Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-01-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:9

Zaaknummer

6798

Inhoudsindicatie

Niet gebleken van onjuistheid van informatie. Advocaat wederpartij heeft grenzen van vrijheid niet overschreden. Ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 17 januari 2014

in de zaak 6798

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

’s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 6 mei 2013, onder nummer H 272-2012, aan partijen toegezonden op 6 mei 2013, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als LJN YA 4347.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 16  mei 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder;

- brief van klager d.d. 1 augustus 2013;

- brief van klager d.d. 30 september 2013;

- brief van klager d.d. 23 oktober 2013.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 11 november 2013, waar klager en verweerder, vergezeld van zijn gemachtigde zijn verschenen. Beide partijen hebben gepleit aan de hand van een pleitnota.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1. hij onwaarheden heeft gedebiteerd in een brief waarbij het voornemen tot ontslag van klager werd aangekondigd (brief van 21 juli 2009) en deze onwaarheden heeft herhaald in zijn geschriften naar aanleiding van het aanvechten van het definitieve ontslagbesluit van 27 oktober 2009 voor de bezwaaradviescommissie, de rechtbank te Roermond en de Centrale Raad van Beroep;

2. hij in de procedure over klagers beoordeling in 2007 in strijd met de waarheid ter rechtbankzitting van 30 september 2009 heeft gesteld dat klager “gestuurde getuigenverklaringen” als bewijs voor zijn goed functioneren op de werkvloer heeft bijgesloten;

3. hij in diverse stukken en bij diverse gelegenheden in strijd met de waarheid en bovendien ongepast suggestieve informatie heeft verstrekt over klagers gezondheidstoestand.

4 FEITEN

4.1 De raad heeft de volgende feiten vastgesteld, die in hoger beroep niet zijn betwist en derhalve het hof tot uitgangspunt dienen.

4.2 Verweerder heeft opgetreden als advocaat van het college van Burgemeester en Wethouders (hierna: B&W) van de gemeente N. Verweerder heeft juridische bijstand verleend in de besluitvormingsprocedure die B&W hebben gevolgd in het kader van een functionerings- en verbetertraject en vervolgens het ontslag van klager. Bij besluit van 27 oktober 2009 hebben B&W klager met ingang van 1 november 2010 ontslag verleend.

4.3 De voorzieningenrechter van de rechtbank heeft bij uitspraak van 1 december 2010 onder kortsluiting van het aanhangige beroep het beroep tegen het ontslagbesluit ongegrond verklaard en het verzoek voorlopige voorzieningen afgewezen.

4.4 De Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) heeft bij tussenuitspraak van 3 november 2011 geoordeeld dat aan klager geen reële verbetermogelijkheden zijn geboden in 2008 en 2009 en dat het ontslag aan klager als voldongen feit is gepresenteerd. Daarom waren B&W niet bevoegd klager te ontslaan vanwege onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de vervulling van zijn functie. B&W mochten hem wel ontslaan vanwege een ernstige en langdurige verstoring van de arbeidsverhouding, doch in dat laatste kader hebben B&W - aldus de CRvB - nagelaten een passende regeling te treffen. Dit gebrek moest worden hersteld binnen twaalf weken na datum tussenuitspraak. In de einduitspraak van 2 augustus 2012 heeft de CRvB het besluit van B&W, waarbij een regeling wordt voorgesteld, vernietigd en zelf voorzien in een regeling.

4.5 Op 7 augustus 2012 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken. Voorts heeft klager een klacht ingediend tegen een aantal ambtenaren van de gemeente N bij de NO. Verder heeft klager de gemeenteraad verzocht om een onafhankelijk integriteitsonderzoek te laten verrichten en heeft hij een strafrechtelijke aangifte gedaan tegen zes personen wegens ambtsmisbruik en smaad.

5 BEOORDELING

5.1 De raad heeft tot uitgangspunt genomen dat het hier een klacht betreft over het optreden van de advocaat van de wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht geldt dat ervan moet worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem in overleg met zijn cliënt passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de wederpartij worden beknot. Deze vrijheid is niet onbeperkt: de advocaat dient ervoor te waken dat de belangen van de wederpartij niet nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.

5.2 Klachtonderdeel 2 met betrekking tot de door verweerder gehanteerde term  “gestuurde getuigenverklaringen”  is ter zitting van het hof ingetrokken, zodat de grief van klager, die op dit klachtonderdeel betrekking heeft, geen verdere behandeling behoeft.

5.3 Met zijn eerste grief richt klager zich tegen de ongegrondverklaring van klachtonderdeel 1, daartoe stellende dat verweerder onwaarheden heeft gedebiteerd door voorafgaand aan en in de ontslagprocedure van klager aan te voeren dat in verband met klagers functioneren bij herhaling verbetergesprekken met hem hebben plaatsgevonden.

5.4 Het hof overweegt dienaangaande als volgt. Een advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. Het hof is van oordeel dat daarvan in het onderhavige geval niet is gebleken. Uit de stukken van het dossier valt af te leiden dat in de jaren voorafgaand aan de ontslagprocedure een aantal gesprekken heeft plaatsgevonden tussen klager en diverse ambtenaren van de gemeente N omtrent functie gerelateerde onderwerpen. Verweerder heeft zich vervolgens in de ontslagprocedure namens zijn cliënt op het standpunt gesteld dat met klager gesprekken hebben plaatsgevonden, waarbij verbeterpunten aan de orde zijn geweest. Het hof is van oordeel dat verweerder aldus niet de grenzen heeft overschreden van de vrijheid die hij als advocaat van de wederpartij had, en dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5.5 Het onderzoek in hoger beroep met betrekking tot klachtonderdeel 3 heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in 5.8 en 5.9 van de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.6 Het voorgaande brengt mee dat de grieven falen.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

  bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  's Hertogenbosch van 6 mei 2013 gewezen onder nummer H 272-2012.

Aldus beslist op 11 november 2012 door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, A. Minderhoud, P.T. Gründemann en G.J. Niezink, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier , en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2014.