Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-10-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:352

Zaaknummer

62/14

Inhoudsindicatie

De advocaat van de wederpartij van klager heeft een ruime mate van vrijheid bij de wijze waarop hij het standpunt van zijn cliënt verwoord. Deze vrijheid is niet onbeperkt; zo mag hij zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij. In dat geval was daarvan geen sprake; De klacht is kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 8 oktober 2014

in de zaak 62/14

naar aanleiding van de klacht van:

 

mevrouw [    ] en de heer [    ]

klagers

 

tegen:

mr. [    ]

verweerder

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de waarnemend deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 10 september 2014 met kenmerk 2013 KNN160, door de raad ontvangen op 12 september 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.2    Klagers zoon P. was bevriend met de minderjarige L.

Op 30 oktober 2012 heeft er tussen P. en L. chat-/webcamsessie plaatsgevonden waarbij ieder van hen zich in hun eigen ouderlijk huis bevond. Tijdens een korte onderbreking van deze chatsessie heeft P. zich door middels van ophanging in zijn kamer van het leven beroofd.

1.3    Via hun rechtsbijstandverzekeraar hebben klagers zich gewend tot de ouders van L. met een aantal vragen omtrent de gemoedstoestand van hun zoon in de laatste minuten van zijn leven.

1.4    Verweerder heeft de belangen behartigd van de ouders van L. De moeder van L. is als officemanager werkzaam op het kantoor van verweerder.

 

2    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder zich naar aanleiding van vragen van de rechtsbijstandsverzekeraar aan de ouders van L. bij de beantwoording van die vragen beledigend, veroordelend, beschuldigend en onnodig kwetsend en grievend heeft uitgelaten. Dit is vastgelegd in een brief van verweerder van 27 augustus 2013 aan de rechtsbijstandverzekeraar van klagers.

 

Toelichting

Het betreft onder meer de navolgende passages:

-    “Uw cliënten hebben zich een slachtofferrol aangemeten en ik zet daar een vraagteken bij. Uw cliënten menen L. te kunnen aanwijzen als dader, maar dat is volkomen misplaatst. Juist L. is slachtoffer….;

-    Uw cliënten kunt u slechts adviseren zelf hulp te zoeken om het verlies dragelijk te maken. Daarmee kunnen vragen aan de orde komen: wat er mis is gegaan in de communicatie met onze zoon, wat er mis is gegaan in de verzorging en opvoeding? Moet er niet meer tijd besteed worden om de schuldvraag bij jezelf te leggen in plaats van te wijzen naar anderen?..;

-    aan uw schaamteloze verzoek….;

-    mijn cliënten mogen hopen dat wat P.P. L. heeft aangedaan zodanig weggemasseerd kan worden dat zij in haar latere leven daar geen last meer van heeft….: (P.P is klagers zoon en L. zijn vriendin – voorzitter)

-    de wijze waarop uw cliënten achter haar aanjagen wordt gezien als zijnde niet in het belang van L., erger nog, de handelwijze heeft tot gevolg dat haar welzijn wordt aangetast. De wijze van navolgen wordt ervaren als stalking en ook daar is een wetsartikel over geschreven in het Wetboek van Strafrecht. Het stalken  van minderjarigen door meerderjarigen is nog strafverhogend…”

-    zou ik u mogen meegeven uw cliënten op het hart te drukken hun kwaadaardige acties jegens L. met onmiddellijke ingang te staken?” (afkortingen – voorzitter)

Voorts schrijft verweerder in bovengenoemde brief over

-    “twee diep treurende volwassen ouders in het diepste verdriet dat hun is overkomen en daarnaast een door de wol geverfde onafhankelijke mediator en daar zet je een onervaren in de war zijnde 16-jarige meisje tegenover!”

Deze reactie op een vraag over een gesprek is volstrekt onbetamelijk.

 

3    VERWEER

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.1    Verweerder heeft aangevoerd dat klagers niet-ontvankelijk zijn in hun klacht. De brief waarover zij klagen was met name gericht op het optreden van de medewerker van de rechtsbijstandverzekeraar.

3.2    Voor zover klagers ontvankelijk zijn in hun klacht voert verweerder aan dat hij ook de belangen behartigt van de minderjarige L., die ernstig te lijden heeft onder de situatie, met name door de wijze waarop zij in deze zaak door klagers is achtervolgd. Zij is thans in behandeling voor psychologische hulp. De desbetreffende brief van verweerder bevat op geen enkele wijze veroordelende en beschuldigende bewoordingen aan het adres van klagers. Er is evenmin sprake van onnodig kwetsend en grievend taalgebruik. De inhoud van de brief van de medewerker van de rechtsbijstandverzekeraar waarin mediation werd gekoppeld aan het doen van aangifte bij justitie ter zake van een vermeende overtreding van de artikelen 294 en 450 Wetboek van Strafrecht (onder meer betrekking hebbend bij hulp bij zelfdoding) heeft de ouders van L. zeer aangegrepen. Weliswaar heeft de medewerker van de rechtsbijstandverzekeraar een eigen verantwoordelijkheid, maar klagers moeten de inhoud van deze brief wel hebben goedgekeurd.

Er is geen sprake van onnodig grievende bewoordingen aan het adres van klagers. Overtreding van Gedragsregel 31 is niet aan de orde en de klachten dienen te worden afgewezen.

 

4    BEOORDELING

4.1    Klagers zijn wel ontvankelijk in hun klacht . De gewraakte brief is immers voor hen bestemd.

4.2    Voorts stelt de voorzitter vast dat het in dezen gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager, waarbij volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn/haar cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn/haar cliënt,  goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat

1.    zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij;

2.    feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn;

3.    (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn/haar cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

4.3    Met betrekking tot de onder 2 genoemde beperking dient voorts in het oog te worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn/haar cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat deze cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

4.4    De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen en wel aan het criterium of verweerder zich onnodig grievend heeft uitgelaten jegens klagers.

4.5    De voorzitter overweegt dat de toon van de brief van verweerder van 27 augustus 2013 weinig blijk geeft van inlevingsvermogen met betrekking tot het onvoorstelbare verdriet dat klagers is overkomen. Het ware beter geweest als in deze situatie andere bewoordingen waren gekozen. De voorzitter is echter van oordeel dat geen sprake is tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, temeer daar verweerder in de gewraakte passages het standpunt van zijn cliënten heeft verwoord. Tevens betrekt de voorzitter bij zijn oordeel het feit dat genoemde brief  een reactie is op de brief van de rechtsbijstandverzekeraar van klagers van 23 augustus 2013 die evenmin weinig blijk geeft van inlevingsvermogen, in dat geval jegens het vriendinnetje van de zoon van klagers, die ook  emotioneel volstrekt ontdaan is geweest. De voorzitter komt dan ook tot het oordeel dat onder de geschetste omstandigheden de klacht als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen.

 

BESLISSING

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.

 

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 8 oktober 2014.

 

griffier                                                                  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende post verzonden aan:

-    klagers

 

en per gewone post aan:

-    klagers

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland.

 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Arnhem - Leeuwarden, Postbus 399, 9400 AJ  Assen (fax: 0592-305759). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.