Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-08-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:219

Zaaknummer

14-029A

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerster onder andere dat zij een afwachtende houding heeft aangenomen en niet de juiste procedure heeft gevolgd. Dit is de raad op grond van het klachtdossier niet gebleken. De klacht is ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 19 augustus 2014

in de zaak 14-029A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam    

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 4 februari 2014 met kenmerk 4013-0970, door de raad ontvangen op 6 februari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 24 juni 2014 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de onder 1.1 vermelde brief;

- de stukken vermeld op de daarbij gevoegde inventarislijst;

- de fax van klager van 23 juni 2014 met bijlagen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerster heeft klager bijgestaan in verband met de beëindiging van zijn dienstverband als docent maatschappijleer vanwege een gevoelige uitspraak op twitter.

2.3 Per email van 8 augustus 2012 heeft verweerster klager bericht over de aanpak van de zaak. Daarin is onder andere te kennen gegeven:

“[..] Telefonisch heb ik u medegedeeld bereid te zijn uw zaak in behandeling te nemen, met name omdat u op 25 april 2012 de toezegging is gedaan dat uw arbeidsovereenkomst zal worden verlengd, onder de voorwaarden dat er formatieruimte zou zijn en u met een opleiding zou starten in 2012/2013. Aan beide voorwaarden is voldaan, zo begreep ik van u. Ik heb u medegedeeld dat het ontslag waarschijnlijk niet ongedaan zal worden gemaakt, maar wellicht wel een vergoeding aan u moet worden toegekend vanwege het niet nakomen van de toezegging uw contract te verlengen.

Wat ik kan doen is bezwaar aantekenen tegen het ontslagbesluit bij de zgn bezwarencommissie. Daar kunt u alleen in het gelijk of in het ongelijk worden gesteld. De commissie kan bijv. niet een bedrag vaststellen dat aan u moet worden betaald of bepalen dat u weer tot het werk moet worden toegelaten.

Een alternatief is een kort geding bij de Rechtbank sector kanton, waarin nakoming van de toezegging en tewerkstelling wordt gevorderd. Als dit wordt afgewezen kan een zgn. bodemprocedure worden gestart, waarin de zaak nogmaals aan de rechter wordt voorgelegd. Een bodemprocedure duurt veel langer dan een kort geding. Mijn voorkeur zou uitgaan naar een kort geding, met name ook omdat het schooljaar al weer snel begint [..]”

2.4 Bij email van 9 augustus 2012 heeft klager verweerster bericht dat Everts Juridisch Advies namens hem contact heeft gehad met de school. Dit zou hebben geleid tot de afspraak dat er geen zaak van wordt gemaakt, omdat Everts Juridisch Advies er geen zaak in zag en om de WW veilig te stellen. Hierop heeft verweerster als volgt gereageerd:

“Geachte [klager],

Als er een akkoord bereikt is om de zaak te laten rusten kunnen we nu niet meer met een kort geding beginnen. Zou u daarnaar willen informeren bij Everts juridisch advies? Als het wel tot een procedure komt dat wil ik graag op voorhand het volledige dossier (dus inclusief eventuele correspondentie met het X-college) ontvangen.

Ik wacht uw berichten af.

Met vriendelijke groet,

[verweerster]”

2.5 Op 20 augustus 2012 heeft verweerster namens klager pro forma beroep ingesteld bij de Commissie van Beroep. Later heeft zij de gronden van beroep ingezonden.

2.6 Op 21 januari 2013 heeft verweerster bericht ontvangen van de Commissie van Beroep dat klager niet kan worden ontvangen in zijn beroep, waardoor de geplande zitting van 22 januari 2013 geen doorgang zal hebben. Verweerster heeft dit dezelfde dag aan klager bericht met het voorstel dat de bespreking bij haar op kantoor die middag wordt uitgesteld en dat telefonisch overleg zal plaatsvinden over de vraag of klager de kwestie aan de kantonrechter wil voorleggen.

2.7 Bij brief van 8 augustus 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT

3.1 De klacht jegens verweerster houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij klager niet goed heeft bijgestaan doordat zij:

a) een afwachtende houding heeft aangenomen;

b) een verkeerde inschatting van de zaak heeft gemaakt;

c) niet de juiste procedure heeft gevoerd;

d) klager niet persoonlijk heeft uitgenodigd om mondeling van gedachten te wisselen over de mogelijkheden in deze zaak.

4 BEOORDELING

4.1 De raad stelt voorop dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen. Bovendien is een advocaat gehouden de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen. Van een advocaat mag bijvoorbeeld verwacht worden dat hij reageert op berichten van zijn cliënt en dat hij (belangrijke) afspraken vastlegt.

Klachtonderdeel a)

4.2 In klachtonderdeel a) wordt verweerster verweten dat zij een afwachtende houding heeft aangenomen. Deze afwachtende houding heeft, zo begrijpt de raad de klacht, betrekking op het afwachten om een kort geding te beginnen. Het is de raad gebleken dat verweerster de afspraken met klager summierlijk heeft vastgelegd. Daarover beklaagt klager zich niet. Die summierlijke vastlegging heeft niettemin als consequentie dat het de raad niet is gebleken dat verweerster de zaak zeer voortvarend heeft aangepakt. Op grond van het klachtdossier en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen kan de raad evenwel ook niet vaststellen dat verweerster een afwachtende houding heeft aangenomen. Bij dit oordeel betrekt de raad dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat klager een kort geding wilde. Het dossier bevat eerder aanwijzingen van het tegendeel. In dat verband slaat de raad acht op (de emails over) de betrokkenheid van Everts Juridisch Advies en op de stelling van verweerster dat klager aan haar heeft medegedeeld dat hij niet terug wilde keren naar de school of het onderwijs in het algemeen. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Klachtonderdelen b) en c)

4.3 De klachtonderdelen b) en c) lenen zich voor gezamenlijke behandeling. In klachtonderdeel b) wordt verweerster verweten dat zij een verkeerde inschatting van de zaak heeft gemaakt. In klachtonderdeel c) wordt verweerster verweten dat zij niet de juiste procedure heeft gevoerd.

4.4 Hoewel in het algemeen verschillend kan worden gedacht over de vraag of niet gelijktijdig met de klacht bij de Commissie van Beroep een kort geding bij de kantonrechter voor de hand had gelegen, is de raad op grond van het dossier en de behandeling van de klacht ter zitting van oordeel dat verweerster niet kan worden verweten in dit geval een verkeerde inschatting te hebben gemaakt. De raad kent in dat verband waarde toe aan de email van verweerster van 8 augustus 2012 waarin klager is geïnformeerd over de verschillende mogelijkheden, de communicatie die is gevoerd over de afspraak met de school en de uitleg van verweerster dat klager haar heeft medegedeeld dat hij niet terug wilde keren naar de school of het onderwijs in het algemeen. Het klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Klachtonderdeel d)

4.5 In klachtonderdeel d) wordt verweerster verweten dat zij klager niet persoonlijk heeft uitgenodigd om mondeling van gedachten te wisselen over de mogelijkheden in deze zaak. De raad heeft op grond van het dossier en de behandeling van de klacht ter zitting niet kunnen vaststellen of klager daadwerkelijk is uitgenodigd voor een gesprek bij verweerster. Wel blijkt dat verweerster klager op 21 januari 2013 heeft voorgesteld dat de bespreking bij haar op kantoor zou worden uitgesteld, gelet op het bericht van de commissie van beroep. Ter zitting heeft klager ook te kennen gegeven dat er een voornemen bestond om een voorbespreking op het kantoor van verweerster te houden. Het klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht jegens verweerster in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, B. Roodveldt, B.J. Sol en M. Ynzonides, leden, bijgestaan door mr. J.G. Geertsma als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 augustus 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 augustus 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl