deze kon worden ingediend. Klager verzocht verweerder hem bewijs te sturen van indiening bij de rechtbank en verzocht hem voorts alleen schriftelijk met hem te communiceren.

2.14 Verweerder heeft klager in reactie hierop per e-mail bericht dat de conclusie nog niet af was, omdat klager de dag ervoor had ingestemd met schikkingsonderhandelingen, en dat zij vier weken uitstel voor de conclusie hadden gekregen. Verweerder heeft klager voorts gevraagd of klager wel voldoende vertrouwen had in zijn kantoor.

2.15 Nadat klager verweerder nogmaals per e-mail van 12 november 2013 om toezending van de conceptconclusie had verzocht, heeft verweerder geantwoord dat hij zich onttrok als advocaat en dat hij het door klager voorgeschoten bedrag zou terugstorten. Klager heeft verweerder daarna per e-mail gemeld dat hij van de rechtbank had begrepen dat de conclusie reeds op 13 november 2013 genomen moest worden en verweerder een aantal vragen gesteld, onder meer over het veiligstellen van de termijn voor de conclusie en het eerder verleende uitstel. Verweerder heeft de betreffende e-mail binnen een half uur beantwoord. Verweerder heeft geschreven dat de termijn voor de conclusie was veiliggesteld aangezien de wederpartij met vier weken uitstel had ingestemd. Op het verzoek om toezending van bewijs van het uitstel dat de rechtbank op 16 oktober 2013 had verleend antwoordde verweerder dat hij "zo" de betreffende e-mails van de roladministratie van zijn kantoor aan klager zou toezenden.

2.16 Op 13 november 2013 heeft verweerder het ontvangen voorschotbedrag van € 1.000 aan klager teruggestort.

2.17 Op 25 november 2013 heeft klager nogmaals gevraagd om “de volledige roladministratie” in zijn zaak. Op 25 november 2013 heeft de roladministratie van het kantoor van verweerder klager per e-mail een kopie van de brief van 16 oktober 2013 van de rechtbank gestuurd, waarin stond dat aan hem een uitstel was verleend tot 13 november 2013 voor het indienen van de conclusie van antwoord. Onder verwijzing naar een bijgevoegde print uit het digitaal roljournaal kanton is klager voorts bericht dat de zaak weer op de rol stond van 11 december 2013 voor conclusie van antwoord.

2.18 Bij brief van 27 november 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a) zich te elfder ure op aandringen van klager in de procedure heeft gesteld;

b) verweerder een periode van tien weken niets van zich heeft laten horen, terwijl de conclusie van antwoord op 13 november 2013 genomen moest worden;

c) heeft nagelaten een conclusie van antwoord op te stellen terwijl verweerder hiervoor ruim de tijd heeft gehad;

d) klager verkeerd heeft geïnformeerd over de datum waarop de conclusie van antwoord genomen moest worden en hij heeft geweigerd om klager, nadat die verweerder "had ontslagen",  de rolinformatie waarin de juiste datum stond te verstrekken.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Klager was gedagvaard tegen de rolzitting van 16 oktober 2013. Uit het klachtdossier blijkt dat een medewerker van het kantoor van verweerder direct na ontvangst van de dagvaarding op 8 oktober 2013 aan verweerder per interne e-mail heeft laten weten dat de roladministratie van zijn kantoor voor advocaatstelling zou zorgen. Dit is diezelfde dag per e-mail ook aan klager bericht. Verweerder heeft voorts op 14 oktober 2013 bij zijn roladministratie nagevraagd of hij was gesteld in de zaak, waarop is bevestigd dat dit per post en fax was gebeurd. Op basis van het klachtdossier kan de raad dan ook niet vaststellen dat verweerder zich pas op het laatste moment en bovendien eerst na aandringen van klager heeft gesteld in de procedure.

4.2 Daarbij overweegt de raad dat advocaatstelling uiterlijk op de eerstdienende dag, in dit geval 16 oktober 2013, dient te geschieden en dat het derhalve niet uitmaakt of een advocaat ruimschoots voor die datum de rechtbank bericht dat hij zich als advocaat stelt of dat hij dit pas een dag van tevoren of zelfs op de eerstdienende dag doet. De verrichtingen op de rol worden doorgaans pas na de betreffende rolzitting verwerkt. Uit de enkele omstandigheid dat de rechtbank klager een dag voor de rolzitting desgevraagd telefonisch heeft bericht, dat er geen advocaat was gesteld, kan dus niet worden afgeleid dat verweerder zich pas te elfder ure heeft gesteld.

4.3 Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is dus geen sprake. Dit klachtonderdeel is ongegrond

Ad klachtonderdeel b)

4.4 Met verweerder stelt de raad vast dat tussen het moment van ontvangst van het voorschotbedrag op 7 oktober 2013 en vrijdag 8 november 2013, het moment waarop verweerder zijn inhoudelijke werkzaamheden begon, geen tien weken zijn verstreken, maar vier weken. Dat verweerder eerst na vier weken na ontvangst van het voorschot, op 8 november 2013, contact met klager heeft opgenomen en eerst op 11 november 2013 aan de conclusie van antwoord is begonnen, terwijl de conclusie reeds op 13 november 2013 moest worden genomen, levert in dit geval geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen op. Hierbij is van belang dat klager volgens het toepasselijke rolreglement ook zonder toestemming van de wederpartij nog een uitstel van vier weken, dus tot 11 december 2013, kon krijgen voor het indienen van de conclusie. Verder is niet gebleken dat de zaak van klager zo bewerkelijk was dat het niet meer mogelijk zou zijn geweest om, als op 11 november 2013 aan de conclusie was doorgewerkt, de conclusie daadwerkelijk op 13 november 2013 te nemen. Verwezen wordt voorts naar hetgeen hieronder, naar aanleiding van klachtonderdeel c) is overwogen.

 Ad klachtonderdeel c)

4.5 In zijn e-mail van 3 oktober 2013 heeft verweerder klager toegezegd dat hij een conclusie van antwoord zou opstellen. Verweerder heeft twee dagen voor de rolzitting, op 11 november 2013, bij klager geïnformeerd of klager de volgende dag op kantoor kon langskomen om de conclusie te bespreken en hem voorts toegezegd dat hij de conclusie van te voren zou toezenden. Klager heeft geantwoord dat hij de volgende dag langs kon komen. Slechts enkele uren later heeft verweerder een ander voorstel aan klager gedaan, te weten om uitstel voor de conclusie te vragen en nogmaals een poging te doen om de zaak in der minne te schikken. Klager heeft daar aanvankelijk kennelijk mee ingestemd, althans daar geen bezwaar tegen gemaakt, en ingestemd met een datum voor een bespreking met de wederpartij, maar is kennelijk nog dezelfde avond van gedachten veranderd en heeft op 12 november 2013 van verweerder verlangd dat hij alsnog een conclusie van antwoord zou opstellen.

4.6 Aan klager kan worden toegegeven dat verweerder laat aan de voorbereidingen van de conclusie is begonnen. Het lijkt erop dat verweerder zelf aanvankelijk meende – zoals hij ook op 6 november 2013 aan klager had laten weten – dat hij pas op 15 november 2013 hoefde te concluderen, vervolgens in de loop van de dag van 11 november heeft ontdekt dat hij reeds op 13 november moest concluderen, terwijl hij zich op dat moment niet heeft gerealiseerd dat hij ook zonder medewerking van de wederpartij nog een uitstel van vier weken kon krijgen (zie 2.15, het antwoord van verweerder op de vraag van klager naar het veiligstellen van de termijn) en dat verweerder dus in de loop van de dag van 11 november 2013 heeft geconcludeerd dat hij in overleg moest treden met de wederpartij om uitstel te krijgen. In ieder geval heeft verweerder door zijn plotselinge koerswijziging op 11 november 2013 zelf voeding gegeven aan het wantrouwen van klager jegens hem. Verweerder wist immers al geruime tijd dat de vordering van A B.V. (slechts) circa € 6.000 bedroeg, en had niettemin op 3 oktober 2013 onomwonden aan klager geschreven dat hij een conclusie van antwoord zou opstellen. Op 11 november 2013 heeft hij ook nog bevestigd dat hij een conclusie van antwoord zou toezenden, die hij op 12 november 2013 met klager wilde bespreken. Enkele uren later heeft hij aan klager schikkingsonderhandelingen voorgesteld.

4.7 Desondanks is van klachtwaardig handelen van verweerder naar het oordeel van de raad geen sprake. Hierbij is allereerst van belang dat klager op 11 november 2013 heeft ingestemd met, althans zich niet heeft verzet tegen het voorstel van verweerder om nog een poging tot schikken te ondernemen en uitstel voor de conclusie van antwoord te vragen. Vaststaat dat verweerder vervolgens 's middags met de wederpartij heeft afgesproken dat partijen een oplossing in der minne zouden bespreken. De wederpartij heeft met het oog daarop ingestemd met een uitstel van vier weken voor conclusie van antwoord, waarna met instemming van klager datum en tijdstip voor de bespreking zijn afgesproken.

4.8 Gegeven de aanvankelijke instemming van klager met de schikkingsonderhandelingen, waardoor verweerder zijn werkzaamheden aan de conclusie de dag ervoor had opgeschort, en het feit dat de wederpartij al had ingestemd met een uitstel voor de conclusie van antwoord, kon klager op 12 november 2013 redelijkerwijze niet van verweerder verwachten dat hij alsnog dezelfde dag een conclusie van antwoord zou opstellen en indienen. Hier komt bij dat er een vertrouwensbreuk was ontstaan tussen verweerder en klager onder meer doordat klager - buiten verweerder om - de bespreking met de wederpartij had afgezegd en er ook overigens blijkens de e-mailwisseling op 12 november 2013 verschil van inzicht bestond over de samenwerking en aanpak van de zaak. Dat verweerder op 12 november niet alsnog een conclusie van antwoord heeft opgesteld, is derhalve niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

4.9 De raad gaat voorts niet mee in klagers stelling dat hij door de korte tijdspanne tot de nieuwe datum voor het indienen van de conclusie vervolgens genoodzaakt was zelf de conclusie op te stellen. Vast staat immers dat klager ter rolle van 13 november 2013 een uitstel van vier weken, derhalve tot 11 december 2013, zou verkrijgen en ook heeft verkregen. Klager had derhalve na de onttrekking door verweerder op 12 november 2013 nog voldoende tijd om zich desgewenst tot een andere advocaat te wenden. Van procedurele schade bij klager als gevolg van het neerleggen van de werkzaamheden door verweerder was dus geen sprake. Van extra kosten van rechtsbijstand voor klager overigens ook niet, nu verweerder het ontvangen voorschot heeft geretourneerd. Geconcludeerd moet dan ook worden dat verweerder zijn werkzaamheden niet op een onzorgvuldige wijze heeft beëindigd.

4.10 Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder is gelet op het voorgaande geen sprake. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

4.11 Juist is dat verweerder klager op 6 november 2013 onjuist heeft geïnformeerd over de datum waarop de conclusie genomen moest worden. Verweerder heeft zich twee dagen vergist. Dit is op zichzelf echter van onvoldoende gewicht voor het aannemen van een tuchtrechtelijk vergrijp. Volgens klager heeft verweerder vervolgens, nadat klager hem "had ontslagen", geweigerd om de rolinformatie waarin de juiste datum stond aan klager te verstrekken.

4.12 De raad begrijpt dit klachtonderdeel aldus dat verweerder, nadat hij zijn werkzaamheden voor klager had beëindigd, geweigerd heeft de gevraagde rolinformatie aan klager te verstrekken. Dat klager verweerder heeft “ontslagen” wordt immers door verweerder gemotiveerd, onder verwijzing naar de gewisselde e-mails betwist en is niet aannemelijk geworden.

4.13 Zoals uit de weergave van de feiten blijkt, heeft klager verweerder na de vertrouwensbreuk op 12 november 2013 verzocht om bewijs van het op de eerstdienende dag verkregen uitstel. Verweerder heeft daarop per kerende e-mail aan klager toegezegd de betreffende e-mails van zijn roladministratie "zo" toe te zenden.

4.14 Juist is dat verweerder bedoelde e-mails niet direct daarna aan klager heeft toegezonden, maar pas bij e-mail van 25 november 2013 de onderliggende stukken heeft gestuurd, nadat klager daarom op 25 november in een tweetal e-mails nogmaals had gevraagd. Klager kon door deze vertraging echter niet in zijn belangen worden geschaad. Informatie over de op 16 oktober 2013 verkregen termijn voor de conclusie deed immers op dat moment al niet meer ter zake. Hoewel verweerder er beter aan had gedaan de gevraagde informatie direct te verstrekken, zoals toegezegd, is er voor een tuchtrechtelijk verwijt onvoldoende grond, zodat ook dit klachtonderdeel faalt.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. M. Ynzonides, E.C. Gelok, J.M. van de Laar en A.S. Kamphuis, leden, bijgestaan door mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 november 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 november 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam    

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl