Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-12-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2014:390
Zaaknummer
14-91
Inhoudsindicatie
Slepende echtscheiding. Klacht over advocaat wederpartij dat deze vele zo niet alle aanschrijvingen van klaagsters advocaat heeft genegeerd en ook klaagster zelf niet heeft geantwoord, alsmede terugbelverzoeken heeft genegeerd. Oordeel raad dat verweerster niet evident te traag heeft gereageerd op brieven klaagsters advocaat. Op terugbelverzoeken van klaagster zelf mócht zij ook niet reageren.
Uitspraak
Beslissing van 22 december 2014
in de zaak 14-91
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 13 juni 2014 met kenmerk […], door de raad ontvangen op 16 juni 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is eerder behandeld ter zitting van de raad van 25 augustus 2014 in aanwezigheid van verweerster, vergezeld van haar voormalige kantoorgenote en patroon, mr. [A], en is later opnieuw door de raad in andere samenstelling behandeld ter zitting van 3 november 2014 in aanwezigheid van alleen klaagster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de hiervoor onder 1.1 genoemde aanbiedingsbrief van de deken met bijlagen, alsmede van de tot 1 september 2013 door verweerster in de zaak van klaagster gevoerde correspondentie.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerster heeft klaagsters ex-echtgenoot inzake de echtscheiding bijgestaan in de periode van december 2012 tot 1 september 2013. Zij heeft die zaak destijds overgenomen van mr. [B]. De echtscheiding dateert van 24 april 2013.
2.3 Bij de stukken heeft de raad een e-mail van bureau jeugdzorg van 20 december 2012 aangetroffen aan onder meer klaagster waaruit blijkt dat het toen niet goed ging met de man, dat hij kort tevoren een suïcidepoging had gedaan, en dat er 24 uur per dag iemand bij hem was om te voorkomen dat hij opnieuw een suïcidepoging zou doen.
2.4 Klaagster en haar man hadden een eigen zaak, die zij, zo begrijpt de raad, als gevolg van de scheidingsperikelen hebben moeten staken. De man verleende volgens klaagster geen medewerking tot uitschrijving uit de registers van de Kamer van Koophandel. Voorts bezaten zij en haar man twee woningen, een in Nederland en een in Spanje. De man heeft de echtelijke woning buiten klaagster om een tijd lang verhuurd zonder de huurinkomsten te verantwoorden, en heeft lange tijd de hypotheeklasten niet voldaan. De vrouw heeft in kort geding vonnis gevraagd en op 23 januari 2013 gekregen tot ontruiming van de huurder. De man heeft hangende het scheidingsproces nog een krediet van € 50.000,00 opgenomen. Voor die laatste schuld is beslag gelegd op de echtelijke woning. De bank is inmiddels overgegaan tot de executoriale verkoop van de woning. De man verleende geen medewerking aan althans dacht niet mee over exploitatie dan wel verkoop van het huis in Spanje. Behalve de hypotheekschuld waren er andere schulden waarvoor door de schuldeisers verhaal bij klaagster werd en wordt gezocht. Klaagster zit thans in een schuldsanering. Zij draagt alleen de zorg voor haar twee kinderen.
2.5 Op 18 maart 2012 heeft een kort geding plaats gevonden waarin klaagster van de man heeft gevorderd zich te verantwoorden met betrekking tot de inning van de huurpenningen, de inmiddels ontruimde woning op zijn kosten terug te brengen in de oude staat voor verhuur, en mee te werken aan onderhandse verkoop en bij gebreke daarvan het in de plaats laten treden van het vonnis daartoe. De man heeft zich in die procedure niet door verweerster (willen) laten bijstaan.
2.6 In de periode dat verweerster voor de man optrad liep een verdelingsprocedure waarin verweerster zich op 16 mei en 18 juni 2013 heeft uitgelaten.
2.7 Op faxbrieven van klaagsters advocaat van 2 en 3 januari 2013 heeft verweerster geantwoord bij fax van 9 januari 2013.
Na een viertal eerdere faxen en mails, in de periode van 14 januari tot 13 februari 2013, heeft klaagsters advocaat bij mail van 13 februari 2013 aan verweerster gevraagd om verhinderdata voor een kort geding tot het verkrijgen van onder meer medewerking van de man aan onderhandse verkoop. Daarop heeft verweerster gereageerd per fax van 14 februari 2013, waarin zij heeft laten weten dat haar cliënt reeds een volmacht tot onderhandse verkoop had gegeven.
Op de vraag van klaagsters advocaat of de dagvaarding aan haar kantoor kon worden betekend heeft verweerster diezelfde dag – 6 maart 2013 – telefonisch verzocht de dagvaarding aan haar cliënt te laten betekenen.
Nadat het kort geding had plaats gevonden en klaagsters advocaat tijdens een schorsing overleg met de man had gevoerd, heeft klaagsters advocaat op 22 maart 2013 opnieuw verweerster aangeschreven en onder meer erop aangedrongen dat de man met een voorstel zou komen voor exploitatie of verkoop van het appartement in Spanje. Daar is niet door verweerster op gereageerd. Op 8 en 17 april 2013 heeft klaagsters advocaat opnieuw bij verweerster aan de bel getrokken over het verzaken door de man in een veelvoud aan financiële aangelegenheden. Daarop heeft verweerster bij fax van 23 april 2013 laten weten dat zij op 25 april 2013 een bespreking met de man zou hebben.
Na rappel van 1 mei 2013 heeft verweerster op 2 mei 2013 geantwoord. Daarin maakt zij onderscheid tussen de kwesties waarin zij de man niet en wel bijstaat. Zij heeft daarin aangegeven dat het inkomen van de man het inlossen van achterstanden niet toelaat, dat hij klaagster niet kan faciliteren in een reis naar Spanje om daar verhuur van het appartement te realiseren, dat hij niet op de hoogte is van de brief van de bank van 22 april 2013 waarin de openbare verkoop van de echtelijke woning is aangekondigd, dat de woning inmiddels te koop staat en dat hij medewerking verleent aan onderhandse verkoop.
In haar e-mail van 1 mei 2013 refereert klaagsters advocaat aan het contact dat klaagster met verweersters kantoorgenoot mr. Leijzer heeft gehad, die daarin heeft geopperd dat een viergesprek wellicht het overleg tussen partijen zou kunnen vlottrekken.
2.8 Bij e-mail van 11 november 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:
a) vele zo niet alle aanschrijvingen van klaagsters advocaat heeft genegeerd en ook klaagster zelf niet heeft geantwoord;
b) terugbelverzoeken heeft genegeerd.
3.2 Klaagster was op het moment van de klacht al drie jaar in een slepende echtscheiding verwikkeld en kreeg geen enkele medewerking van haar ex-echtgenoot. De problemen stapelden zich op. Er kon bij gebrek aan een adequate beantwoording door verweerster van de brieven van klaagsters advocaat niet op constructieve wijze toegewerkt worden naar een regeling.
3.3 Klaagster is afhankelijk van de communicatie tussen de advocaten omdat de man bij / na zijn veroordeling wegens mishandeling van haar een contactverbod van 3 jaar opgelegd heeft gekregen.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft wel gereageerd op brieven van klaagsters advocaat. Klaagster kan niet verlangen dat op iedere brief van haar advocaat binnen de door deze gestelde (korte) termijnen wordt gereageerd.
4.2 Op brieven en telefoontjes van klaagster zelf heeft zij niet gereageerd, dat was haar niet toegestaan.
4.3 Van belang is voorts dat ook in de verdelingsprocedure standpunten zijn uitgewisseld.
5 BEOORDELING
5.1 Voorop staat dat ook naar vaste rechtspraak van het hof van discipline bij de beoordeling van een klacht over het optreden van een advocaat van de tegenpartij van de klager, ervan moet worden uitgegaan dat die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze, die hem – in overleg met zijn cliënt – passend voorkomt. Daarbij mag hij in het algemeen afgaan op hetgeen zijn cliënt hem heeft meegedeeld zonder verplicht te zijn de juistheid daarvan te onderzoeken, tenzij het gaat om feiten waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij niet waar zijn. De wederpartij zal zich dus slechts in uitzonderlijke gevallen over de wijze van belangenbehartiging kunnen beklagen. Voor de tuchtrechter staat daarbij de wijze waarop de advocaat de zaak behandelt slechts ter beoordeling voor zover de advocaat zich bij die behandeling jegens de wederpartij heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.
Ad klachtonderdeel a)
5.2 Niet is gebleken dat verweerster op vele zo niet alle aanschrijvingen van klaagsters advocaat niet heeft gereageerd. Uit het feitenrelaas onder 2 komt naar voren dat klaagsters advocaat wel beduidend vaker aan verweerster heeft geschreven dan dat verweerster dat omgekeerd deed, maar dat wil nog niet zeggen dat verweerster, nu dat getalsmatig niet gelijk op is gegaan, jegens klaagster tekort is geschoten.
5.3 De raad begrijpt wel dat klaagster in de situatie waarin zij zich bevond graag had gezien dat verweerster sneller had gereageerd op de veelvuldige verzoeken om informatie en medewerking van de man bij het vinden van een oplossing voor de vele problemen, maar verweerster was daarin mede afhankelijk van de wisselwerking met de man en hetgeen hij inhoudelijk aan beantwoording mogelijk maakte. De raad neemt hierbij tevens in aanmerking dat de man in die periode kennelijk, zo heeft de raad afgeleid uit de e-mail van bureau jeugdzorg, ook niet steeds mentaal stabiel is geweest. De beantwoording ging soms wel langzaam, maar niet zodanig langzaam dat het (wat de hier toe te passen tuchtrechtelijke norm betreft) evident te traag was.
5.4 Aan klaagster zelf mocht zij niet antwoorden, dat heeft verweerster aan haar uitgelegd.
5.5 Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
5.6 Dat verweerster terugbelverzoeken heeft genegeerd is niet aannemelijk geworden. Volgens verweerster heeft zij diverse malen telefonisch overleg met klaagsters advocaat gevoerd.
5.7 Voor zover dit verwijt ziet op telefoontjes van klaagster zelf geldt dat het verweerster niet was toegestaan zich buiten klaagsters advocaat om met klaagster te verstaan. Naar aanleiding van diverse telefoontjes van klaagster op 2 mei 2013 heeft verweerster diezelfde dag aan klaagsters advocaat verzocht haar cliënte erop te wijzen dat het haar niet vrij staat contact met haar te hebben. Tevens heeft zij daarbij aangegeven dat, indien klaagster een viergesprek wenste zij dat graag zou vernemen, zodat zij dat met haar cliënt kon bespreken.
5.8 De raad is dan ook van oordeel dat ook dit onderdeel van de klacht ongegrond is.
BESLISSING
De raad van discipline:
De klacht van klaagster tegen verweerster is ongegrond.
Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, E. Bige, J.R.O. Dantuma en C.J. Lunenberg-Demenint, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 december 2014.
griffier voorzitter