Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-09-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:257

Zaaknummer

14-220A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Diverse klachten tegen eigen advocaat over kwaliteit en snelheid dienstverlening ongegrond. Onwelgevallige reactie wederpartij betekent niet dat verweerster werk niet goed deed. Klachten met betrekking tot in rekening gebrachte werkzaamheden en voorschot ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 18 september 2014

in de zaak 14-220A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 21 augustus 2014 met kenmerk 40-14-0214, door de raad ontvangen op 22 augustus 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager heeft zich op 26 september 2013 tot verweerster gewend met het verzoek het volledige leerlingdossier van zijn dochter op te vragen bij de voormalige basisschool van zijn dochter ('de school") evenals afschriften van alle correspondentie die de school met derden heeft gevoerd. Achtergrond van zijn verzoek was het feit dat de school op basis van ongegronde vermoedens een melding bij het Advies & Meldpunt Kindermishandeling had gedaan ten aanzien van de dochter van klager.

1.3 Per e-mail van 27 september 2013 aan klager heeft verweerster de opdracht bevestigd, een conceptbrief aan de school bijgevoegd, de financiële voorwaarden uitgelegd en haar algemene voorwaarden toegezonden. Verweerster vermeldt, voor zover hier relevant:

"Wij bespraken dat deze kwestie niet in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand en dat u mij op basis van mijn uurtarief van € 140,00 per uur, te vermeerderen met 6% kantoorkostsen en 21% BTW, voor mijn werkzaamheden zult betalen. Ik bevestig dat u mij een voorschot van € 150,00 heeft voldaan. Indien mijn declaraties niet tijdig worden betaald (de betalingstermijn is twee weken) dan kan ik geen werkzaamheden voor u verrichten."

1.4 De brief aan de school werd op 30 september 2013, na akkoord van klager, verzonden. Omdat een inhoudelijke reactie van de advocaat van de school, mr. A, aan wie de school de brief begin oktober had doorgestuurd uitbleef, heeft verweerster mr. A bij e-mail van 12 november 2013 gerappelleerd. Een week voordien had klager verweerster verzocht mr. A te rappelleren.

1.5 Mr. A heeft verweerster vervolgens op 15 november 2013 bericht dat hij het dossier uit zijn extern archief zou halen en hoopte de week daarop inhoudelijk te kunnen berichten. Omdat een reactie uitbleef, heeft verweerster mr. A bij e-mail van 18 december 2013 verzocht haar binnen vijf werkdagen inhoudelijk te berichten.

1.6 Op 13 januari 2014 heeft klager verweerster verzocht om namens hem schadevergoeding te eisen. Klager had daartoe een brief opgesteld en verzocht verweerster deze juridisch te corrigeren en naar de wederpartij te sturen.

1.7 Op 15 januari 2014 heeft verweerster telefonisch contact opgenomen met mr. A en opnieuw om de stukken gevraagd. Mr. A liet daarop weten dat alle relevante stukken door de school aan de nieuwe basisschool van klagers dochter zijn overgedragen en dat alle handgeschreven notities zijn vernietigd. Mr. A heeft dezelfde dag voorts per e-mail aan verweerster bericht dat de school voorafgaand aan de tussen klager en de school gevoerde klachtprocedure kopieën van alle documenten uit het schooldossier aan klager heeft verstrekt en dat de school geen documenten bezit die klager nog niet heeft.

1.8 Verweerster heeft klager hierover op 28 januari 2014 per e-mail geïnformeerd en voorts gereageerd op klagers verzoek om schadevergoeding te eisen. Verweerster heeft klager erop gewezen:

"dat in Nederland het wettelijk stelsel niet heel erg gericht is op immateriële schadevergoeding (ander nadeel dan vermogensschade). Slechts in uitzonderlijke gevallen worden dit soort vergoedingen toegewezen. Immateriële schadevergoeding zou kunnen worden toegewezen als er psychische storingen zijn toegebracht, die zo erg zijn dat zij een aantasting in de persoon opleveren. Wanneer er sprake is van een meer of minder psychisch onbehagen of een gekwetst gevoel is dat niet voldoende. Ik wijs erop dat uw huisarts dit niet kan beoordelen. Dat kan uitsluitend een specialist op het gebied van psychische klachten."

1.9 Bij e-mail van 30 januari 2014, waarin hij vermeldt dat deze niet onder het betaald advies valt, heeft klager verweerster bericht zwaar teleurgesteld te zijn dat verweerster niet in staat is geweest binnen 4 maanden

"de taak uit te voeren het leerlingdossier van mijn dochter - waarop ik recht heb - van de tegenpartij [de school] - te krijgen."

1.10 Klager stelde voorts dat in het bewuste dossier bewijzen zijn te vinden voor een onrechtmatige daad van het schoolpersoneel en bestrijdt voorts de juistheid van de reactie van mr. A.

1.11 Verweerster heeft klager de volgende dag per e-mail laten weten dat zij uitsluitend werkzaamheden kan verrichten op basis van haar eerder meegedeelde uurtarief en klager derhalve een declaratie zou ontvangen. Voorts heeft verweerster klager bericht dat zij niets meer voor klager kan betekenen, omdat de school meent niet meer stukken te hebben dan klager reeds in zijn bezit heeft. Met betrekking tot het vorderen van immateriële schadevergoeding heeft verweerster - in aanvulling op haar eerdere e-mail daarover - laten weten dat wanneer vast staat dat er sprake is van een onrechtmatige daad, die aansprakelijkheid oplevert, klager voor een vordering tot schadevergoeding wel moet aantonen dat er schade is geleden die voor vergoeding in aanmerking komt. Verweerster heeft klager tot slot verzocht haar te berichten of zij nog werkzaamheden voor hem diende te verrichten of dat zij het dossier kon sluiten.

1.12 Klager heeft verweerster in zijn e-mail van 4 februari 2014, wederom met de aanhef dat de brief niet onder betaald advies valt, gevraagd of verweersters kantoor een klachtregeling heeft en of zij is aangesloten bij de Geschillencommissie. Voorts heeft klager verweerster verzocht uitsluitend schriftelijk en binnen tien werkdagen het volledige leerlingdossier van de school "te ontvangen" en zijn vragen te beantwoorden.

1.13 Verweerster heeft diezelfde dag geantwoord dat zij haar werkzaamheden conform afspraak bij klager in rekening zou brengen en dat zij mr. A (eveneens op 4 februari 2014) per e-mail heeft verzocht om alle stukken die nog in het bezit zijn van de school aan haar te sturen, hoewel de school meent dat deze stukken reeds in klagers bezit zijn. Verweerster heeft klager verwezen naar haar kantoorgenoot voor het geval hij het niet eens is met haar werkwijze en klager voorts verzocht om - indien hij een klacht zou indienen bij de deken - haar te bevestigen dat zij haar werkzaamheden kan staken en het dossier kan sluiten. Klager heeft hierop niet gereageerd.

1.14 Klager heeft de eerste vier declaraties van verweerster voldaan. Op de laatste, nog openstaande declaratie van EUR 346,54 is het door klager betaalde voorschot van EUR 150 in mindering gebracht.

1.15 Op 17 maart 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

a) er niet in geslaagd is de aan haar verstrekte opdracht deugdelijk uit te voeren;

b) de zaak van klager heeft verprutst, onnodig veel tijd heeft verspeeld en tegen de afspraak en de belangen van klager heeft gehandeld;

c) tegen de afspraak in telefonisch contact met de wederpartij heeft opgenomen en klager hierover niet heeft geïnformeerd;

d) pogingen van klager om samen tot een oplossing te komen onterecht in rekening heeft gebracht;

e) de waarborgsom van EUR 150 nergens heeft genoemd.

3 BEOORDELING

3.1 De klachtonderdelen a), b) en c) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

3.2 De voorzitter overweegt dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

3.3 De voorzitter stelt vast dat verweerster overeenkomstig de aan haar verleende opdracht de door klager gewenste stukken bij de (advocaat van de) school heeft opgevraagd. Dat de daarop volgende reactie, te weten dat klager alle stukken die nog bij de school aanwezig waren al in zijn bezit had en dat alle handgeschreven notities zijn vernietigd, klager niet welgevallig was, valt verweerster niet aan te rekenen en betekent niet dat zij haar werk niet goed heeft gedaan. Naar aanleiding van klagers aanvullende verzoek om (immateriële) schadevergoeding te vorderen van de school heeft verweerster er op gewezen dat een dergelijke vordering bij uitzondering wordt toegewezen en dat klager daarvoor het nodige zou moeten aantonen. Niet valt in te zien dat verweerster aldus in strijd met de hiervoor bedoelde professionele standaard heeft gehandeld.

3.4 De voorzitter overweegt voorts dat een advocaat gehouden is de aan hem/haar toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen. Verweerster heeft telkens binnen enkele dagen of dezelfde dag gereageerd op berichten van klager en heeft kort na het aannemen van de opdracht een brief gestuurd aan de school. Voorts heeft verweerster de wederpartij herhaaldelijk gerappelleerd toen een reactie uitbleef. Dat verweerster te traag heeft opgetreden is de voorzitter gelet op het klachtdossier dan ook niet gebleken. Verweerster heeft betwist dat zij met klager heeft afgesproken dat zij de school, althans mr. A, niet telefonisch zou benaderen. Tegenover deze betwisting heeft klager geen concrete feiten en omstandigheden gesteld, laat staan aangetoond, op grond waarvan de voorzitter kan vaststellen dat de gestelde afspraak is gemaakt. Eerst op 4 februari 2014 heeft klager verweerster immers verzocht de stukken uitsluitend schriftelijk op te vragen. Daargelaten dat het bestaan van de afspraak op het moment dat verweerster belde met mr. A niet kan worden vastgesteld, is de voorzitter met verweerster van oordeel dat het gangbaar is dat er telefonisch contact plaatsvindt wanneer een partij niet reageert op berichten en dat het in het belang van klager was dat verweerster telefonisch navraag deed. Ook overigens biedt het klachtdossier geen aanknopingspunten om aan te nemen dat verweerster tegen de belangen van klager heeft gehandeld.  

3.5 Gelet op al het voorgaande is het handelen en de advisering van verweerster niet in strijd met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. De klachtonderdelen a), b) en c) zijn kennelijk ongegrond.

3.6 Ten aanzien van klachtonderdeel d) overweegt de voorzitter dat verweerster in haar e-mail van 27 september 2013 aan klager, waarin zij de opdracht van klager heeft aanvaard, de financiële consequenties van haar dienstverlening heeft vermeld en inzicht heeft gegeven in de wijze waarop zij zal declareren. Verweerster heeft voorts in reactie op de e-mails van klager, waarboven klager heeft vermeld dat deze niet onder het betaalde advies vallen, aan klager duidelijk gemaakt dat haar werkzaamheden overeenkomstig de opdrachtbevestiging in rekening zullen worden gebracht. Er kon bij klager dan ook geen misverstand over bestaan dat hij voor de werkzaamheden van verweerster ter uitvoering van de aan haar verleende opdracht diende te betalen. Voor zover klager met het in dit klachtonderdeel gemaakte verwijt bedoelt dat verweerster werkzaamheden, die zien op het oplossen van een verschil van inzicht tussen klager en verweerster over de aanpak van de zaak in rekening heeft gebracht, is voor een dergelijk verwijt geen steun te vinden in het klachtdossier. Dit klachtonderdeel is derhalve kennelijk ongegrond.

3.7 Ten aanzien van klachtonderdeel e) overweegt de voorzitter dat de veronderstelling van klager, dat het door hem betaalde bedrag van EUR 150 een waarborgsom is, onjuist is. Zoals blijkt uit de door verweerster aan klager verzonden opdrachtbevestiging van 27 september 2013 betreft dit bedrag een voorschot. Uit het klachtdossier blijkt voorts dat verweerster het bedrag van EUR 150 conform de toepasselijke algemene voorwaarden, die aan klager zijn toegezonden, verrekend heeft met de laatste nog openstaande declaratie. Bij gebreke van feitelijke grondslag is dit klachtonderdeel eveneens kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo, griffier, op 18 september 2014.

griffier   voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 18 september 2014 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

-  verweerster

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.